ECLI:NL:GHDHA:2023:1692
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vastgestelde WOZ-waarden van onroerende zaken en verzoek om vergoeding van immateriële schade
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde waarden van twee onroerende zaken, gelegen in de gemeente Noordwijk. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 523.000 en € 1.338.000 per 1 januari 2019, de waardepeildatum. De belanghebbende, een B.V., was het niet eens met deze waarderingen en had bezwaar gemaakt, dat door de Heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. De Rechtbank Den Haag had het beroep van de belanghebbende op 31 mei 2022 eveneens ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de waardes van de onroerende zaken niet te hoog zijn vastgesteld. De belanghebbende had onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die de waardebepaling konden ondermijnen. Ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen. Het Hof concludeerde dat de redelijke termijn niet was overschreden, rekening houdend met bijzondere omstandigheden zoals de coronacrisis. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.