ECLI:NL:GHDHA:2023:2550
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en de motivering van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning in Alphen aan den Rijn. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 514.000, die door de Heffingsambtenaar was vastgesteld op 1 januari 2020. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en had een lager bedrag van € 400.000 en subsidiair € 494.000 gevorderd. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De Heffingsambtenaar had een taxatierapport en een matrix overgelegd waarin de waarde was bepaald door middel van systematische vergelijking met vergelijkbare woningen. Het Hof concludeerde dat de vergelijkingsobjecten, ondanks enkele verschillen, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van de belanghebbende. De Heffingsambtenaar had ook de vrijstelling voor waterverdedigingswerken correct toegepast.
De belanghebbende had in de bezwaarfase verzocht om inzage in bepaalde stukken, maar het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar aan zijn informatieplicht had voldaan. De uitspraak op bezwaar was voldoende gemotiveerd, en het Hof zag geen aanleiding om de Heffingsambtenaar te verplichten aanvullende stukken over te leggen. Uiteindelijk bevestigde het Hof de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de waarde van de woning als correct werd beoordeeld.