3.2Het hof gaat uit van de volgende feiten:
[verweerder] is op 3 december 2007 bij Nancy in dienst getreden in de functie van schoonmaker. [verweerder] heeft van ongeveer 2009 tot 2 december 2020 bij [opdrachtgever] & Zn. B.V. (hierna: [opdrachtgever]), een opdrachtgever van Nancy, gewerkt.
In 2016 is tussen partijen een conflict ontstaan over de hoogte van het loon. Dit heeft geleid tot een gerechtelijke procedure. Bij arrest van 24 november 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:2235) heeft dit hof [verweerder] (grotendeels) in het gelijk gesteld. Nancy heeft daarop cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1810) het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam. Dit hof heeft nog geen uitspraak gedaan. Bij brief van 1 december 2020 heeft Nancy aan [verweerder] laten weten dat [verweerder] niet meer welkom was bij [opdrachtgever]. Nancy schrijft dat [opdrachtgever] heeft aangegeven dat de werkzaamheden niet naar tevredenheid worden uitgevoerd en dat [verweerder] de gehele ploeg negatief beïnvloedt.
Nancy heeft [verweerder] per 2 december 2020 als schoonmaker tewerkgesteld bij Randstad Vleesgroothandel B.V. (hierna: Randstad Vleesgroothandel).
Op 9 december 2020 heeft er in de productiehal van Randstad Vleesgroothandel een incident plaatsgevonden tussen [verweerder] en een andere werknemer van Nancy, [collega]. De directeur van Nancy, [directeur], is daarover gewaarschuwd en is direct ter plaatse gaan kijken. Hij heeft vervolgens zowel [verweerder] als [collega] naar huis gestuurd.
Op 16 december 2020 is [verweerder] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van 16 december 2020 van de advocaat van Nancy staan de volgende gronden voor het ontslag genoemd:
“(…)
Op 9 december jl. was u vanaf 15.00 uur met uw collega, mevrouw [collega], werkzaam bij een opdrachtgever van uw werkgever, Randstad Vleesgroothandel B.V. te Rotterdam.
[collega] heeft zich bij uw werkgever er over beklaagd dat u die middag haar vrouwonvriendelijk heeft bejegend, dat u haar in het gezicht heeft geslagen, dat u haar heeft geduwd waardoor zij op haar rug is gevallen. Door de val heeft zij letsel en ernstige pijn opgelopen waardoor zij sinds 9 december jl. ziek heeft moeten melden. Last but not least, heeft u [collega] bedreigd met geweld door de woorden: “Ik ga je snijden” terwijl de opdrachtgever een vleesfabriek is.
Voor het hoor-gesprek met u hebben de heer [directeur] en ik hebben [collega] gehoord over de gebeurtenissen van 9 december jl. [collega] was, op zijn zachtst gezegd, bijzonder aangedaan door de gebeurtenissen. [collega] heeft in het gesprek aan ons verteld wat u heeft gedaan.
U heeft in ons gesprek de gelegenheid gekregen uw visie op de gebeurtenissen te geven. Kort gezegd, heeft u alle beschuldigingen van [collega] ontkend. [collega] zou degene zijn geweest die u fysiek zou hebben belaagd. [collega] zou u hebben beetgepakt bij uw jas en bij het afduwen van [collega] heeft zij zich op haar rug laten vallen.
Uw visie dat [collega] zich op haar rug laten vallen komt uw werkgever ongeloofwaardig over. [collega] is na gebeurtenissen op 9 december jl. bij de SEH van het Maasstad Ziekenhuis behandeld. Daags daarna is [collega] bij de huisarts geweest in verband met het letsel en de ernstige pijn aan haar rechterschouderblad. Hierdoor is [collega] voorlopig niet in staat aan het werk te gaan.
Een andere reden om u te ontslaan op staande voet is dat door een opdrachtgever, [opdrachtgever] & Zn. B.V., waar u werkzaamheden verrichtte, bij brief van 30 november jl. aan uw werkgever is medegedeeld dat u niet meer welkom bent bij de opdrachtgever. De schoonmaakwerkzaamheden werden niet naar behoren uitgevoerd. U nam langere pauzes dan is overeengekomen met uw werkgever. U neemt niets aan van uw leidinggevende. (…)
Vanwege de brief van deze opdrachtgever heeft uw werkgever u bij brief van 1 december jl. een schriftelijke waarschuwing gegeven. En noodgedwongen heeft uw werkgever u per 1 december jl. te werk gesteld bij Randstad Vleesgroothandel B.V.
Tot slot, heeft u een aantal jaren geleden een collega een bloedneus geslagen.
Door het gebruik van fysiek geweld jegens een collega bent u een grens gepasseerd die voor uw werkgever onaanvaardbaar is. Bij het besluit tot het geven van het ontslag op staande voet is de duur van het dienstverband afgewogen, uw functioneren, de ernst van hetgeen u uw collega heeft aangedaan en de gevolgen voor uw collega, de brief van [opdrachtgever] & Zn. B.V. en hetgeen u een aantal jaren geleden heeft gedaan. Alles afwegende heeft uw werkgever moeten besluiten u op staande voet te ontslaan.
(…)”