ECLI:NL:GHDHA:2022:971

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.304.677
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over opheffing van conservatoir beslag door uitzendbureau

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin Euro Start Uitzendbureau B.V. (hierna: Euro Start) vordert de opheffing van conservatoire beslagen die door [geïntimeerde 1] c.s. zijn gelegd. Euro Start stelt dat zij ten onrechte in de bodemzaak is betrokken, omdat zij niet de werkgever is van de beslagleggers. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat het verweer van Euro Start in de bodemprocedure zou worden gehonoreerd. Euro Start heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Euro Start is sinds 2004 geregistreerd als uitzendbureau in Den Haag. [geïntimeerde 1] c.s. hebben een bodemprocedure aangespannen tegen Euro Start, waarin zij onder andere betaling van achterstallig loon vorderen. Euro Start heeft in de bodemprocedure verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft in tussenvonnissen geoordeeld dat [geïntimeerde 1] c.s. een loonvordering op Euro Start hebben. Na deze tussenvonnissen hebben [geïntimeerde 1] c.s. conservatoir beslag gelegd op de bezittingen van Euro Start.

In het hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg terecht heeft overwogen dat Euro Start onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het verweer in de bodemprocedure zal slagen. Het hof heeft de beslissing van de voorzieningenrechter bekrachtigd en Euro Start veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof heeft daarbij benadrukt dat Euro Start gedurende de procedure heeft erkend dat zij de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. is geweest, wat het verweer dat zij dat niet is, tardief maakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.304.677
Zaaknummer rechtbank : C/09/620068 / KG ZA 21-1039
Vindplaats vonnis : ECLI:NL:RBDHA:2021:13348

Arrest (uitspraak) van 21 juni 2022

in de zaak van:

Euro Start Uitzendbureau B.V.,gevestigd te Den Haag,

appellante,
hierna te noemen: Euro Start,
advocaat: mr. T. Venneman te Den Haag,
tegen:
1.
[geïntimeerde 1]en
2.
[geïntimeerde 2]
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en gezamenlijk [geïntimeerde 1] c.s.,
advocaat: mr. A.C.E.G. Cordesius te Den Haag.

Waar de zaak over gaat

1. In dit kort geding vordert een uitzendbureau opheffing van ten laste van haar gelegde beslagen, omdat zij ten onrechte in de bodemzaak is betrokken: zij zou niet de wederpartij zijn bij wie de beslagleggers in dienst zijn geweest. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat zij onvoldoende aannemelijk achtte dat in de bodemzaak het verweer van het uitzendbureau dat de verkeerde vennootschap is gedagvaard zou worden gehonoreerd.

De processtappen

2. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het tussen partijen in conventie en in reconventie gewezen vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter (team handel) in de rechtbank Den Haag van 25 november 2021 (hierna: het vonnis of het bestreden vonnis) en het procesdossier van de rechtbank;
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 december 2021 met daarin drie grieven (de in die dagvaarding genoemde verklaring van [getuige] die als productie 1 zou zijn overgelegd ontbreekt);
- de memorie van antwoord, met producties.

De feiten

3. De voorzieningenrechter is in het vonnis van een aantal feiten uitgegaan. Over deze feiten bestaat geen discussie. Ook het hof gaat daarom van die feiten uit. Samengevat gaat het om het volgende.
( a) Euro Start is een uitzendbureau en is – blijkens registratie in het handelsregister van de Kamer van Koophandel – sinds 2004 gevestigd op Radarstraat 210 te Den Haag. [bestuurder] (hierna: [bestuurder]) is sinds 2010 alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van Euro Start.
( b) Agrarisch Uitzendbureau Uitzendplan B.V. (hierna: Uitzendplan) was eveneens een uitzendbureau. Uit uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt onder meer het volgende:
  • enig aandeelhouder van Uitzendplan was Stichting Administratiekantoor Blend VII;
  • van 16 november 2009 tot 30 oktober 2018 was [bestuurder] enig/zelfstandig bevoegd bestuurder van Uitzendplan;
  • van 30 oktober 2018 tot 8 juli 2020 was [dochter] (de dochter van [bestuurder])enig/ zelfstandig bevoegd bestuurder van Uitzendplan;
  • Uitzendplan was van 28 augustus 2012 tot 1 januari 2020 gevestigd op Radarstraat 208 te Den Haag;
  • in de periode van 27 juli 2015 tot 8 juli 2020 had Uitzendplan de naam Euro Start
Uitzendbureau als handelsnaam geregistreerd;
- op 22 oktober 2021 is geregistreerd dat Uitzendplan is opgehouden te bestaan omdat
geen bekende baten meer aanwezig zijn sinds 1 augustus 2021.
( c) Bij afzonderlijke dagvaardingen van 17 augustus 2020 heeft [geïntimeerde 1] c.s. (ieder voor zich) een bodemprocedure bij de kantonrechter aanhangig gemaakt tegen Euro Start (hierna: de bodemprocedures). In deze bodemprocedures vorderde [geïntimeerde 1] c.s. (ieder voor zich) kort samengevat betaling van achterstallig loon, verstrekking van gecorrigeerde loonstroken en jaaropgaven en bewijs dat de ingehouden pensioenpremie ook daadwerkelijk is afgedragen aan het pensioenfonds. [geïntimeerde 2] vorderde daarnaast doorbetaling van loon (althans ziekengeld) totdat aan de arbeidsovereenkomst een rechtsgeldig einde is gekomen en vrijwaring van de gevolgen van een terugvordering bij hem van een door het UWV ten onrechte uitgekeerde ziektewetuitkering.
( d) In de bodemprocedures (bij de rechtbank bekend onder 8728229\ RL EXPL 20-15251 en 8728238 \ RL EXPL 20-15252) is mr. N. Çiçek als gemachtigde voor Euro Start verschenen en heeft zij namens Euro Start verweer gevoerd.
( e) Op 12 augustus 2021 heeft de kantonrechter in de bodemprocedures tussenvonnissen gewezen (ECLI:NL:RBDHA:2021:16286 en ECLI:NL:RBDHA:2021:16287). In beide zaken is daarin, voor zover nu relevant, overwogen dat [geïntimeerde 1] c.s. een loonvordering op Euro Start heeft, bij de hoogte waarvan de kantonrechter grotendeels uitgaat van de berekeningen die [geïntimeerde 1] c.s. ieder voor zich terzake heeft overgelegd. Ten aanzien van in de vonnissen weergegeven uitgangspunten moet echter nog een herberekening plaatsvinden en [geïntimeerde 1] c.s. is in de gelegenheid gesteld een akte te nemen waarbij zij een nieuwe berekening over moet leggen conform de uitgangspunten als vermeld in de tussenvonnissen.
( f) Nadat de tussenvonnissen zijn gewezen heeft [geïntimeerde 1] c.s. de voorzieningenrechter in deze rechtbank verlof gevraagd om ten laste van Euro Start conservatoir beslag te mogen leggen tot zekerheid van verhaal van de in de bodemprocedures ingestelde vorderingen. Dit verlof is verleend. [geïntimeerde 1] c.s. heeft op 22 oktober 2021 ten laste van Euro Start conservatoir beslag laten leggen onder ABN AMRO Bank N.V. (onder andere op de G-rekening van Euro Start) en vier klanten van Euro Start.
( g) Op 22 oktober 2021 heeft mr. Çiçek een e-mailbericht verzonden aan de advocaat
van [geïntimeerde 1] c.s. met de volgende inhoud:
"Gebleken is dat u namens uw cliënten conservatoir beslag heeft laten leggen op gelden die toekomen aan Euro Start Uitzendbureau B.V.. Dit terwijl Euro Start Uitzendbureau B.V. geen rechtsverhouding heeft met uw cliënten.
Uw cliënten hebben een rechtsverhouding met Euro Start Uitzendbureau. Dit blijkt uit de loonstroken van uw cliënten. Op de loonstroken van uw cliënten wordt ook het loonheffingnummer van cliënte vermeld, welk gekoppeld is aanAgrarisch Uitzendbureau Uitzendplan B.V(…).
Ik heb de processtukken nogmaals doorgenomen en gezien datEuro Start Uitzendbureau B.V.gedagvaard is. Hierdoor is het tussenvonnis van 12 augustus 2021 uitgesproken tegen een B.V. die niets te maken heeft met de arbeidskwestie tussen cliënte en uw cliënten. Dat de verkeerde partij is gedagvaard is cliënte niet opgevallen, omdat zij tevens h.o.d.n. Euro Start Uitzendbureau. Als gemachtigde heb ik dan ook de belagen van Euro Start Uitzendbureau behartigt en niet de belangen van Euro Start Uitzendbureau B.V..
Het gevolg van deze fout is dat u thans conservatoir beslag heeft laten leggen op het vermogen c.q. gelden van een b.v. die geen arbeidsverhouding heeft of heeft gehad met uw cliënten. Deze b.v. is nogal boos over deze kwestie en deelde mij mede juridische stappen hiertegen te ondernemen.
Gelet op het bovenstaande zal ik de rechtbank berichten over deze fout en verzoeken een herstelvonnis af te geven voor zover mogelijk. Op grond hiervan en om verdere schade te beperken verzoek ik u dan ook per ommegaand het beslag op te heffen, nu duidelijk blijkt dat beslag is gelegd onder een b. v. waarmee uw cliënten geen rechtsverhouding hebben."

De vordering van Euro Start en de beslissing van de voorzieningenrechter

4.1
Euro Start vordert in de onderhavige kort gedingprocedure in conventie – zakelijk weergegeven – alle beslagen die door [geïntimeerde 1] c.s. zijn gelegd op te heffen, althans te bepalen dat [geïntimeerde 1] c.s. hoofdelijk gehouden is die beslagen per direct op te heffen, op straffe van een dwangsom.
4.2
Daartoe voerde Euro Start – voor zover in hoger beroep nog relevant – het volgende aan. Uitzendplan is altijd de werkgever geweest van [geïntimeerde 1] c.s., niet Euro Start. [geïntimeerde 1] c.s. komt op geen enkele manier voor in de loonadministratie of andere administratie van Euro Start en Euro Start heeft nooit overeenkomsten gesloten met [geïntimeerde 1] c.s.. Omdat Euro Start nooit de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. is geweest, is het zeer onwaarschijnlijk dat de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. tegen Euro Start in een bodemprocedure toegewezen zullen worden. Hieruit blijkt de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor [geïntimeerde 1] c.s. beslag heeft gelegd. Daar komt bij dat het beslag onder de debiteuren van Euro Start en de G-rekening onnodig is en opgeheven moet worden, omdat het beslag op de bankrekening de vordering ruimschoots dekt. Euro Start heeft verder gesteld dat het beslag moet worden opgeheven, omdat zij zekerheid heeft geboden in de vorm van een bankgarantie. Dat Euro Start zich gesteld heeft in de bodemprocedure, is omdat mr. Çiçek per abuis dacht dat Uitzendplan was gedagvaard. Uitzendplan maakte immers gebruik van de naam Euro Start (maar dan zonder B.V.).
4.3
De voorzieningenrechter heeft de vordering in conventie afgewezen en heeft daartoe – samengevat en voor zover thans nog relevant – overwogen, dat binnen het bestek van dit kort geding voorshands onvoldoende aannemelijk is dat in de bodemzaak het thans door Euro Start gevoerde verweer dat [geïntimeerde 1] c.s. niet de juiste entiteit gedagvaard heeft zal worden gehonoreerd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er onmiskenbaar een link is tussen Euro Start en Uitzendplan. Bovendien gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het verweer dat Euro Start niet de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. is, in de bodemprocedures al is prijsgegeven, althans als tardief zal worden aangemerkt en ook daarom niet zal slagen. Daarom is niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. gebleken. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat [geïntimeerde 1] c.s. geen genoegen hoefde te nemen met de bankgarantie die Euro Start bereid is te geven, omdat deze pas tot uitkering overgaat als de vonnissen in de bodemprocedure onherroepelijk zijn geworden en dus [geïntimeerde 1] c.s. in een nadeligere verhaalspositie plaatst dan bij handhaving van het conservatoire beslag.

Het hoger beroep

5.1
Euro Start vordert vernietiging van deze beslissing. Zij wil dat het hof het gevorderde in conventie alsnog toewijst. Haar grieven zijn gericht tegen de overwegingen die de voorzieningenrechter hebben gebracht tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat er een rechtsverhouding bestaat tussen partijen (grief I), dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. is gebleken (grief II) en dat [geïntimeerde 1] c.s. de door Euro Start geboden zekerheid niet heeft hoeven accepteren (grief III).
5.2
[geïntimeerde 1] c.s. heeft haar in eerste aanleg gevoerde verweer gehandhaafd en in aanvulling daarop gesteld dat:
- de kantonrechter in de bodemzaken op 27 januari 2022 eindvonnissen heeft gewezen, waarbij de (gewijzigde) vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. zijn toegewezen;
- [geïntimeerde 1] c.s. – zoals zij had toegezegd op de zitting in eerste aanleg – de conservatoire beslagen onder de debiteuren en op de G-rekening heeft opgeheven, en het op de bedrijfsrekening gelegde beslag heeft beperkt tot een bedrag van € 117.000,--.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1
Aan de orde is de vraag of het door [geïntimeerde 1] c.s. gelegde beslag dient te worden opgeheven. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
6.2
De rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van die bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. De afstemmingsregel is verder niet van toepassing indien de gevraagde voorziening strekt tot opheffing van een conservatoire maatregel of tot een verbod tot het treffen van een dergelijke maatregel, en de uitspraak van de bodemrechter over de vordering ter verzekering waarvan de conservatoire maatregel strekt, nog geen kracht van gewijsde heeft gekregen. In een zodanig geval dienen de belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat voor een vooralsnog niet vaststaande vordering verhaal mogelijk zal zijn ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij (definitieve) afwijzing van de vordering in de hoofdzaak voor de door het beslag ontstane schade aansprakelijk is. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden betrokken (HR 3-4-2020, ECLI:NL:HR:2020:599). Van de voorzieningenrechter kan niet worden gevergd dat hij in zijn vonnis mede een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het bodemvonnis in eerste aanleg ingestelde hoger beroep in de hoofdzaak.
6.3
[geïntimeerde 1] c.s. heeft gesteld dat de kantonrechter in de bodemzaken op 27 januari 2022 eindvonnis heeft gewezen waarbij de (gewijzigde) vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. zijn toegewezen. Het beslag zou daarom executoriaal zijn geworden. Het hof heeft ambtshalve geconstateerd dat op rechtspraak.nl onder de nummers ECLI:NL:RBDHA: 2022:4009 en ECLI:NL:RBDHA:2022:4010 een tweetal eindvonnissen van de kantonrechter Den Haag van 27 januari 2022 is gepubliceerd met als kenmerk 8728229 \ RL EXPL 20-15251 en 8728238 \ RL EXPL 20-15252. In deze vonnissen overweegt de kantonrechter dat Euro Start pas na het tussenvonnis en nadat [geïntimeerde 1] c.s. beslag heeft laten leggen het standpunt heeft ingenomen dat zij nooit de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. is geweest. De kantonrechter is van oordeel dat Euro Start, doordat zij tot dan toe gedurende de gehele procedure had erkend dat zij de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. is geweest, het verweer dat zij niet hun werkgever was heeft prijsgegeven, althans dat dit verweer tardief is. Euro Start is daarom veroordeeld tot nabetaling aan [geïntimeerde 2], respectievelijk [geïntimeerde 1].
6.4
Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde 1] c.s. de eindvonnissen heeft doen betekenen aan de derde beslagenen. Dit betekent dat het hof niet kan vaststellen of de beslagen inmiddels executoriaal van aard zijn (artikel 704, lid 1 Rv).
6.5
Indien dit het geval is, brengt dit met zich dat – gelet op de bovengenoemde afstemmingsregel – de vordering van Euro Start niet kan worden toegewezen. Dit zou pas anders zijn indien de vonnissen van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berusten en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen die vonnissen (eventueel) aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, maar dat is naar het oordeel van het hof niet het geval.
6.6
De voorzieningenrechter heeft immers overwogen:
" 4.4. Ter zitting is gebleken dat de beslagen van [geïntimeerde 1] c.s. doel hebben getroffen voor een groter bedrag dan het bedrag waar de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. bij het verleende verlof om conservatoir beslag te mogen leggen voorlopig op is begroot (namelijk € 117.000). [geïntimeerde 1] c.s. hebben ter zitting toegezegd dat zij bereid zijn de beslagen onder de debiteuren en op de G-rekening op te heffen en dat zij het beslag op de bedrijfsrekening bij de ABN AMRO-bank (dat doel heeft getroffen voor een bedrag van ongeveer € 450.000) zullen vrijgeven voor zover dat beslag het bedrag van € 117.000 te boven gaat. [geïntimeerde 1] c.s. hebben verklaard nog dezelfde dag de deurwaarder daartoe te instrueren, omdat zij willen voorkomen dat andere werknemers van Euro Start als gevolg van de door hen gelegde beslagen hun salaris niet zullen ontvangen.
4.5.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding er aan te twijfelen dat [geïntimeerde 1] c.s. deze toezegging inmiddels zijn nagekomen. Nadat [geïntimeerde 1] c.s. daartoe zijn overgegaan, zal Euro Start ook (weer) in staat zijn betalingen aan — onder andere — haar werknemers te verrichten en is ook daarin geen belang meer gelegen om tot opheffing van de beslagen over te gaan."
Euro Start is tegen dit oordeel niet opgekomen. Ook heeft Euro Start niet gesteld dat [geïntimeerde 1] c.s. haar toezegging niet is nagekomen, hetgeen wel van haar zou mogen worden verwacht indien dat het geval zou zijn. Dit betekent dat – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet kan worden geoordeeld dat de beslissing op een tegen die vonnissen (eventueel) aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht.
6.7
Overigens is het hof van oordeel dat Euro Start (ook) te weinig heeft gesteld om het oordeel te kunnen dragen dat de eindvonnissen berusten op een kennelijke misslag. Vast staat immers dat Euro Start in de bodemprocedures gedurende meer dan één jaar heeft erkend dat zij de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. is geweest. Dat maakt dat het oordeel van de bodemrechter dat het verweer van Euro Start (dat zij toch niet de werkgever van [geïntimeerde 1] c.s. was) tardief is, niet onbegrijpelijk en in ieder geval geen kennelijke misslag.
6.8
Ook als de eindvonnissen niet zijn betekend (en mogelijk inmiddels een appeldagvaarding is uitgebracht), leidt dit niet tot een ander oordeel. Het ontbreken van een spoedeisend belang in combinatie met de toewijzende eindvonnissen in de bodemzaak, maken het belang van Euro Start bij opheffing van de beslagen ondergeschikt aan het belang van [geïntimeerde 1] c.s.. Daarbij is in aanmerking genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn.
6.9
Dat de vordering overigens ondeugdelijk is, is verder ook niet summierlijk gebleken. De door [geïntimeerde 1] c.s. aangevoerde feiten duiden er immers op dat [bestuurder], als (ex)bestuurder van twee soortgelijke vennootschappen die beide handel(d)en onder de naam Euro Start Uitzendbureau, er bewust voor heeft gekozen verwarring te creëren. De vraag welke consequenties dat heeft voor de bodemzaak, zal in de bodemzaak moeten worden beantwoord.
6.1
Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat [geïntimeerde 1] c.s. onder de gegeven omstandigheden geen genoegen hoefde te nemen met de door Euro Start aangeboden bankgarantie. Het hof maakt de overwegingen van de voorzieningenrechter tot de zijne. Het enkele feit dat de geboden garantie conform NVB-model 1999 was, maakt niet dat van [geïntimeerde 1] c.s. in redelijkheid kon worden verwacht dat zij deze accepteerde. Niet betwist is immers dat [geïntimeerde 1] c.s. de geboden bankgarantie pas na het onherroepelijk worden van de eindvonnissen zou kunnen inroepen. De garantie biedt dus niet dezelfde zekerheid als beslag bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
6.11
De slotsom is dat de grieven falen. Dit betekent dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd, met veroordeling van Euro Start – als de in het ongelijk te stellen partij – in de kosten van het hoger beroep. De door [geïntimeerde 1] c.s. gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als na te melden.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen in conventie gewezen vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter (team handel) in de rechtbank Den Haag van 25 november 2021;
- veroordeelt Euro Start in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. tot op heden begroot op € 338,-- aan griffierecht en € 1.114,-- aan salaris, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, M.T. Nijhuis en A.J. Swelheim en getekend en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022 door de rolraadsheer mr. C.A. Joustra in aanwezigheid van de griffier.