Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De procedure bij de rechtbank
4.De vordering en het verweer in hoger beroep
5.De beoordeling in hoger beroep
Verzekerde interest
de advocaat van CAR -verzekeraars een gesprek met deze getuigen organiseerde, bijwoonde (voorzat) en hun verklaringen opschreef, waarna zij deze ondertekenden. Markel sluit niet uit dat deze getuigen (nu) achter deze verklaringen staan, maar twijfelt over de mate waarin deze getuigen zijn begeleid en gestuurd in dit proces.” (zie haar antwoordconclusie na tussenvonnis in eerste aanleg, randnummer 17). Ook het hof is opgevallen dat de drie verklaringen gedeeltelijk woordelijk overeenstemmen, maar voor zover Markel hier bedoelt dat de schriftelijke verklaringen niet alleen door een advocaat zijn geredigeerd, maar daadwerkelijk in strijd met de waarheid zijn, zijn daarvoor onvoldoende concrete aanwijzingen aangevoerd. De verklaring van de medewerker van KFC betekent – in ieder geval voor de toekomst – dat OpEx-werkzaamheden niet gedekt zijn onder de CAR-verzekering. De CAR-verzekeraars kunnen zich – naar KFC en haar dochtervennootschappen toe – op die verklaring beroepen. Dat (de Corporate Insurance Manager van) KFC daaraan ten nadele van de eigen vennootschap mee zou werken acht het hof zeer onwaarschijnlijk. Markel geeft namelijk geen verklaring of nadere onderbouwing voor de opstelling van (de Corporate Insurance Manager van) KFC, die niet zonder meer te rijmen is met betoog van Markel dat KFC wel recht heeft op dekking van OpEx werkzaamheden. Het hof gaat daarom uit van de juistheid van de overgelegde verklaringen.
Alle door of in opdracht van Verzekeringnemer uit te voeren werkzaamheden, waaronder nieuwbouw, verbouw, renovatie, revisie, alsmede onderhoudswerkzaamheden aan gebouwen en installaties door eigen personeel en derden, inclusief alle bijkomende en bijbehorende werkzaamheden”. De tekst van die dekkingsomschrijving beperkt door derden verricht onderhoud aan installaties niet tot CapEx werkzaamheden. Desondanks volgt het hof Markel niet in haar redenering dat de dekking van de vorige CAR-verzekering niet beperkt was tot CapEx werkzaamheden en dus in de huidige CAR-verzekering de dekking ook niet beperkt was tot CapEx werkzaamheden. Ook de vorige CAR-verzekering werd aangeboden door deze CAR-verzekeraars: alleen de tussenpersoon is gewijzigd. In verband daarmee is voor de huidige beurspolis de redactie van de dekkingsomschrijving gewijzigd naar de tekst die de huidige tussenpersoon daarvoor standaard hanteerde, maar tussen Markel en de CAR-verzekeraars staat vast dat KFC en de CAR-verzekeraars daarmee geen inhoudelijke wijziging van de dekking bedoelden of hebben gewild. Dit blijkt ook uit de verklaring van de heer Van Vredendaal voornoemd (productie 3 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg). Aangezien tussen de CAR-verzekeraars en KFC over de uitleg van de huidige polis geen onduidelijkheid bestaat, is de tekst van de oude polisvoorwaarden onvoldoende om te oordelen dat tussen hen een andere uitleg zou moeten gelden. Markel stelt ook niet dat Flowfirm op de hoogte was van de tekst van de vorige CAR-verzekering: zij kan aan de tekst van de polisvoorwaarden dan ook geen vertrouwen hebben ontleend over het bestaan van dekking.
covered by”) de CAR-verzekering. De GTTCP-voorwaarden houden dus alleen in dat als er dekking onder een CAR-verzekering bestaat, dat dan andere bepalingen gelden. Uit de verwijzing in de GTTCP-voorwaarden naar het bestaan van een CAR-verzekering volgt niet dat voor alle werkzaamheden die onder toepassing van de GTTCP-voorwaarden werden verricht, dekking onder de CAR-verzekering, ten behoeve van Flowfirm, zou bestaan. Markel stelt geen feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat Flowfirm en haar wederpartij iets anders zouden hebben bedoeld of dat Flowfirm daarop zou hebben mogen vertrouwen. Ook hier geldt dat de naam “Capex Purchasing” niet betekent dat alle werkzaamheden die onder toepasselijkheid van deze voorwaarden werden verricht, daadwerkelijk “CapEx” werkzaamheden waren.
6.De beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2020 en 17 maart 2021;
- veroordeelt Markel in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de CAR-verzekeraars tot op heden begroot op € 2.106,00 aan verschotten en € 5.705,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Markel deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.