Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
4.Beoordeling
hof] verwacht kan worden dat zij hangende de beroepsprocedure(s) het loon doorbetaalt, alleen om te voorkomen dat – achteraf gesproken – het loon niet tijdig blijkt te zijn betaald”. Aan het door de kantonrechter gebezigde argument ligt dus het uitgangspunt ten grondslag dat de verplichting van de Stichting tot betaling van loon aan [appellant] pas na de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is ontstaan en dat de ‘prikkel tot nakoming’ daarvóór niet aan de orde was. Uit het hiervoor onder 4.5 overwogene volgt dat dit uitgangspunt onjuist is. Het argument van de kantonrechter is daarom ondeugdelijk. Ook in een geval als het onderhavige, waarin pas na verloop van tijd definitieve duidelijkheid is verkregen over de onjuistheid van het standpunt van de Stichting dat wegens het verleende ontslag geen loon was verschuldigd, bestaat in beginsel aanspraak op de wettelijke verhoging.