Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.deGemeente Rotterdam,
Markthal Rotterdam B.V.,
Provastgoed Nederland B.V.,
deMarkthal.
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het arrest van dit hof van 7 december 2021 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2022;
- de memorie van grieven met betrekking tot ontvankelijkheid van Karmedia;
- de memorie van antwoord van de gemeente;
- de memorie van antwoord van Provastgoed c.s., met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- Voor zover Karmedia haar vorderingen in het algemeen belang heeft ingesteld kan zij daar niet in worden ontvangen, omdat het in strijd zou zijn met het Unierechtelijk doeltreffendheidsbeginsel als de nationale rechter bij dat ontvangen andere eisen zou stellen dan die voor het zijn van belanghebbende in de zin van artikel 108 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) en artikel 1 onder h) van de daarmee samenhangende Procedureverordening (EU) 2015/1589.
- Voor zover Karmedia haar vorderingen mede heeft ingesteld als groepsvorderingen kan zij daar evenmin in worden ontvangen, omdat zij na de gemotiveerde betwisting door de gemeente en Provastgoed c.s. onvoldoende heeft onderbouwd waarom de belangen van Metropop c.s. concreet dreigden te worden beïnvloed door de toekenning van de gestelde steun.
- Aan de hiervoor onder 4.2 sub iv) bedoelde vordering komt in dat verband geen zelfstandige betekenis toe omdat zij onderdeel en uitwerking is van het bredere staatssteunrechtelijke verwijt van Karmedia.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Artikel 3:305a lid 1 BW: Groepsvordering en algemeen belangvordering
groepsvorderingenheeft ingesteld, oordeelt het hof als volgt. In zijn hiervoor onder 3.4 bedoelde beschikking heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een justitiabele kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 108 lid 2 VWEU en artikel 1 onder h Procedureverordening als de betrokken steunmaatregel zijn situatie concreet dreigt te beïnvloeden. Daarvan kan sprake zijn wanneer die justitiabele wordt geraakt door concurrentievervalsing als gevolg van de steunmaatregel of onderworpen is aan een heffing die daar integrerend deel van uitmaakt en die in strijd met het uitvoeringsverbod wordt geïnd.
algemeen belangvorderingenheeft ingesteld, geldt het volgende. In zijn hiervoor onder 3.4 bedoelde beschikking heeft dit hof geoordeeld dat een stichting als bedoeld in artikel 3:305a BW zich alleen kan beroepen op de opschortingsplicht van artikel 108 lid 3 VWEU wanneer zij ingevolge haar statuten de belangen bundelt van personen waarvan de belangen door artikel 108 lid 3 VWEU worden beschermd en die zich bij de nationale rechter kunnen beroepen op deze bepaling, en dat Karmedia daarom niet ontvankelijk was in haar vorderingen als zij zich met betrekking tot die bepaling opstelt als behartiger van het algemeen belang. De Hoge Raad heeft dat oordeel in cassatie in stand gelaten en het hof sluit zich bij dat oordeel aan als het gaat om de in deze procedure ingestelde vorderingen. Dat het in die eerdere zaak ging om een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor maakt voor het hier aan de orde zijnde punt geen verschil.
groepsvorderingenheeft ingesteld, oordeelt het hof als volgt. In de stelling van Karmedia ligt besloten dat de gemeente met betrekking tot de bouw van de betrokken parkeergarage een gunningsbeslissing heeft genomen in de zin van artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012. De als resultaat van een gunningsbeslissing tot stand gekomen overeenkomst kan wegens strijd met de aanbestedingsregels alleen worden aangetast op de vernietigingsgronden vermeld in artikel 4.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012. [7] Op grond van artikel 4.15 lid 2 Aanbestedingswet moet de betrokken vordering tot vernietiging (binnen een bepaalde termijn) worden ingesteld door “een ondernemer die zich door een gunningsbeslissing benadeeld acht”. Deze bepaling moet worden uitgelegd conform artikel 1 lid 3 Richtlijn 89/665/EEG, [8] waarvan zij de omzetting vormt. Deze richtlijnbepaling schrijft voor dat beroepsprocedures in aanbestedingszaken op zijn minst toegankelijk zijn voor een ieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van een bepaalde opdracht en die door een beweerde inbreuk is of dreigt te worden geschaad. Uit deze bewoording volgt dat de lidstaten niet verplicht zijn deze beroepsprocedures open te stellen voor eenieder die voor de gunning van een overheidsopdracht in aanmerking wenst te komen, maar dat zij als voorwaarde mogen stellen dat de betrokkene door de door hem gestelde schending is of dreigt te worden geschaad. [9] Uit de wordingsgeschiedenis van artikel 4.15 lid 2 Aanbestedingswet 2012 blijkt niet dat de Nederlandse wetgever bij de omzetting van artikel 1 lid 3 Richtlijn 89/665/EG heeft willen voorzien in een breder belanghebbendenbegrip dan de Uniewetgever daar heeft gedefinieerd. [10] De als resultaat van een gunningsbeslissing tot stand gekomen overeenkomst kan daarom alleen wegens strijd met de aanbestedingsregels worden aangetast door personen die belang hebben gehad bij de gunning van de betrokken opdracht en die door de beweerde inbreuk op het aanbestedingsrecht zijn of dreigen te worden geschaad.
algemeen belangvorderingenheeft ingesteld, geldt het volgende. Het hof oordeelt ook hier dat een stichting als bedoeld in artikel 3:305a BW geen beroep kan doen op strijd met een aanbestedingsplicht als grondslag voor een algemeen belangvordering, omdat anders via de weg van die bepaling de rechtsbescherming van het aanbestedingsrecht zou worden uitgebreid tot personen die niet behoren tot de kring van belanghebbenden die artikel 1 lid 3 van Richtlijn 89/665/EG beoogt te beschermen.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2021;
- veroordeelt Karmedia in de kosten van het hoger beroep: