ECLI:NL:GHDHA:2023:2064
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarde van een hotel en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een hotel, gelegen in Noordwijk. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2019 vastgesteld op € 4.014.000, wat door belanghebbende werd betwist. De belanghebbende, een hotelbedrijf, stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en vroeg om een schadevergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan door een waarderapport over te leggen, waarin de waarde was onderbouwd met de huurwaardekapitalisatiemethode, zoals beschreven in de Taxatiewijzer Hotels 2019. Het Hof concludeerde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de Heffingsambtenaar de juiste methoden had toegepast. De argumenten van de belanghebbende, waaronder de invloed van de coronacrisis op de waarde, werden verworpen, omdat de waardepeildatum vóór de coronapandemie lag.
Wat betreft de schadevergoeding voor immateriële schade, oordeelde het Hof dat de overschrijding van de redelijke termijn niet voldoende was om een schadevergoeding toe te kennen, omdat de coronamaatregelen als bijzondere omstandigheden werden beschouwd die de termijn verlengden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om hun claims goed te onderbouwen en de rol van de Heffingsambtenaar in het vaststellen van WOZ-waarden.