ECLI:NL:GHDHA:2019:1775

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
BK-18/00735 tot en met BK-18/00737
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting en bewijsvoering met scanauto's

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen, elk ter hoogte van € 62,70, zijn opgelegd omdat de heffingsambtenaar had vastgesteld dat de auto van belanghebbende geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslagen, met name de bewijsvoering die was gebaseerd op foto's gemaakt door scanauto's. De heffingsambtenaar had de bewijslast om aan te tonen dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, en voerde aan dat de foto's voldoende bewijs boden van het feit dat de auto op de aangegeven locaties geparkeerd stond. Tijdens de zitting verklaarde belanghebbende dat hij niet betwistte dat de auto geparkeerd stond zonder betaling van parkeerbelasting, maar hij stelde dat de wijze van bewijsvoering ontoelaatbaar was. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd en dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00735 tot en met BK-18/00737

Uitspraak van 23 april 2019

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] )
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: [B] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 9 mei 2018, nummers SGR 18/242, SGR 18/243 en SGR 18/244.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende zijn drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, elk ten bedrage van € 62,70. Dit bedrag bestaat uit € 1,70 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Ter zake is een griffierecht geheven van € 126. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandelingen van de zaak hebben plaatsgevonden ter zitting van 12 maart 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.
Aan belanghebbende zijn de volgende drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd:
Dagtekening
datum en tijd parkeren
plaats parkeren
1-09-2017
23-08-2017 23:22 uur
[C]
3-09-2017
24-08-2017 23:43 uur
[D]
3-09-2017
27-08-2017 22:44 uur
[D]
Genoemde locaties aan de Scheppingstraat zijn door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als parkeerplaatsen waar op die data en die tijdstippen slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
2.2.
De naheffingsaanslagen zijn, aldus staat in de naheffingsaanslagen vermeld, “opgelegd omdat tijdens een controle is geconstateerd dat (…) geen of niet voldoende parkeerbelasting is betaald”. De naheffingsaanslagen zijn vastgesteld door de directeur der Gemeentebelastingen.
2.3.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een schets gegeven van de door de gemeente Den Haag gehanteerde werkwijze bij het controleren of parkeerbelasting is voldaan. Deze schets luidt als volgt:
“De gemeente Den Haag maakt gebruik van scanauto’s om te controleren of parkeerbelasting is betaald voor geparkeerde voertuigen. De scanauto maakt een scan van het kenteken van een voertuig waarvan het vermoeden bestaat dat het geparkeerd staat op een fiscale parkeerplaats. De gps-gegevens van een geparkeerd voertuig worden na de scan geverifieerd in het Nationaal Parkeer Register (NPR) dat is gekoppeld aan een kaart waarop alle fiscale parkeerplaatsen in Den Haag zijn vastgelegd.
De scanauto maakt tijdens het voorbijrijden uit verschillende hoeken ook kleurenfoto's van het geparkeerde voertuig. Als vijf minuten na de scan geen parkeerbelasting is betaald voor het desbetreffende voertuig, worden de foto’s doorgezonden naar de Deskforce. Een medewerker (parkeercontroleur) van de Deskforce beoordeelt vervolgens aan de hand van de foto’s en een kaart van de locatie of er aanleiding is om het proces dat leidt tot het opleggen van een naheffingsaanslag en de bekendmaking van de aanslag voort te zetten.
Geen naheffingsaanslag wordt opgelegd als uit de foto’s duidelijk blijkt dat sprake is van laden en lossen of van in- of uitstappen. Er wordt ook geen naheffingsaanslag opgelegd als uit de foto’s blijkt dat het voertuig niet op een fiscale parkeerplaats staat. Als geen naheffingsaanslag wordt opgelegd, worden de foto’s door de medewerker van de Deskforce verwijderd.
In geval van twijfel of sprake is van parkeren in de zin van de Verordening, kan de medewerker van de Deskforce besluiten om een parkeercontroleur (de zogenoemde ‘Fieldforce’) naar de desbetreffende locatie te sturen. Er kan bijvoorbeeld twijfel zijn als op de foto’s is te zien dat de lampen van het voertuig aanstaan of dat er iemand in het geparkeerde voertuig zit. Ook als de foto’s onduidelijk zijn, kan worden besloten tot een nadere controle door een parkeercontroleur ter plaatse. Eventueel kan de medewerker van de Deskforce of de parkeercontroleur ter plaatse ook het kenteken van het voertuig of de locatie aanpassen indien daarvoor aanleiding is. Als de medewerker van de Deskforce op de foto’s ziet dat er niemand in het voertuig zit, de lampen niet aan staan, en er ook geen andere redenen tot twijfel zijn, wordt geen parkeercontroleur ingeschakeld, maar wordt het proces dat leidt tot het opleggen en bekendmaken van de naheffingsaanslag voortgezet.
‘s Nachts volgt er een ‘controlerun’ waarbij nogmaals wordt gecontroleerd of er parkeerbelasting is betaald voor het betreffende voertuig. Als uit deze controle alsnog blijkt dat binnen een bepaalde (vooraf vastgestelde) korte tijd voor of na de scan parkeerbelasting voor het gescande voertuig is betaald, wordt geen naheffingsaanslag opgelegd. Als na deze nachtelijke controle vaststaat dat binnen een tijdspanne van vijf minuten geen sprake is van een geldig parkeerrecht, wordt een naheffingsaanslag opgelegd.”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen:
“1. Op 23 augustus 2017 omstreeks 23:22 uur, 24 augustus 2017 omstreeks 23:43 uur en 27 augustus 2017 omstreeks 22:44 uur, stond de auto van [belanghebbende] met kenteken […] (de auto), geparkeerd aan de [C] te Den Haag (de locatie). Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde locatie, data en tijdstippen is door een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding hiervan zijn de naheffingsaanslagen aan eiser opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
4. [ Belanghebbende] stelt dat uit de door [de heffingsambtenaar] overgelegde foto’s niet kan worden afgeleid waar de auto feitelijk geparkeerd stond. Verder stelt [belanghebbende] dat de naheffingsaanslagen niet onder de ruitenwisser van zijn auto zijn achtergelaten, waardoor hij niet wist dat hij in overtreding was en drie maal voor dezelfde overtreding is beboet.
Zaaknummer SGR 18/242
5. Alvorens de zaak inhoudelijk te beoordelen, dient de rechtbank de ontvankelijkheid van het bezwaar vast te stellen. De naheffingsaanslag is gedagtekend 1 september 2017. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de naheffingsaanslag pas na die datum is verzonden, zodat de bezwaartermijn eindigde op 13 oktober 2017. Het bezwaarschrift is op 16 oktober 2017 door [de heffingsambtenaar] ontvangen. Nu [de heffingsambtenaar] de envelop waarin [belanghebbende] het bezwaarschrift heeft verzonden niet heeft overgelegd kan de dagtekening van de poststempel niet meer worden vastgesteld. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [belanghebbende] het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post heeft bezorgd. [De heffingsambtenaar] heeft het bezwaar van [belanghebbende] terecht ontvankelijk verklaard.
Zaaknummers SGR 18/242, SGR 18/243 en SGR 18/244
6. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de door [de heffingsambtenaar] overgelegde gegevens van de scanauto, de GPS-coördinaten, de foto’s en de door [de heffingsambtenaar] gegeven toelichting dat de desbetreffende GPS-coördinaten overeen komen met een fiscale parkeerplaats aan de [C] ter hoogte van de nummers [C] en [D] te Den Haag, voldoende vast komen te staan dat de auto van [belanghebbende] op de in 1 genoemde locatie, data en tijdstippen geparkeerd stond. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze door [de heffingsambtenaar] ingebrachte gegevens en acht [de heffingsambtenaar] geslaagd in zijn bewijslast dat de belastbare feiten zich hebben voorgedaan. Nu [belanghebbende] woonachtig is in de straat waar hij geparkeerd stond, acht de rechtbank het onaannemelijk dat [belanghebbende] niet op de hoogte was van het ter plaatse geldende parkeerregime. Het had hem dus duidelijk kunnen en moeten zijn dat op de locatie slechts geparkeerd kon worden tegen betaling van parkeerbelasting. In dat licht is voorts onbegrijpelijk dat [belanghebbende] kennelijk geen aanvraag voor een bewonersvergunning heeft ingediend. Nu de verschuldigde parkeerbelasting niet door [belanghebbende] is voldaan, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd.
7. Voor zover [belanghebbende] stelt dat het onredelijk is om binnen korte tijd meerdere aanslagen op te leggen, slaagt deze grond niet. De rechtbank overweegt dat [de heffingsambtenaar], gelet op het bepaalde in artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet, bevoegd is om op verschillende dagen en tijdstippen achter elkaar naheffingsaanslagen op te leggen. De parkeerbelasting is immers verschuldigd bij aanvang van het parkeren en het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, is één uur. [De heffingsambtenaar] is voorts niet verplicht een aankondiging af te geven van de naheffingsaanslag of de naheffingsaanslag direct bekend te maken:
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, hetgeen de heffingsambtenaar stelt en belanghebbende weerspreekt. Meer specifiek stelt belanghebbende dat de door de heffingsambtenaar overgelegde, met behulp van op een auto aangebrachte scanapparatuur gemaakte foto’s als bewijs van het feit dat de auto geparkeerd heeft gestaan op de in de naheffingsaanslagen vermelde locaties, ontoelaatbaar zijn dan wel tekortschieten.
4.2.
Voor de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de stukken van het geding.

Conclusies van partijen

5.1.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen.
5.2.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Vooropgesteld zij dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Ter zake geldt de vrije bewijsleer. Ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast heeft de heffingsambtenaar een aantal met behulp van scanauto’s gemaakte foto’s overgelegd waaruit volgens hem kan worden geconstateerd dat de auto op de onder 2.1. vermelde tijdstippen geparkeerd stond op parkeerplaatsen waar op die data en die tijdstippen slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
6.2.
Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat niet bestreden wordt dat de auto op evenvermelde tijdstippen op genoemde parkeerplaatsen geparkeerd heeft gestaan zonder parkeerbelasting te voldoen die wel verschuldigd was. Belanghebbendes bezwaar richt zich, aldus heeft belanghebbende ter zitting gespecificeerd, uitsluitend tegen de wijze waarop de heffingsambtenaar het bewijs heeft verkregen, te weten met foto’s gemaakt met behulp van scanauto’s, zonder daadwerkelijke menselijke tussenkomst.
6.3.
Dienaangaande geldt dat, nu belanghebbende niet heeft betwist dat de auto geparkeerd stond zonder dat ter zake parkeerbelasting is voldaan de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De wijze waarop de heffingsambtenaar de foto’s heeft verkregen die hij heeft gebruikt bij het opleggen van de naheffingsaanslagen, doet daar niet aan af. Immers van deze wijze van verkrijging kan niet gezegd worden dat zij zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat het gebruik van deze foto’s bij het opleggen van naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting ontoelaatbaar moet worden geacht.
6.4.
Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond; beslist dient te worden als hierna vermeld.

Proceskosten en griffierecht

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door E.M. Vrouwenvelder, H.A.J. Kroon, G.J. van Leijenhorst in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 23 april 2019 in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. Kroon.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.