Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 28 maart 2023
[appellant],
de besloten vennootschapBilfinger Industrial Services Nederland B.V. ,gevestigd te Brielle,
De zaak in het kort
Het geding in hoger beroep
kantonrechter in de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van
12 maart 2021, verbeterd bij vonnis van 28 mei 2021. Bij tussenarrest van 20 juli 2021 is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast, die op 8 november 2021 heeft plaatsgevonden. Van deze mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
X Force Services B.V. is inmiddels failliet verklaard.
“Veilig Werk Verklaring Steigerbouw”uitgereikt gekregen en deze verklaring ook ondertekend. In deze verklaring is opgenomen:
Procedure in eerste aanleg
Vorderingen in hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
(r.o. 4.11).
“Er was een hijskraan met een afstandsbediening die wij allemaal gebruikten. Het klopt dat je (…) een certificaat nodig hebt. Niemand vraagt je er naar. Ik heb er ook geen. Ik bedien de hijskraan ook.”heeft hij ook verklaard “
Je mag de liften niet gebruiken. Het materiaal moet met de hijskraan. De lift wordt door mensen gebruikt.”. Dat laatste deel van de verklaring is niet te rijmen met de verklaringen van zowel [appellant] zelf, zijn zoon alsmede de verklaring van [collega 2] . Zij hebben immers te kennen gegeven dat zij voor het vervoer van steigermateriaal gebruik hebben gemaakt van de lift en alleen voor grote onderdelen van de steiger de kraan hebben gebruikt. Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [collega 1] kan daarom worden getwijfeld. Nog daargelaten dat uit de verklaring van [collega 1] afgeleid kan worden dat blijkbaar door onbevoegden van de hijskraan gebruik werd gemaakt, kan op basis van zijn verklaring niet worden vastgesteld dat [meewerkend voorman locatie Suikerunie] toen hij de opdracht gaf om het steigermateriaal naar beneden te transporteren niet de instructie heeft gegeven om het steigermateriaal met de lift te vervoeren. Ook aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van de zoon van [appellant] kan worden getwijfeld. Weliswaar heeft hij net als [collega 1] verklaard dat hij heeft gezien dat de kraan elke dag gebruikt werd en dat hij ook heeft gezien dat zijn vader de kraan eerder had gebruikt, maar hij heeft ook verklaard:
“ik heb ongeveer één week bij de Suikerunie gewerkt en heb niet één tool box meegemaakt.”terwijl uit de ondertekening van het document dat als productie 11 bij conclusie van antwoord in het geding is gebracht blijkt dat ook hij op zijn eerste dag een veiligheidsinstructie heeft gekregen. Overigens kan uit de verklaring dat
‘de kraan elke dag werd gebruikt’niet worden afgeleid dat dat dagelijkse gebruik waarover de zoon van [appellant] verklaart, onbevoegd was. Immers, zowel Bilfinger als de Suikerunie hadden destijds zelf een werknemer in dienst die beschikte over een hijsbewijs en zoals door verschillende getuigen is verklaard deze werknemers werden ingeschakeld om de benodigde werkzaamheden met de kraan uit te voeren. Uit de getuigenverklaring van [collega 2] blijkt dat hij ongeveer twee weken op de locatie Suikerunie heeft gewerkt en dat hij een en ander vaag herkent. Zijn verklaring
“ [meewerkend voorman locatie Suikerunie] gaf beknopt aanwijzingen (…) [meewerkend voorman locatie Suikerunie] gaf aanwijzingen en ging toen rondlopen. Af en toe zag je hem (…) Hij hield voor zover ik kon nagaan geen toezicht over de werkzaamheden.”overtuigt daarom geenszins. Naar het oordeel van de kantonrechter leggen voornoemde verklaringen aldus onvoldoende gewicht in de schaal om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [meewerkend voorman locatie Suikerunie] , [naam 1], [bedrijfsleider] en [meewerkend voorman Bilfinger] .
grieven 1 tot en met 5beoogt [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Deze grieven zijn samengevat als volgt toegelicht.
expliciettegen [appellant] gezegd dat de hijskraan niet mocht gebruiken en dat het afvoeren van materiaal alleen met de goederenlift mocht. Voor zover [appellant] met
grief 3betoogt dat de verklaringen van [naam 1] en [meewerkend voorman locatie Suikerunie] niet geloofwaardig zijn, gaat het hof daaraan voorbij omdat dit standpunt onvoldoende is onderbouwd. Het hof neemt dan ook verder als uitgangspunt dat Bilfinger wel duidelijke instructies aan [appellant] heeft gegeven direct voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden: het materiaal moest met de lift worden vervoerd, niet met de hijskraan. Het hof is van oordeel dat dit in beginsel ook een deugdelijke instructie is.
nadereinstructies in redelijkheid van Bilfinger konden worden gevergd om [appellant] duidelijk te maken dat hij de hijskraan niet mocht gebruiken. Dat geldt ook voor een eigengereide en eigenwijze man als [appellant]. Niet is onderbouwd waarom deze karaktereigenschappen afdoen aan het (kunnen) begrijpen van de duidelijke instructie om voor de opgedragen werkzaamheden niet de hijskraan te mogen gebruiken maar de lift.
grief 6betoogt [appellant]
“dat enkele getuigen opnieuw zouden kunnen worden gehoord, nu meer expliciet over de instructies die zijn gegeven en moesten worden nagekomen”. Deze grief faalt. De gehoorde getuigen zijn al expliciet over de instructies bevraagd en [appellant] heeft onvoldoende aangevoerd in welk opzicht deze getuigen in hoger beroep meer en/of anders zouden kunnen verklaren dan zij eerder hebben gedaan. Aan verdere bewijslevering komt het hof dan niet toe.
grief 4betoogt [appellant] dat Bilfinger onvoldoende toezicht heeft gehouden op het naleven van de gegeven instructies. Bilfinger had er bedacht op moeten zijn dat [appellant] toch gebruik zou maken van de hijskraan. [appellant], [zoon appellant], [collega 1] en [collega 2] hebben verklaard (i) dat er door [meewerkend voorman locatie Suikerunie] geen toezicht werd gehouden op de werkzaamheden en hij niet controleerde of het werk op de juist wijze werd uitgevoerd, (ii)
“dat de werkzaamheden snel moesten worden uitgevoerd, wat gepaard ging met onveilige werksituaties zoals het stiekem toch gebruiken van de hijskraan”en (iii)
“het voor werkgever bekend [was] dat meerdere werknemers zonder certificaat de hijskraan gebruikten en werknemers de neiging hadden om met de hijskraan te `spelen'.”Deze verklaringen zijn door de kantonrechter ten onrechte gepasseerd. [meewerkend voorman Bilfinger] heeft verklaard dat het houden van adequaat toezicht niet mogelijk was gezien de hoeveelheid steigerbouwers.
“bij ‘buitenwerken’ veel toezicht moeilijk te realiseren is”. Dat is iets anders dan wat [appellant] aanvoert. Verder is uit zijn verklaring niet af te leiden dat er geen toezicht was op het werk van [appellant].
grief 5betoogt [appellant] dat Bilfinger onvoldoende maatregelen heeft getroffen om het ongeval te voorkomen. Deze grief faalt. Het hof verenigt zich met de oordelen van de kantonrechter hierover (in r.o. 4.13 en 4.14 van het bestreden vonnis) die hiervoor in r.o. 14.8 en 16.3 zijn geciteerd. Wat [appellant] in hoger beroep aanvoert werpt geen ander licht op de zaak. Na het geven van een duidelijke instructie aan [appellant] kon van Bilfinger niet worden verlangd dat zij hetzij [appellant] aan een (eveneens) ervaren collega zou koppelen die hem ervan kon weerhouden om de hijskraan te gebruiken dan wel dat Bilfinger de afstandsbediening buiten het bereik van [appellant] had moeten houden.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2021, verbeterd bij vonnis van 28 mei 2021
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Bilfinger tot op heden begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 1.183,-- aan salaris advocaat (1 punt, tarief II).