3.2.Ter onderbouwing van de naheffingsaanslag heeft de Heffingsambtenaar een ‘dossier naheffingsaanslag’ overgelegd. Hierin zijn onder meer de gegevens van het voertuig, de gegevens van de overtreding alsmede de verwerkingshistorie daarvan opgenomen. Het dossier vermeldt onder andere de volgende gegevens:
- Onder ‘Gegevens overtreding’ is het kenteken opgenomen, de datum en het tijdstip van de constatering, de gps-coördinaten van het voertuig, het adres, het nummer van de parkeerplaats en of er geparkeerd is.
- Onder ‘Verwerkingshistorie’ zijn de gegevens die de scanauto heeft gegenereerd verwerkt, onder vermelding van de datum en het tijdstip waarop de verwerking heeft plaatsgevonden. Daarbij is geconstateerd dat er geen geldige parkeerrechten zijn gevonden, een beeldcontrole heeft plaatsgevonden en later een nachtcontrole heeft plaatsgevonden. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
- Onder ‘Geo informatie’ zijn de gps-coördinaten van de locatie van de gescande auto opgenomen, waarbij op een via Google Maps gegenereerde kaart de locatie van het gescande voertuig met een pijl is weergegeven.
- Onder ‘Foto’s’ zijn tien foto’s van de auto opgenomen die door de scanauto ten tijde van de kentekenscan zijn genomen, waarbij de datum en het tijdstip waarop de foto’s zijn gemaakt zijn vermeld.
4. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“
Bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag
9. De naheffingsaanslag is opgelegd door [A B.V.] (h.o.d.n. [A B.V.] ). De gemeente Delft heeft het parkeerbeheer ondergebracht bij [B B.V.] , een 100% dochteronderneming van de gemeente. Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet mag in het kader van parkeerregulering een belasting worden geheven. Ingevolge artikel 231 van de Gemeentewet in samenhang met de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is het college van burgemeester en wethouders bevoegd daartoe een heffingsambtenaar aan te wijzen. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van Delft (het college) van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en op 24 november 2020 de directeur van [A B.V.] met terugwerkende kracht naar 1 januari 2020 heeft aangewezen als "ambtenaar belast met de heffing en invordering van parkeerbelasting in de gemeente Delft". Bij aanstellingsbesluit van 17 december 2019 heeft het college de directeur van [A B.V.] met ingang van 1 januari 2020 aangesteld als onbezoldigd gemeenteambtenaar van de gemeente Delft. Per diezelfde datum zijn ook de medewerkers van [A B.V.] als onbezoldigd gemeenteambtenaar aangesteld. In zijn hoedanigheid van heffingsambtenaar is de directeur van [A B.V.] op grond van artikel 20 AWR in samenhang met artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet bevoegd tot het opleggen van een naheffingsaanslag indien de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan. Volgens de verklaring van de heffingsambtenaar van 17 maart 2021 zijn alle medewerkers die volgens hun functieomschrijving als taak hebben het uitvoeren van fiscale parkeercontrole, bevoegd om naheffingsaanslagen op te leggen. Met de overgelegde stukken heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag bevoegdelijk is opgelegd. Dat sommige besluiten pas op 17 februari 2021 in het Gemeenteblad van de gemeente Delft zijn opgenomen maakt dat niet anders.
Bevoegdheid tot het doen van uitspraak op bezwaar
10. De uitspraak op bezwaar is gedaan door de heffingsambtenaar van de gemeente Delft en ondertekend door [C] . Artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat een mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Het besluit waartegen het bezwaar zich richt is de naheffingsaanslag die, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, krachtens mandaat is opgelegd door één van de parkeercontroleurs van [B B.V.] . De stelling van eiser dat de uitspraak op bezwaar niet bevoegd is genomen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel over de bevoegdheid van [C] om namens de heffingsambtenaar op het bezwaarschrift te beslissen. Aldus is de uitspraak op bezwaar eveneens bevoegdelijk gedaan.
Bevoegdheid tot vertegenwoordiging
11. Blijkens de overgelegde machtiging van 4 oktober 2021 heeft de heffingsambtenaar aan een aantal personen, waaronder [D] machtiging verleend om hem bij de behandeling van het beroep te vertegenwoordigen.
12. Verweerder heeft de door de scanauto tijdens de parkeercontroles genaakte foto's en uitdraaien uit het GPS-systeem overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze stukken en de gegeven toelichting, die de precieze datum, het tijdstip en de locatie vermelden waarop de scan is uitgevoerd, dat de auto op 13 juli 2020 10:54 uur geparkeerd stond aan de [naam straat] .
13. Voor zover eiser betoogt dat de foto's en/of de vastlegging van de GPS-coördinaten van de scanauto ontoelaatbaar zijn als bewijs, gaat dit betoog niet op. Door middel van het gebruik van foto's in combinatie met GPS-gegevens van de scanauto kan de heffingsambtenaar voldoen aan zijn bewijslast dat de belastbare feiten zich hebben voorgedaan (vgl. gerechtshof Den Haag 23 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1775 en gerechtshof Den Haag 28 augustus 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2348). De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze door verweerder ingebrachte gegevens en acht hem geslaagd in zijn bewijslast dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Nu de verschuldigde parkeerbelasting niet door eiser is voldaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. 14. Eiser heeft nog aangevoerd dat er geen mogelijkheid was om een naheffingsaanslag op te leggen, nu er geen aangifte is gedaan. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Door het parkeren van het voertuig is een belastbaar feit ontstaan. De aangifte bestaat hieruit dat men ingevolge artikel 234, tweede lid, van de Gemeentewet jo. artikel 13 van de Parkeerverordening Delft 2020 de parkeerapparatuur in werking stelt en daarna het verschuldigde bedrag voldoet. Nu dit laatste niet in gebeurd, is er aanleiding het verschuldigde bedrag na te heffen.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen