ECLI:NL:GHDHA:2023:302

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
200.306.696/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de nakoming van een geheimhoudingsclausule in een overeenkomst van opdracht voor de ontwikkeling van een anti-corrosiesysteem in de offshore sector

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Corrosion & Water-Control Shared Services B.V. en [geïntimeerde] over de nakoming van een geheimhoudingsclausule in een overeenkomst van opdracht. Corrosion beschuldigt [geïntimeerde] ervan vertrouwelijke bedrijfsinformatie te hebben gebruikt en openbaar gemaakt ten gunste van zijn eigen onderneming, [X Consultancy]. Corrosion heeft bewijsbeslag gelegd om deze beschuldigingen te onderbouwen en is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank die haar verzoek om inzage in de beslaggenomen gegevens had afgewezen. Het hof heeft op 7 maart 2023 in het incident ex artikel 843a Rv geoordeeld dat Corrosion ontvankelijk is in haar vordering en heeft de vordering tot inzage in de in beslag genomen gegevens toegewezen. Het hof oordeelde dat Corrosion voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerde] de geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dat zij recht en belang heeft bij inzage in de bescheiden om te controleren of [geïntimeerde] zich aan zijn verplichtingen heeft gehouden. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.306.696/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/590667 / HA ZA 20-334
Arrest in het incident ex artikel 843a Rv van 7 maart 2023
in de zaak van
Corrosion & Water-Control Shared Services B.V.,
gevestigd in Moerkapelle, gemeente Zuidplas,
appellante in de hoofdzaak, tevens eiseres in het incident ex artikel 843a Rv,
hierna te noemen: Corrosion,
advocaat: mr. M.G. Jansen te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde] tevens h.o.d.n. [X Consultancy],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak, tevens gedaagde in het incident ex artikel 843a Rv,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. K.P.D. Vermeulen te Den Haag.
Het hof zal partijen hierna Corrosion en [geïntimeerde] noemen.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] heeft werkzaamheden verricht voor het Corrosion-concern, waarvan Corrosion onderdeel is. Volgens Corrosion heeft [geïntimeerde] vertrouwelijke bedrijfsinformatie gebruikt en openbaar gemaakt, door deze te gebruiken voor een onderneming waarvan hij aandeelhouder is. Volgens Corrosion lijdt zij door deze handelwijze van [geïntimeerde] aanzienlijke schade. Corrosion heeft bewijsbeslag gelegd om een en ander te kunnen onderbouwen. Corrosion is in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank waarin het verzoek van Corrosion tot inzage in de beslaggenomen gegevens en haar schadevergoedingsvordering zijn afgewezen. Corrosion vordert in dit incident inzage in deze inbeslaggenomen gegevens.

2.Het procesverloop in het incident

2.1
Het verloop van de procedure in het incident blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 februari 2023, waarmee Corrosion in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 november 2022;
  • het arrest van dit hof van 15 maart 2023, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast; de mondelinge behandeling is niet gehouden;
  • de memorie van grieven, tevens akte vermeerdering van eis, alsmede een incidentele vordering van Corrosion ex artikel 843a Rv, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van [geïntimeerde], met bijlagen.
2.2
Op 24 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Aan de pleitaantekeningen van mr. Jansen is een lijst met zoektermen gehecht. Corrosion heeft bij gelegenheid van het pleidooi gevraagd ook deze nieuwe zoektermen te mogen hanteren bij de inzage in de in bewijsbeslag genomen gegevensdragers.
2.3
[geïntimeerde] is vervolgens in de gelegenheid gesteld nader te reageren op deze lijst. Op 13 december 2022 heeft [geïntimeerde] daartoe een akte genomen.

3.De feitelijke achtergrond

3.1
Het gaat in deze zaak, voor zover in het kader van dit incident relevant, om het volgende.
3.2
[geïntimeerde] is per 28 maart 2009 bij het Corrosion-concern – waarvan Corrosion deel uit maakt – in dienst getreden als sales manager. De arbeidsovereenkomst is per 1 september 2017 met wederzijdse instemming beëindigd, omdat [geïntimeerde] als zelfstandig consultant (zzp-er) verder wilde onder de naam [X Consultancy].
3.3
Op 27 juli 2017 hebben [geïntimeerde] h.o.d.n. [X Consultancy] en de rechtspersoon in oprichting Corrosion Offshore Wind Europe B.V. (hierna: COWE) een overeenkomst van opdracht gesloten, op basis waarvan [geïntimeerde] van 1 september 2017 tot 1 maart 2018 leiding heeft gegeven aan COWE. Deze opdracht is nadien verlengd. De overeenkomst van opdracht bepaalde onder meer:
“3.2 Opdrachtgever verklaart zich er uitdrukkelijk mee akkoord dat Opdrachtnemer ook ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden verricht. (…)
8.1
Opdrachtnemer verklaart alle vertrouwelijke informatie van opdrachtgever, waaronder bedrijfsgegevens en financiële of technische gegevens, waarover hij uit hoofde van de overeengekomen werkzaamheden de beschikking heeft gekregen geheim te houden, op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van opdrachtgever van € 1.000,-- voor iedere overtreding en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt.”
3.4
COWE is op 7 september 2017 opgericht en houdt zich bezig met het exploiteren van een technisch adviesbureau op het gebied van corrosie- en biologische aangroeipreventie alsmede elektrolyse-systemen voor de scheepvaart en de offshore-industrie, gericht op de Europese markt.
3.5
[CEO CP Consultation] (hierna: [CEO CP Consultation]), CEO en oprichter van CP Consultation T/A Offshore Fouling Ltd., sinds 29 augustus 2018 OES Group Ltd. (hierna: OES) genaamd, heeft bij e-mailbericht van 21 juni 2018 aan [directeur Corrosion], directeur-eigenaar van Corrosion, [betrokkene] en [geïntimeerde] van Corrosion verwezen naar een bespreking die hij met hen heeft gehad over de mogelijkheden van een samenwerking op het gebied van ultrasonische technologieën voor anti-fouling.
3.6
[directeur Corrosion] heeft daarop op 29 juni 2018 geantwoord dat Corrosion niet is geïnteresseerd in een samenwerking op dit gebied, voordat de betreffende technologie meer succesvol zou zijn toegepast in de markt.
3.7
Op 21 januari 2019 hebben COWE en [geïntimeerde], h.o.d.n. [X Consultancy] een nieuwe overeenkomst van opdracht getekend, op basis waarvan [geïntimeerde] van 1 januari 2019 tot 1 januari 2020 leiding zou blijven geven aan COWE. Deze overeenkomst hield onder andere in:
“3.2 Opdrachtgever verklaart zich er uitdrukkelijk mee akkoord dat Opdrachtnemer ook ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden verricht. (…)
5.1
De overeenkomst is tussentijds opzegbaar met inachtneming van een maand opzegtermijn. (…)
8.1
Opdrachtnemer verklaart alle vertrouwelijke informatie van opdrachtgever, waaronder bedrijfsgegevens en financiële of technische gegevens, waarover hij uit hoofde van de overeengekomen werkzaamheden de beschikking heeft gekregen geheim te houden, op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van opdrachtgever van € 1.000,-- voor iedere overtreding en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt.”
3.8
[geïntimeerde] is in de loop van 2019 ook werkzaamheden gaan verrichten voor OES en is met [CEO CP Consultation] in gesprek gekomen over een deelname in het aandelenkapitaal van OES.
3.9
Medio 2019 heeft COWE een nieuwe directeur gekregen die een ultrasoon offshore anti-fouling systeem zou gaan ontwikkelen. Gelet op de betrokkenheid van [geïntimeerde] bij OES hebben COWE en [geïntimeerde] vervolgens afgesproken dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden voor COWE per 1 november 2019 zou beëindigen. Er is een uitzondering gemaakt voor zijn werkzaamheden voor een project genaamd Saint Nazaire.
3.1
Op 7 november 2019 heeft [bestuurder COWE], statutair bestuurder van COWE, per telefoon alle samenwerking met [geïntimeerde] per direct beëindigd.
3.11
Bij brief en deurwaardersexploot van 7 januari 2020 heeft de advocaat van Corrosion, namens alle met Corrosion in concernverband gelieerde vennootschappen, [geïntimeerde] geschreven dat Corrosion redenen had om te vermoeden dat [geïntimeerde] tijdens zijn werkzaamheden voor Corrosion contact had opgenomen met opdrachtgevers en werknemers van Corrosion om hen te interesseren voor zijn nieuwe bedrijf, en dat hij geheime bedrijfsinformatie en knowhow van Corrosion via OES ontwikkelde en verhandelde. Hij heeft [geïntimeerde] gesommeerd om zich per onmiddellijk verder te onthouden van het gebruik en/of de openbaarmaking, verhandeling en ontwikkeling van de hem door Corrosion ter beschikking gestelde geheime bedrijfsinformatie en knowhow. Ook heeft hij [geïntimeerde] verzocht hem binnen vijf werkdagen schriftelijk te bevestigen dat hij zich aan dit verbod zou houden.
3.12
Corrosion heeft op 14 januari 2020 verzocht om bewijsbeslag te mogen leggen op bescheiden van [geïntimeerde] en om afgifte van de beslagen bescheiden ter gerechtelijke bewaring. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft dit verlof op 15 januari 2020 verleend, waarna op 29 januari 2020 bewijsbeslag is gelegd en de beslagen bescheiden in gerechtelijke bewaring zijn genomen.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
Corrosion heeft [geïntimeerde] gedagvaard. Volgens Corrosion heeft [geïntimeerde] vertrouwelijke bedrijfsinformatie en knowhow van Corrosion te eigen bate en in het voordeel van derden (daaronder begrepen OES) gebruikt bij het acquireren van diverse specifieke projecten voor levering van een anti-corrosiesysteem (hierna: ICCP-systeem) in de offshore sector en aan derden openbaar gemaakt. Hiermee heeft [geïntimeerde] inbreuk gemaakt (en maakt hij nog steeds inbreuk) op de destijds met hem overeengekomen geheimhoudingsplicht en heeft hij gehandeld (en handelt hij nog steeds) in strijd met de Wet Bescherming Bedrijfsgegevens (WBB). [geïntimeerde] is hiervoor aansprakelijk, aldus Corrosion. Corrosion heeft hierop gebaseerde vorderingen ingesteld, onder meer om bedrijfsgeheimen en know how, genoemd in nr. 35 van de inleidende dagvaarding te vernietigen dan wel over te dragen aan Corrosion of een gerechtelijk bewaarder.
4.2
Corrosion heeft bij wijze van provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv gevorderd, zakelijk weergeven, inzage te krijgen in en/of beschikking te krijgen over de in beslag genomen bewijzen middels doorzoeking op de aanwezigheid, primair, van bescheiden als bedoeld in nr. 35 van de inleidende dagvaarding met gebruikmaking van de aldaar genoemde zoektermen, subsidiair, van bescheiden als bedoeld in de akte wijziging eis zijdens Corrosion van 13 mei 2020 (op p. 5 onder a-m).
4.3
[geïntimeerde] heeft op zijn beurt een reconventionele vordering ingesteld en onder meer opheffing van het bewijsbeslag gevorderd.
4.4
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 november 2021 op de vorderingen beslist en in conventie in het incident en in de hoofdzaak de vorderingen afgewezen. Op de reconventionele vordering heeft de rechtbank niet beslist, omdat aan de voorwaarde waaronder deze is ingesteld niet is voldaan.
4.5
De rechtbank heeft aan haar oordeel, voor zover bij de beoordeling van dit incident relevant, – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. De provisionele vordering is een vordering als bedoeld in artikel 843a Rv (r.o. 4.4 van het vonnis). Aan de vereisten voor toewijzing van een dergelijke vordering is niet voldaan. Corrosion heeft onvoldoende aangevoerd voor het kunnen vaststellen van een redelijk vermoeden dat [geïntimeerde] de geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden, althans dat [geïntimeerde] Corrosion onrechtmatige concurrentie aandoet en/of heeft aangedaan (r.o. 4.7, 4.7.1-4.7.3 van het vonnis). Ook is niet komen vast te staan – want Corrosion heeft niet voldoende onderbouwd – dat [geïntimeerde] de bedrijfsgeheimen van Corrosion heeft geschonden (r.o. 4.8, 4.8.1 van het vonnis). Dit leidt ook tot afwijzing van de vordering van Corrosion in de hoofdzaak (r.o. 4.10 van het vonnis). Het bewijsbeslag vervalt van rechtswege zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan (r.o. 4.11 van het vonnis).

5.De vordering in het incident in hoger beroep

5.1
Corrosion is in hoger beroep gekomen. Zij vordert kort gezegd om de vorderingen van Corrosion in de hoofdzaak alsnog toe te wijzen, alsmede bij wege van incidentele vordering “
om ook de incidentele vordering tot inzage van het in[be]slaggenomen bewijsmateriaal alsnog toe te wijzen”.
5.2
Corrosion heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het incident haar vordering in het incident voor wat betreft de primaire grondslag gewijzigd, in zoverre dat zij primair vordert dat in de nr. 35 van de inleidende dagvaarding genoemde bescheiden wordt gezocht “
met gebruikmaking van de door Corrosion gedefinieerde zoektermen als omschreven in de lijst in hoger beroep overgelegd bij pleidooi in het incident, en aangehecht aan de door de raadsman van Corrosion overgelegde pleitnota”. Het hof heeft deze eiswijziging geweigerd bij brief van 22 november 2022.
5.3
Corrosion heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in het incident toegelicht waarom de zoektermen ook de termen dienen te bevatten die genoemd worden in de lijst die aan de pleitaantekeningen van haar advocaat zijn gehecht.

6.De beoordeling van het incident

Ontvankelijkheid

6.1
[geïntimeerde] stelt zich primair op het standpunt dat Corrosion niet-ontvankelijk is in het incident, omdat van een nieuwe incidentele vordering in appel geen sprake is. Het gaat om precies dezelfde vordering. [geïntimeerde] licht dat standpunt als volgt toe. De rechtbank heeft in eerste aanleg inhoudelijk op de artikel 843a Rv-vordering beslist en die vordering afgewezen. Tegen dat oordeel richt Corrosion grieven en daarop – en dus op de artikel 843a Rv-vordering – wordt pas beslist bij eindarrest in de hoofdzaak. Corrosion zegt zelf haar vordering tot inzage op grond van artikel 843a Rv in hoger beroep te handhaven, maar brengt ter onderbouwing van die vordering niets nieuws naar voren, aldus nog steeds [geïntimeerde].
6.2
Corrosion is ontvankelijk in het incident. Een artikel 843a Rv-vordering kan in beginsel in iedere stand van het geding worden ingesteld, dus ook in een lopende procedure en voor het eerst in hoger beroep (HR 6 oktober 2006, NJ 2006/547; ECLI:NL:HR:2006:AX7774). Deze (afgewezen) vordering kan ook worden herhaald in hoger beroep. Van strijd met de goede procesorde, om de enkele reden dat Corrosion een identieke vordering als in eerste aanleg heeft ingesteld waarop in eerste aanleg al is beslist, is geen sprake. Als het al gaat om een inhoudelijk identieke vordering is dat in beginsel toegestaan. Dat desondanks sprake is van strijd met de goede procesorde en/of misbruik van recht is onvoldoende onderbouwd. Deze incidentele vordering is ook kenbaar voor [geïntimeerde] toegelicht.
Juridisch kader
6.3
Bij de inhoudelijke beoordeling staat het volgende voorop.
6.4
Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet moet voldoende aannemelijk zijn. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, moet zodanige feiten en omstandigheden stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat een tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Wat in het kader van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
Verweren en de bespreking daarvan
6.5
Het hof zal ook meewegen wat [geïntimeerde] in eerste aanleg heeft ingebracht tegen de incidentele vordering. [geïntimeerde] verwijst in nr. 21 van de conclusie van antwoord in het incident naar nrs. 147 t/m 175 van haar conclusie van antwoord in eerste aanleg.
6.6
De verweren van [geïntimeerde] komen erop neer (1) dat een rechtsbetrekking ontbreekt, (2) dat Corrosion geen rechtmatig belang bij inzage heeft, (3) dat de vordering niet ziet op ‘bepaalde bescheiden’ en (4) dat gewichtige redenen zich tegen toewijzing verzetten.
Rechtsbetrekking
6.7
Volgens [geïntimeerde] is de opdrachtovereenkomst gesloten met COWE. Corrosion stelt daar onweersproken tegenover dat het vorderingsrecht van COWE door een akte van cessie van 26 maart 2022 aan haar is overgedragen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat er in ieder geval langs deze weg een rechtsbetrekking bestaat tussen Corrosion en [geïntimeerde].
Rechtmatig belang
6.8
De vordering van Corrosion jegens [geïntimeerde] rust er mede op dat OES nooit op eigen kracht en in korte tijd, zonder gebruikmaking van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Corrosion een ICCP-systeem dat vergelijkbaar is aan dat van Corrosion heeft kunnen ontwikkelen. Corrosion brengt daartoe naar voren (i) dat Corrosion met veel tijd, energie en kunde een succesvol ICCP-systeem heeft ontwikkeld, (ii) dat Corrosion daardoor marktleider was maar nu projecten en klanten aan OES verliest, (iii) dat OES zich begeeft op dezelfde markt als Corrosion, (iv) dat OES in een periode van zes maanden een ICCP-systeem heeft ontwikkeld dat in hoge mate gelijkenis vertoont met het ICCP-systeem van Corrosion, en (v) dat [geïntimeerde] in de periode dat hij werkzaamheden verrichtte voor het Corrosion-concern (1) de beschikking heeft verkregen over technische kennis, waaronder vertrouwelijke bedrijfsinformatie en commerciële informatie (lopende projecten, klantgegevens, prijslijsten, marktstrategieën en prospects) ten aanzien van dit systeem, (2) voorbereidingen heeft getroffen voor de start van OES, en (3) heeft gecommuniceerd met leveranciers over het bouwen van onderdelen van het ICCP-systeem van Corrosion, waarbij (vertrouwelijke) informatie is gewisseld die van Corrosion afkomstig lijkt. Corrosion heeft ter onderbouwing van een en ander bij memorie van grieven stukken overgelegd en zij heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het incident aan de hand van de beschrijving van de gang van zaken bij drie projecten haar verwijten nader toegelicht.
6.9
[geïntimeerde] heeft in het kader van dit incident niet inhoudelijk gereageerd op de verwijten die Corrosion hem maakt als hiervoor omschreven noch op de aanvullend ingebrachte stukken die dat volgens Corrosion onderbouwen, noch op de door Corrosion gegeven toelichting op de gang van zaken bij de door haar genoemde drie projecten. Bedoelde stellingen van Corrosion moesten voor [geïntimeerde] kenbaar zijn. Dat [geïntimeerde] ervoor kiest om pas bij memorie van antwoord inhoudelijk te reageren, komt voor zijn rekening en risico.
6.1
Op grond van dat wat Corrosion in haar memorie van grieven aanvullend naar voren brengt over de gedragingen van [geïntimeerde], de documenten die zij ter ondersteuning daarvan overlegt en de door haar ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het incident gegeven toelichting op (de gang van zaken bij) de drie door haar genoemde projecten (zie 6.8 hiervoor), is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] de door hem meegenomen (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie heeft gebruikt te eigen bate of ten voordeel van derden. Daarbij merkt het hof op dat het verwijt verwoord onder 6.8 (v)(3) wordt ondersteund door [geïntimeerde] zelf, nu hij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd heeft toegegeven dat hij, op een moment dat hij ([geïntimeerde]) nog werkzaamheden verrichtte voor Corrosion, vanaf een op dat moment ook actief OES-account, een e-mail heeft verstuurd aan het persoonlijke e-mailadres van de heer Paul Wheeler,
technical managervan METEC Group Ltd – naar zeggen van Corrosion een belangrijke leverancier van anodes waarmee zij reeds jaren samenwerkt – én dat bedoeld bericht de door Corrosion gestelde inhoud heeft, namelijk (auteursrechtelijk beschermde) technische ontwerptekeningen van onderdelen van ICCP-systemen, afkomstig van Corrosion (en voorzien van het Corrosion-logo).
6.11
Het voorgaande betekent dat Corrosion recht en belang erbij heeft om informatie van [geïntimeerde] te verkrijgen om te kunnen controleren of [geïntimeerde] zich heeft gehouden aan zijn contractuele geheimhoudingsplicht en de WBB. Aan dat belang doet niet af dat, zoals [geïntimeerde] naar voren brengt, Corrosion reeds (vele) documenten in haar bezit heeft en een inzageverzoek niets meer toevoegt. Corrosion heeft ook een rechtmatig belang bij een onderzoek van de bescheiden die nog niet eerder zijn onderzocht op aanwijzingen van het handelen dat zij [geïntimeerde] verwijt.
Bepaalde bescheiden
6.12
Naar het oordeel van het hof heeft Corrosion met de door haar aan de pleitnota van
mr. Jansen gehechte lijst met zoektermen in voldoende mate bepaald/gesubstantieerd welke delen van de in gerechtelijke bewaring gegeven digitale informatie zij wenst te onderzoeken, en waarop. Dat de gevraagde uitbreiding van de zoektermen zien op kwesties die niet relevant zijn, zoals [geïntimeerde] aanvoert, kan pas in de hoofdzaak worden beoordeeld. Daar komt bij dat door [geïntimeerde] onvoldoende is onderbouwd dat hij door deze uitbreiding onredelijk wordt benadeeld. Volgens [geïntimeerde] bestaat er door de zoekslag de mogelijkheid dat er ook inzage wordt verkregen in privéinformatie van [geïntimeerde] en/of (rechtmatige) (bedrijfs)informatie van derden. Door [geïntimeerde] is onvoldoende onderbouwd dat deze ‘bijvangst’ van zwaarwegende betekenis en gewicht is. Daarentegen is het belang van waarheidsvinding in deze procedure onweersproken evident en zwaarwegend.
6.13
[geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat voor de mondelinge behandeling het verzoek tot eiswijziging en het overleggen van stukken al door het hof was geweigerd en dat alleen al om die reden de nadere zoektermen niet aan de orde zijn. Het hof verwerpt dit standpunt. Het belang van deze zoektermen is op de mondelinge behandeling toegelicht, zonder dat de geweigerde stukken daarbij een rol speelden, terwijl als gezegd door [geïntimeerde] onvoldoende is onderbouwd dat hij door deze uitbreiding onredelijk wordt benadeeld. [geïntimeerde] heeft bij akte ook mogen reageren op de nadere zoektermen. Daar komt bij dat het belang van proceseconomie vergt dat moet worden voorkomen dat er later in het geding nog een vordering tot inzage moet worden gedaan.
Gewichtige redenen
6.14
Van een
fishing expeditionis gelet op wat hiervoor is overwogen geen sprake. Van gewichtige redenen die zich tegen toewijzing van de incidentele vordering verzetten, is ook niet gebleken.
6.15
De conclusie is dat alle verweren van [geïntimeerde] falen.
Slotsom
6.16
Het voorgaande leidt ertoe dat de incidentele vordering van Corrosion op de primaire grondslag voor toewijzing in aanmerking komt, aan de hand van de zoektermen genoemd in de lijst gehecht aan de pleitaantekeningen van mr. Jansen . Het hof ziet geen reden om beperkingen toe te passen als voorzien in artikel 22a Rv door deze inzage slechts te verlenen aan de advocaat van Corrosion. Het hof zal de vordering dan ook toewijzen op de primaire grondslag en op de wijze die in het dictum is bepaald.
6.17
Het hof wijst om redenen van proceseconomie het verzoek om tussentijds cassatieberoep in te stellen af. Voorkomen moet worden dat deze zaak zich blijft voortslepen.

7.De beslissing

Het hof:
in het incident:
- staat toe dat de deurwaarder met behulp van DigiJuris B.V. de gekopieerde data op geautomatiseerde of andere wijze doorzoekt op de aanwezigheid van bescheiden, zoals gedefinieerd onder randnummer 35 van de inleidende dagvaarding van 12 februari 2020, met gebruikmaking van de door Corrosion gedefinieerde zoektermen als omschreven in de lijst gehecht aan de door de advocaat van Corrosion overgelegde spreekaantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling in het incident op 24 november 2022 te 13.30 uur, en Corrosion vervolgens door afgifte van afschriften de beschikking geeft over, althans inzage geeft in deze bescheiden;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het verzoek om tussentijds cassatieberoep in te stellen af;
- houdt de beslissing over de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rol van 9 mei 2023 voor het nemen van memorie van antwoord (in de hoofdzaak) aan de zijde van [geïntimeerde];
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door R.S. van Coevorden, M.D. Ruizeveld en A.J.P. van Beurden en is en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.