ECLI:NL:GHDHA:2023:409

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
200.299.254/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van dekking onder CAR-verzekering voor aannemerswerkzaamheden en aansprakelijkheid van verzekeraars

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de dekking onder een CAR-verzekering. Markel Insurance SE, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Flowfirm Proces Installations B.V., vorderde vergoeding van schade die Flowfirm had geleden tijdens werkzaamheden voor FrieslandCampina. De rechtbank Rotterdam had eerder de vorderingen van Markel afgewezen, en Markel ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de dekking onder de CAR-verzekering beperkt was tot CapEx-werkzaamheden en dat de werkzaamheden van Flowfirm, die als OpEx-werkzaamheden werden gekwalificeerd, niet onder de dekking vielen. Het hof bevestigde dat de CAR-verzekeraars geen vordering van Markel hoefden te vergoeden, omdat Flowfirm niet op de hoogte was van de specifieke polisteksten en er geen relevante mededelingen waren gedaan die een gerechtvaardigd vertrouwen in dekking konden wekken. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelde Markel in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.299.254/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/572040
arrest van 28 februari 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Markel Insurance SE,
gevestigd te München (Duitsland),
appellante,
hierna te noemen: Markel,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
Allianz Global Corporate & Specialty SE,
gevestigd te München (Duitsland),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
XL Insurance Company SE,
gevestigd te Dublin (Ierland),
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: de CAR-verzekeraars,
advocaat: mr. E.J.W.M. van Niekerk te Rotterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij exploot van 16 juni 2021 is Markel in hoger beroep gekomen van de door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnissen van 1 juli 2020 en 17 maart 2021.
1.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
1.3.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1.
De door de rechtbank in het vonnis van 1 juli 2020 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan.
2.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.3.
Flowfirm Proces Installations B.V. (hierna: Flowfirm) houdt zich bezig met werktuigbouwkundige procesinstallaties voor de voedingsindustrie. Markel was in 2015 de
aansprakelijkheidsverzekeraar van Flowfirm.
2.4.
FrieslandCampina DMV B.V. (hierna: FrieslandCampina) is een dochteronderneming van Koninklijke FrieslandCampina N.V. (hierna: KFC). FrieslandCampina houdt zich bezig met het produceren van zuivelproducten.
2.5.
Flowfirm verricht onder meer werkzaamheden voor FrieslandCampina. Op de rechtsverhouding tussen Flowfirm en FrieslandCampina zijn sinds 2013 de “General Terms
and Conditions Capex Purchasing” (hierna: de GTCCP-voorwaarden) van toepassing.
2.6.
KFC heeft een doorlopende CAR-verzekering bij de CAR-verzekeraars afgesloten,
mede ten behoeve van FrieslandCampina.
2.7.
Tussen FrieslandCampina en Flowfirm is op l april 2015 de Capex Procurement
Framework Agreement (hierna: de raamovereenkomst) tot stand gekomen.
2.8.
In opdracht van FrieslandCampina heeft een medewerker van Flowfirm laswerkzaamheden verricht aan de productielijn van FrieslandCampina. Daarbij is schade ontstaan. Markel was – destijds – de aansprakelijkheidsverzekeraar van Flowfirm.
2.9.
Markel en FrieslandCampina zijn in het kader van een minnelijke regeling overeengekomen dat Markel een bedrag van € 1.750.000,00 inclusief BTW aan FrieslandCampina zou betalen als vergoeding voor de door FrieslandCampina geleden schade. Als onderdeel van deze regeling zou FrieslandCampina alsnog inzage geven in de voor of door haar afgesloten verzekeringsovereenkomsten en de daarbij behorende voorwaarden, waaronder de CAR-verzekeringsovereenkomst.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
In eerste aanleg heeft Markel veroordeling gevorderd van de CAR-verzekeraars (ieder voor hun deel) tot vergoeding aan Markel van de door Markel uitgekeerde schade van € 1.750.000,00,de door Markel gemaakte expertkosten van € 19.554,21 en de wettelijke rente hierover.
3.2.
De rechtbank heeft een tussenvonnis gewezen en bij eindvonnis de vorderingen van Markel afgewezen.

4.De vordering en het verweer in hoger beroep

4.1.
Markel vordert dat het hof de vonnissen vernietigt en haar vorderingen alsnog toewijst, met veroordeling van de CAR-verzekeraars in de kosten.
4.2.
De CAR-verzekeraars hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen.

5.De beoordeling in hoger beroep

Rechtsmacht
5.1.
Op basis van een forumkeuzebeding in de CAR-verzekeringsovereenkomst heeft Markel de CAR-verzekeraars gedagvaard in Nederland. De in Duitsland en Ierland gevestigde CAR-verzekeraars zijn verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten, zodat op grond van artikel 26 van de herschikte verordening (EU) nr. 1215/2012 Van Het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken de Nederlandse rechter in ieder geval rechtsmacht heeft.
Kern van de zaak
5.2.
De CAR-verzekering is gesloten tussen KFC en de CAR-verzekeraars. De vraag of, en zo ja in welke omvang, in een verzekeringspolis mede dekking wordt verleend aan derden, zoals ook Flowfirm (eventueel na aanvaarding van een daartoe strekkend derdenbeding), moet worden beantwoord aan de hand van wat de verzekeraars en de verzekeringnemer over de dekkingsomvang zijn overeengekomen (zie: Hoge Raad, 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3123).
5.3.
De CAR-verzekering en toepasselijke voorwaarden houden (voor zover hier van belang) in:

Verzekerde interest
Alle werken binnen het verzekerd gebied, uitbesteed dan wel in eigen beheer uit te voeren, bestaande uit werkzaamheden in verband met nieuw- én/of verbouwen/of uitbreiding en/of onderhoud van bouwkundige aard, inclusief de daarin op te stellen c.q. opgestelde bouwkundige installaties en/of productie-machines/installaties
[…]
1.3
Verzekerde
1.3.1
Verzekerden zijn:
[…]
1.3.1.3 hoofdaannemer, aannemers, onderaannemers en leveranciers:[…]”
5.4.
De te beantwoorden vraag is of de werkzaamheden van Flowfirm zijn te beschouwen als onder de polis gedekte “werkzaamheden in verband met onderhoud van bouwkundige aard”. Het hof beantwoordt die vraag, net zoals de rechtbank, ontkennend. De vordering van Markel stuit daarop af. Het hof oordeelt als volgt.
Dekkingsomvang: uitleg verzekeringsovereenkomst
5.5.
De CAR-verzekeraars betogen als volgt. Bij KFC wordt voor aannemingswerkzaamheden onderscheid gemaakt tussen Capital Expenditure (‘CapEx’) werkzaamheden en Operational Expenditure (‘OpEx’) werkzaamheden. CapEx-werkzaamheden zijn projectmatige werkzaamheden gedurende een bepaalde termijn. CapEx-werkzaamheden zijn bouwkundige werkzaamheden waarbij het proces (ingrijpend) wordt gewijzigd. OpEx-werkzaamheden zijn (veelal) regiewerkzaamheden zonder start- of einddatum. Het zijn incidentele of meer structurele onderhoudswerkzaamheden waarbij installatieonderdelen een-op-een worden vervangen. Bij OpEx-werkzaamheden wordt het bestaande proces niet veranderd, maar alleen onderhouden.
5.6.
De CAR-verzekeraars voeren in het verlengde hiervan aan – en Markel weerspreekt dat onvoldoende – dat tussen KFC en de CAR-verzekeraars gold dat de dekking onder de CAR-verzekering – dus ook voor “werkzaamheden in verband met onderhoud van bouwkundige aard” – beperkt was tot de CapEx-projecten. Voor de onderbouwing van die betwisting van de verzekeringsdekking verwijzen de CAR-verzekeraars naar schriftelijke verklaringen van een medewerker van Allianz, de betrokken verzekeringsmakelaar en KFC, een interne gespreksnotitie van de CAR-verzekeraars en naar de wijze waarop de verzekeringspremie werd berekend.
5.7.
Aan Markel moet worden toegegeven dat deze beperking van de dekking tot CapEx werkzaamheden niet blijkt uit de tekst van de polisvoorwaarden zelf en daarom niet kenbaar kan zijn geweest voor Flowfirm. De CAR-verzekeraars voeren aan dat dit punt tussen hen en KFC – ook zonder dat het uit de tekst van polis blijkt – altijd duidelijk is geweest. De schriftelijke verklaringen van de betrokkenen bij Allianz ([… 1]), bij de nieuwe verzekeringsmakelaar AON ([… 2]) en KFC ([… 3], Corporate Insurance Manager) waar de CAR-verzekeraars zich op beroepen houden – zakelijk weergegeven – in dat KFC dekking wenste voor projectmatig uit te voeren werk, door KFC aangeduid als CapEx werk. De drie verklaringen wijzen er ook op dat de premie gebaseerd werd op “CapEx omzet”, dat wil zeggen de investeringen van KFC voor CapEx-werkzaamheden. De desbetreffende berekening is (voor het jaar 2015) ook overgelegd en Markel betwist niet dat de premie op die grondslag berekend werd.
5.8.
Markel wijst er nog op dat de verklaringen tot stand zijn gekomen doordat “
de advocaat van CAR -verzekeraars een gesprek met deze getuigen organiseerde, bijwoonde (voorzat) en hun verklaringen opschreef, waarna zij deze ondertekenden. Markel sluit niet uit dat deze getuigen (nu) achter deze verklaringen staan, maar twijfelt over de mate waarin deze getuigen zijn begeleid en gestuurd in dit proces.” (zie haar antwoordconclusie na tussenvonnis in eerste aanleg, randnummer 17). Ook het hof is opgevallen dat de drie verklaringen gedeeltelijk woordelijk overeenstemmen, maar voor zover Markel hier bedoelt dat de schriftelijke verklaringen niet alleen door een advocaat zijn geredigeerd, maar daadwerkelijk in strijd met de waarheid zijn, zijn daarvoor onvoldoende concrete aanwijzingen aangevoerd. De verklaring van de medewerker van KFC betekent – in ieder geval voor de toekomst – dat OpEx-werkzaamheden niet gedekt zijn onder de CAR-verzekering. De CAR-verzekeraars kunnen zich – naar KFC en haar dochtervennootschappen toe – op die verklaring beroepen. Dat (de Corporate Insurance Manager van) KFC daaraan ten nadele van de eigen vennootschap mee zou werken acht het hof zeer onwaarschijnlijk. Markel geeft namelijk geen verklaring of nadere onderbouwing voor de opstelling van (de Corporate Insurance Manager van) KFC, die niet zonder meer te rijmen is met betoog van Markel dat KFC wel recht heeft op dekking van OpEx werkzaamheden. Het hof gaat daarom uit van de juistheid van de overgelegde verklaringen.
5.9.
Markel beroept zich op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde dekking onder de CAR-verzekering ten behoeve van haar verzekerde, Flowfirm, als derde. Zij heeft daarom op dit punt de stelplicht van de feiten en omstandigheden waaruit de juistheid van de door haar bepleite uitleg van de dekking onder de CAR-verzekering, uit kan volgen. De CAR-verzekeraars betwisten dat de CAR-verzekering dekking biedt. Die betwisting betreft geen bevrijdend verweer en op de CAR-verzekeraars rust daarom niet de stelplicht dat iets anders geldt dan uit de letterlijke tekst van de CAR-polis zou volgen.
5.10.
Tussen KFC en de CAR-verzekeraars moet de polis uitgelegd worden aan de hand van het Haviltex-criterium, kort gezegd, wat KFC en de CAR-verzekeraars daaruit over en weer hebben begrepen en wat zij redelijkerwijs hebben mogen mochten begrijpen. Als over een beding in de polisvoorwaarden niet is onderhandeld, dan is de uitleg daarvan met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en in het licht van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.
5.11.
Het gaat hier om een beurspolis waarover onderhandeld is, ook al zijn de onderhandelingen grotendeels beperkt gebleven tot de wederzijdse bedoeling dat de nieuwe formulering van de dekkingsomschrijving geen inhoudelijke wijziging of verslechtering van de dekking zou betekenen (zie ook overweging 5.12 hierna). De CAR-verzekeraars voeren aan – en Markel weerspreekt dat onvoldoende – dat KFC en de CAR-verzekeraars over en weer bedoelden en mochten begrijpen dat de dekking voor de hele CAR-verzekering – dus ook voor “werkzaamheden in verband met onderhoud van bouwkundige aard” – beperkt was tot de CapEx-projecten. Dat de aansprakelijkheid van derden ook onder de CAR-verzekering gedekt is, is onvoldoende om in dit geval (volledig) te abstraheren van de gezamenlijke bedoeling van de verzekeraars en de verzekeringnemer over de omvang van de (primaire) dekking. Daarbij is in dit geval doorslaggevend dat niet gebleken is dat de verzekeraars en de verzekeringnemer de bedoeling hadden die tekst met die derden te delen. In dit concrete geval was Flowfirm ook niet op de hoogte van de dekkingsomschrijving in de CAR-verzekering toen zij de werkzaamheden heeft verricht. De gezamenlijke bedoeling van de verzekeraars en de verzekeringnemer prevaleert hier boven de door Markel voorgestane op de letterlijke tekst van de polis gebaseerde uitleg over de dekkingsomvang. Dat betekent dat de dekking is beperkt tot CapEx werkzaamheden en dat schade ontstaan bij OpEx werkzaamheden niet gedekt is onder de CAR-verzekering.
Vorige verzekering
5.12.
Markel beroept zich ook op de tekst van de polis van de vorige CAR-verzekering. Voordat KFC de huidige CAR-verzekering afsloot werd zij bijgestaan door een andere verzekeringsmakelaar. De dekkingsvoorwaarden waren in de vorige CAR-verzekering anders geformuleerd. Ook uit de bewoordingen daarvan bleek niet zonder meer de beperking tot CapEx werkzaamheden. De vorige CAR-verzekering verleende dekking voor: “
Alle door of in opdracht van Verzekeringnemer uit te voeren werkzaamheden, waaronder nieuwbouw, verbouw, renovatie, revisie, alsmede onderhoudswerkzaamheden aan gebouwen en installaties door eigen personeel en derden, inclusief alle bijkomende en bijbehorende werkzaamheden”. De tekst van die dekkingsomschrijving beperkt door derden verricht onderhoud aan installaties niet tot CapEx werkzaamheden. Desondanks volgt het hof Markel niet in haar redenering dat de dekking van de vorige CAR-verzekering niet beperkt was tot CapEx werkzaamheden en dus in de huidige CAR-verzekering de dekking ook niet beperkt was tot CapEx werkzaamheden. Ook de vorige CAR-verzekering werd aangeboden door deze CAR-verzekeraars: alleen de tussenpersoon is gewijzigd. In verband daarmee is voor de huidige beurspolis de redactie van de dekkingsomschrijving gewijzigd naar de tekst die de huidige tussenpersoon daarvoor standaard hanteerde, maar tussen Markel en de CAR-verzekeraars staat vast dat KFC en de CAR-verzekeraars daarmee geen inhoudelijke wijziging van de dekking bedoelden of hebben gewild. Dit blijkt ook uit de verklaring van de heer Van Vredendaal voornoemd (productie 3 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg). Aangezien tussen de CAR-verzekeraars en KFC over de uitleg van de huidige polis geen onduidelijkheid bestaat, is de tekst van de oude polisvoorwaarden onvoldoende om te oordelen dat tussen hen een andere uitleg zou moeten gelden. Markel stelt ook niet dat Flowfirm op de hoogte was van de tekst van de vorige CAR-verzekering: zij kan aan de tekst van de polisvoorwaarden dan ook geen vertrouwen hebben ontleend over het bestaan van dekking.
CapEx-werkzaamheden
5.13.
Markel stelt dat de werkzaamheden van Flowfirm (wel) CapEx-werkzaamheden waren en dus onder de dekking vielen. Zij beroept zich op de naam van de raamovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden. Het hof volgt Markel daarin niet.
5.14.
De raamovereenkomst tussen FrieslandCampina en Flowfirm heeft als aanduiding “CAPEX PROCUREMENT FRAMEWORK AGREEMENT” en Markel voert aan dat Flowfirm niet anders weet dan dat haar werkzaamheden CapEx-werkzaamheden waren. De CAR-verzekeraars voeren aan dat FrieslandCampina slechts één set algemene voorwaarden hanteert voor aannemers en dat zij in het kader van de raamovereenkomst opdracht geeft voor zowel CapEx als OpEx werkzaamheden. Wat Flowfirm op basis van de naam van de raamovereenkomst dacht over de vraag of zij in dit geval CapEx of OpEx werkzaamheden verrichtte, is echter niet doorslaggevend voor het bestaan van dekking. Of er dekking bestaat, wordt immers bepaald door tussen KFC en de CAR-verzekeraars, op basis van de CAR-verzekering. De factuur voor deze laswerkzaamheden van Flowfirm is, volgens de verklaring van de heer Van Vredendaal, niet meegenomen bij het berekenen van de premie voor de CAR-verzekering. Tussen de CAR-verzekeraars en KFC staat – op basis van de aard van de werkzaamheden en de wijze waarop de kosten daarvan geboekt zijn – vast dat het hier om OpEx werkzaamheden ging, die niet onder de CAR-verzekering werden gedekt. Markel betwist dat onvoldoende.
5.15.
Bovendien volgt uit de “Introduction to contract structure” van de CapEx-raamovereenkomst dat daaronder drie soorten overeenkomsten konden worden gesloten: “MRO Services/Maintenance Contracts”, een “CaPex project agreement” of een “Interim Contract”. Een definitie van CapEx werkzaamheden is niet opgenomen in de CapEx-raamovereenkomst en er bestaat geen reden om aan te nemen dat ook MRO-contracten of een interim contract per definitie gedekte CapEx-werkzaamheden zouden zijn.
GTTCP-voorwaarden
5.16.
Markel beroept zich ook op de GTTCP-voorwaarden, de General Terms and Conditions Capex Purchasing, die in de raamovereenkomst van toepassing zijn verklaard. In artikel 6.5. GTTCP staat dat als er door FrieslandCampina een CAR-verzekering is afgesloten, dat dan tussen FrieslandCampina en (in dit geval) Flowfirm de aansprakelijkheid van Flowfirm voor schade wordt geregeld door artikel 25 GTTCP. Artikel 25 ziet op werk gedekt door (“
covered by”) de CAR-verzekering. De GTTCP-voorwaarden houden dus alleen in dat als er dekking onder een CAR-verzekering bestaat, dat dan andere bepalingen gelden. Uit de verwijzing in de GTTCP-voorwaarden naar het bestaan van een CAR-verzekering volgt niet dat voor alle werkzaamheden die onder toepassing van de GTTCP-voorwaarden werden verricht, dekking onder de CAR-verzekering, ten behoeve van Flowfirm, zou bestaan. Markel stelt geen feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat Flowfirm en haar wederpartij iets anders zouden hebben bedoeld of dat Flowfirm daarop zou hebben mogen vertrouwen. Ook hier geldt dat de naam “Capex Purchasing” niet betekent dat alle werkzaamheden die onder toepasselijkheid van deze voorwaarden werden verricht, daadwerkelijk “CapEx” werkzaamheden waren.
Conclusie
5.17.
De dekking van de CAR-verzekering is – ook voor meeverzekerde derden – beperkt tot CapEx werkzaamheden, zodat er geen dekking bestaat voor de OpEx onderhoudswerkzaamheden die Flowfirm verrichte. Flowfirm als derde kan bescherming ontlenen aan art. 3:35 BW of 3:36 BW, als zij op grond van de bewoordingen van de polis, eventueel in samenhang met (andere) door de verzekeraars gedane mededelingen of gewekte verwachtingen, erop heeft vertrouwd en erop heeft mogen vertrouwen, dat haar dekking zou worden verleend. Flowfirm was echter destijds niet op de hoogte van de (huidige of de vorige) polistekst en er zijn ook geen relevante mededelingen van de CAR-verzekeraars aan Flowfirm geweest. Flowfirm wist niet meer dan dat er (mogelijk) een CAR-verzekering was afgesloten en dat is onvoldoende voor een gerechtvaardigd vertrouwen dat haar werkzaamheden onder de dekking daarvan zou vallen. Flowfirm heeft haar relevante aansprakelijkheid ook – terecht – bij Markel verzekerd.
5.18.
Flowfirm kan zich daarom niet beroepen op de CAR-verzekering van KFC. Van dekking door meerdere verzekeringen is daarom ook geen sprake en het beroep van Markel op 7:961 BW slaagt niet. Haar vorderingen zijn terecht afgewezen en het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen.
5.19.
Markel wordt in hoger beroep in het ongelijk gesteld en het hof zal Markel in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De CAR-verzekeraars hebben verzocht om vergoeding van de proceskosten met nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2020 en 17 maart 2021;
  • veroordeelt Markel in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de CAR-verzekeraars tot op heden begroot op € 2.106,00 aan verschotten en € 5.705,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Markel deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, R.A. van der Pol en J.G.J. Rinkes en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.