ECLI:NL:GHDHA:2023:1941
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en verzoek om vergoeding van immateriële schade
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, een restaurant met bijbehorende faciliteiten, door de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De waarde was vastgesteld op € 1.987.000 per 1 januari 2019, en belanghebbende, een B.V., stelde dat deze waarde te hoog was. De Rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan door middel van een waarderapport en een bruto kapitalisatiefactor berekening. Belanghebbende voerde aan dat de waarde onvoldoende was onderbouwd en dat er geen rekening was gehouden met de gevolgen van de coronacrisis. Het Hof verwierp deze argumenten en concludeerde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Daarnaast verzocht belanghebbende om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze vergoeding rechtvaardigden, en wees het verzoek af. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.