ECLI:NL:RBDHA:2021:16287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
8728238 \ RL EXPL 20-15252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en inlenersbeloning in uitzendovereenkomst fase B

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2021 een tussenvonnis gewezen in een loonvordering van [eiseres] tegen Euro Start Uitzendbureau B.V. [eiseres] vorderde betaling van achterstallig loon, wettelijke verhogingen en correctie van loonstroken, omdat zij gedurende haar dienstverband bij Euro Start te weinig loon had ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] op basis van een fase B uitzendovereenkomst heeft gewerkt en dat zij recht had op een beloning conform de CAO voor de glastuinbouw, aangezien zij bij glastuinbouwbedrijven was tewerkgesteld. De rechter heeft geoordeeld dat Euro Start onvoldoende heeft aangetoond dat [eiseres] de uitzendovereenkomst op 25 november 2019 heeft opgezegd, waardoor de overeenkomst doorliep tot 20 april 2020, de datum waarop [eiseres] een andere baan vond. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Euro Start zich niet voldoende heeft ingespannen om de inlenersbeloning correct vast te stellen, waardoor [eiseres] recht heeft op het hogere loon conform de CAO. De zaak is aangehouden voor verdere berekeningen van de vordering en het verstrekken van gecorrigeerde loonstroken en bewijs van pensioenafdracht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
MG/C
Rolnr.: 8728238 \ RL EXPL 20-15252
12 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.C.E.G. Cordesius,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EURO START UITZENDBUREAU B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. N. Cicek.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “Euro Start”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 augustus 2020 met 6 producties;
  • de conclusie van antwoord met 2 producties;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling die op 2 februari 2021 heeft plaatsgevonden en waar zijn verschenen [eiseres] , haar gemachtigde
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • de akte uitlating tevens houdende wijziging van eis tevens houdende akte overlegging producties van de zijde van [eiseres] ;
  • de nadere conclusie van de zijde van Euro Start.

2.Feiten

2.1.
[eiseres] is op 19 juni 2017 in dienst getreden bij Euro Start middels een uitzendovereenkomst fase A. Uit de loonstroken die zich bij de stukken bevinden volgt dat [eiseres] voor Euro Start heeft gewerkt bij WEGA Inpakservice in de functie van inpakker en bij Gebr. Zwinkels B.V., [naam 2] en [naam vof] in de functie van Medewerker glastuinbouw. Op de loonstroken staat telkens vermeld:

(Inlenersbeloning--)”.
2.2.
Bij de stukken bevindt zich een Detacheringsovereenkomst Fase B, waarin Euro Start en [eiseres] als partijen staan vermeld.
In deze detacheringsovereenkomst staat onder meer het volgende:
“4. Werknemer is werkzaam in fase B. Het uitzendbeding is niet van toepassing.
40 uur per week, uurloon € 9,69 Brutoloon € 387,60 per week.
5. De uitzendovereenkomst zal worden aangegaan voor de duur van de van de werkzaamheden bij [naam vof] , ingaande op 01-10-2018 en eindigt van rechtswege zonder dat opzegging nodig is op het moment dat het project ten einde komt, maar in ieder geval op 30-09-2019.
6. Deze uitzendovereenkomst eindigt – voor zover nodig in afwijking van het bepaalde in lid 5 – in ieder geval op de dag voordat Werknemer zou instromen in fase C. Indien de uitzendarbeid na het einde van fase B evenwel wordt voortgezet,, maar geen nieuwe schriftelijke uitzendovereenkomst wordt gesloten, wordt alsdan geacht tussen partijen een nieuwe uitzendovereenkomst te gelden in fase B onder – voor zover toegestaan bij wet en cao – dezelfde arbeidsvoorwaarden als in deze uitzendovereenkomst zijn opgenomen, voor de duur van 14 (veertien) kalenderdagen.
7. Eén maand voor het einde van deze uitzendovereenkomst zal Werkgever Werknemer schriftelijk informeren of deze uitzendovereenkomst al dan niet zal worden verlengd. Indien de uitzendovereenkomst wordt verlengd, zal tevens worden aangegeven onder welke voorwaarden dit zal geschieden. (…)Datum: 01-10-2018Werkgever: [naam 3]Handtekening”
Daar achter staat een handtekening.
2.3.
Op de uitzendovereenkomst van [eiseres] is de CAO voor uitzendkrachten van de ABU van toepassing. In deze CAO is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 18BeloningDe uitzendkracht wordt beloond conform de bepalingen uit paragraaf 2 (Inlenersbeloning) van dit hoofdstuk (…)
Artikel 19Inlenersbeloning vanaf eerste dag terbeschikkingstelling
1. De uitzendkracht heeft vanaf de eerste dag van zijn terbeschikkingstelling bij de opdrachtgever
recht op de inlenersbeloning (…).”
Tot 1 februari 2018 luidde artikel 20 van de CAO voor uitzendkrachten als volgt:
“Artikel 20Functie-indeling en beloning
3. De toepassing van de inlenersbeloning is gebaseerd op de informatie als verstrekt door de opdrachtgever over de functiegroep, de hoogte van het loon, de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting, de hoogte van de periodiek, de hoogte en het tijdstip van de initiële loonsverhoging, de kostenvergoedingen en de toeslagen.
(…)5. Toepassing van de inlenersbeloning zal nooit worden aangepast met terugwerkende kracht,
behalve als er sprake is van opzet dan wel kennelijk misbruik.”
Na 1 februari 2018 is artikel 20 van de CAO voor Uitzendkrachten in die zin gewijzigd dat in het vierde lid is opgenomen dat de uitzendonderneming voorziet in een proces waarmee zich zij zich er van verzekert dat de inlenersbeloning correct wordt vastgesteld.
Het vijfde lid is aangepast in die zin dat daaraan (voor zover hier van belang) is toegevoegd dat de inlenersbeloning ook met terugwerkende kracht zal worden aangepast als de uitzendonderneming zich niet aantoonbaar heeft ingespannen voor een correcte vaststelling van de inlenersbeloning.
2.4.
Bij de stukken bevindt zich een ondertekend formulier met onder meer de volgende tekst:
“Den Haag,25/11/2019Naam (…) : [eiseres]Geboortedatum (…) : [geboortedag] -1979Middels deze brief wil ik doorgeven dat ik per 25/11/2019 uit dienst treed bij Euro Start Uitzendbureau. (…)”
Daaronder staat bij
“Handtekening werknemer”een handtekening.
2.5.
Per 20 april 2020 heeft [eiseres] een andere baan gevonden.

3.Vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis, dat Euro Start bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot:
- betaling van het netto equivalent van € 18.962,90, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 9.481,45 bruto en de wettelijke rente over deze bedragen tot aan de dag van voldoening;
- betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.281,93 netto;
- verstrekking van de gecorrigeerde loonstroken aan de gemachtigde van [eiseres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150,- per dag dat Euro Start daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
- verstrekking aan de gemachtigde van [eiseres] van de gecorrigeerde jaaropgaven 2018 en 2019 binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van
€ 150,- per dag dat Euro Start daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
- verstrekking aan de gemachtigde van [eiseres] van bewijs dat het ingehouden pensioen ook daadwerkelijk is afgedragen aan pensioenfonds StiPP, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 150,- per dag dat Euro Start daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
- betaling van de proceskosten alsmede de daarop verschuldigde wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis is voldaan.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij van 17 juni 2017 tot 20 april 2019 voor Euro Start heeft gewerkt en dat zij gedurende deze gehele periode van Euro Start te weinig loon heeft ontvangen. [eiseres] ontving van Euro Start voor haar werkzaamheden namelijk het minimumloon terwijl zij ingevolge de CAO voor uitzendkrachten recht had op een loon dat is gebaseerd op de inlenersbeloning. Nu zij voor Euro Start steeds heeft gewerkt bij glastuinbouwbedrijven had zij recht op beloning conform de CAO voor de Glastuinbouw sector. Dit loon is hoger dan zij heeft ontvangen. Daardoor heeft zij te weinig loon en vakantiegeld ontvangen en is er te weinig pensioenpremie betaald. Zij twijfelt er bovendien aan of de ingehouden pensioenpremie wel is afgedragen aan het pensioenfonds StiPP.
3.3.
Euro Start voert verweer. Op dit verweer zal hieronder bij de beoordeling worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
In dit geschil dient de vraag te worden beantwoord of [eiseres] een loonvordering heeft op Euro Start. In dat kader moet worden beoordeeld of [eiseres] een fase A of een fase B uitzendovereenkomst had, of zij haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd per 25 november 2019 zoals Euro Start stelt, tot wanneer de uitzendovereenkomst liep, of zij recht had op loon conform de CAO voor de glastuinbouw, of zij dit met terugwerkende kracht van Euro Start kan vorderen en zo ja, welk bedrag zij kan vorderen. Deze vragen zullen hieronder één voor één aan de orde komen.
Had [eiseres] een fase A of een fase B uitzendovereenkomst?4.2. [eiseres] stelt dat zij een fase B uitzendovereenkomst had. Zij heeft dit standpunt onderbouwd door bij de dagvaarding een door haar en Euro Start ondertekende Detacheringsovereenkomst Fase B over te leggen. In de conclusie van antwoord heeft Euro Start daartegen geen verweer gevoerd en ter zitting heeft Euro Start desgevraagd zelfs erkend dat er inderdaad sprake was van een fase B contract. Eerst bij conclusie van dupliek heeft Euro Start het standpunt ingenomen dat van een fase B contract geen sprake was nu [eiseres] vanaf 3 april 2018 niet de volledige 78 weken zou hebben gewerkt. De mededeling ter zitting dat wel sprake was van een fase B overeenkomst, berustte volgens Euro Start op onjuiste informatie. Euro Start heeft de overgelegde detacheringsovereenkomst nog eens goed bekeken en komt, zo stelt zij nu, tot de conclusie dat deze niet door haar is ondertekend en dat deze valselijk is opgemaakt. Deze stellingen van Euro Start zullen worden gepasseerd, niet alleen omdat zij tardief zijn maar ook omdat zij zodanig in strijd zijn met de eerder door Euro Start ingenomen stellingen dat de kantonrechter deze niet geloofwaardig acht. Er zal dan ook bij de beoordeling van uit worden gegaan dat [eiseres] werkzaam was op basis van een fase B detacheringsovereenkomst (hierna: “de uitzendovereenkomst”), en wel op basis van de detacheringsovereenkomst die door haar als productie 1 bij dagvaarding is overgelegd.
De opzegging van de uitzendovereenkomst4.3. Dan is de vraag of [eiseres] de uitzendovereenkomst heeft opgezegd per 25 november 2019, zoals Euro Start stelt. Nu het Euro Start is die zich hier op beroept is het aan haar om haar stelling te onderbouwen (en bij een voldoende onderbouwing eventueel te bewijzen). Ter onderbouwing van haar stelling heeft Euro Start een opzegformulier overgelegd dat volgens Euro Start door [eiseres] zou zijn ondertekend. Dat zij heeft opgezegd en het formulier heeft ondertekend wordt door [eiseres] betwist, volgens haar staat onder het formulier een valse handtekening. [eiseres] heeft verder aangevoerd dat zij van 16 november tot 2 december 2019 in België was bij familie, zodat het ook daarom niet mogelijk is dat zij op 25 november 2019 op het kantoor van Euro Start een ontslagformulier heeft ondertekend.
4.4.
Omdat de handtekening onder het opzeggingsformulier door [eiseres] wordt betwist is aan Euro Start bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gevraagd om het origineel van het ontslagformulier, waarvan zij ter zitting verklaarde dat dit was ingescand, over te leggen. Als daarop inderdaad een ‘natte’ handtekening van [eiseres] zou staan, zou dit immers het standpunt van Euro Start kunnen ondersteunen. Het originele ontslagformulier is door Euro Start echter niet overgelegd. Wat daarvan de reden is is niet duidelijk, maar niet ondenkbaar is dat de reden daarvan is gelegen in het feit dat een originele handtekening op het ontslagformulier ontbreekt, simpelweg omdat [eiseres] geen ontslag heeft genomen. Dit is te meer niet ondenkbaar in het licht van de omstandigheden rondom de ziekmelding van de echtgenoot van [eiseres] , die ook een loonvordering tegen Euro Start heeft ingediend (onder rolnummer: 8728229/RL EXPL 20-15251) welke zaak tegelijktijdig met deze zaak is behandeld ter zitting van 2 februari 2021 en waarin eveneens op 12 augustus 2021 vonnis is gewezen.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Euro Start haar stelling dat [eiseres] de uitzendovereenkomst heeft opgezegd onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd zodat deze stelling zal worden verworpen. Dat betekent dat de uitzendovereenkomst ook na 25 november 2019 gewoon is blijven doorlopen.
Tot wanneer liep de uitzendovereenkomst van [eiseres] ?
4.6.
De vraag is tot wanneer de uitzendovereenkomst heeft bestaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval geweest tot 20 april 2020, de datum dat [eiseres] een nieuwe baan heeft gevonden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Uit de uitzendovereenkomst volgt dat deze is aangegaan voor de duur van de werkzaamheden bij [naam vof] , ingaande op 1 oktober 2018 en dat deze eindigt van rechtswege zonder dat opzegging nodig is op het moment dat het project ten einde komt, maar in ieder geval op 30 september 2019. Euro Start heeft (overigens niet in de conclusie van antwoord maar eerst ter zitting) aangevoerd dat het hier gaat om een projectovereenkomst. Daarin volgt de kantonrechter Euro Start niet. Immers, van een projectovereenkomst is alleen sprake als deze geldt voor een vooraf duidelijk omschreven project. Dat daarvan sprake is volgt niet uit de overeenkomst en is ook verder op geen enkele wijze door Euro Start onderbouwd.
4.7.
Uit de loonstroken volgt dat [eiseres] na 1 oktober 2019 nog steeds voor Euro Start werkte. Nu daaromtrent niets anders is gesteld wordt er van uit gegaan dat deze werkzaamheden nog steeds werden verricht op basis van hetzelfde contract en dat daarover tussen partijen geen nadere afspraken zijn gemaakt. Dat betekent dat de uitzendovereenkomst geacht wordt per 1 oktober 2019 te zijn verlengd met dezelfde termijn als waarvoor deze is aangegaan, te weten met een jaar, tot 1 oktober 2020. Per 20 april 2020 heeft [eiseres] echter ander werk gevonden, zodat zij per die datum niet langer beschikbaar was voor Euro Start. Tot die datum had zij echter recht op loon. Dit loon is vanaf 25 november 2019 niet uitbetaald, zodat [eiseres] terecht een loonvordering heeft ingesteld.
Had [eiseres] recht op loon conform de CAO voor de glastuinbouw?4.8. Dan is het de vraag of [eiseres] het juiste loon heeft ontvangen. Niet in geschil is dat [eiseres] recht had op de beloning die de inleners voor hun eigen personeel hanteren. Volgens [eiseres] betekent dit dat zij, nu zij altijd voor glastuinbouwbedrijven heeft gewerkt, recht had en heeft op uitbetaling volgens de CAO voor de glastuinbouw. Dat deze CAO voor de bedrijven waar [eiseres] werkte gold, wordt door Euro Start betwist.
4.9.
Vaststaat dat de CAO voor de glastuinbouw tot 1 januari 2020 algemeen verbindend was. Dat betekent dat deze gold voor alle bedrijven die zich in hoofdzaak bezig hielden met glastuinbouw. Uit de loonstroken van [eiseres] blijkt dat zij heeft gewerkt bij WEGA Inpakservice in de functie van inpakker en bij Gebr. Zwinkels B.V., [naam 2] en [naam vof] in de functie van Medewerker glastuinbouw. Volgens [eiseres] zijn dit allemaal glastuinbouwbedrijven. Dat dat het geval is kan worden afgeleid uit het feit dat [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat zij zich altijd bezig heeft gehouden met tomaten en op haar loonstroken (afgezien van de loonstroken voor haar werkzaamheden bij WEGA Inpakservice) stond vermeld “medewerker glastuinbouw”. In dat geval had het op de weg van Euro Start gelegen om te stellen en te onderbouwen waarom deze bedrijven zich volgens haar niet voornamelijk bezig houden met glastuinbouw en dus niet onder de CAO vallen. Dat heeft zij echter niet gedaan. Dit terwijl Euro Start als werkgever en uitlener toch over deze informatie zou moeten beschikken. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de Euro Start haar stelling dat het hier niet gaat om glastuinbouwbedrijven, onvoldoende heeft onderbouwd. Er zal dan ook van uit worden gegaan dat dat wel het geval is en dat de bedrijven waar [eiseres] te werk is gesteld, met uitzondering van WEGA Inpakservice waarbij zij in week 14 en week 15 van 2017 heeft gewerkt, in de periode dat de CAO voor glastuinbouw algemeen verbindend was, gebonden waren aan deze CAO. Dat betekent dat ook [eiseres] volgens deze CAO had moeten worden uitbetaald.
4.10.
[eiseres] stelt dat zij ook na 1 januari 2020 conform de CAO voor glastuinbouw had moeten worden uitbetaald. Volgens haar zijn de bedrijven waarvoor zij heeft gewerkt hun personeel ook na 1 januari 2020 conform deze CAO blijven uitbetalen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een verklaring overgelegd van [naam 4] , [functie] van Euro Start, die nu zelf een uitzendbureau heeft. Daartegenover heeft Euro Start alleen gesteld dat op deze verklaring geen acht moet worden geslagen. Dat de stelling van [eiseres] inhoudelijk onjuist is, stelt Euro Start echter niet, laat staan dat zij dat onderbouwt. Gelet daarop zal worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eiseres] . Dat betekent dat aan haar ook na 1 januari 2020 het loon conform de cao voor Glastuinbouw toekomt.
Kan [eiseres] het achterstallige loon met terugwerkende kracht van Euro Start vorderen?
4.11.
Vast staat dat [eiseres] (ten onrechte) niet volgens de CAO voor de glastuinbouw is uitbetaald, maar het minimumloon heeft ontvangen. Euro Start heeft aangevoerd dat in dat geval gelet op het bepaalde in artikel 20, vijfde lid, van de CAO voor Uitzendkrachten, de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast en dat de hierop ziende vorderingen van [eiseres] om die reden moeten worden afgewezen. Dit is volgens Euro Start alleen anders als er sprake is van opzet dan wel kennelijk misbruik. [eiseres] heeft daartegen aangevoerd dat deze bepaling vanaf 1 februari 2018 is gewijzigd in die zin dat thans in het vierde lid van artikel 20 is opgenomen dat de uitzendonderneming voorziet in een proces waarmee zich zij zich er van verzekert dat de inlenersbeloning correct wordt vastgesteld. Het vijfde lid van artikel 20 is aangepast in die zin dat daaraan is toegevoegd dat de inlenersbeloning ook met terugwerkende kracht zal worden aangepast als de uitzendonderneming zich niet aantoonbaar heeft ingespannen voor een correcte vaststelling van de inlenersbeloning.
4.12.
Dat Euro Start zich onvoldoende heeft ingespannen voor een correcte vaststelling van de inlenersbeloning acht de kantonrechter voldoende aangetoond. Immers, zelfs in deze procedure heeft Euro Start op geen enkele wijze laten blijken dat zij onderzoek heeft gedaan naar de inlenersbeloning bij de bedrijven waarvoor [eiseres] heeft gewerkt. Integendeel, zij stelt zelf dat ze is afgegaan op de (vermeende) mededeling van deze bedrijven dat zij voor hun personeel het minimumloon hanteren. Gelet op hiervoor is overwogen is dit niet correct, nu deze bedrijven gebonden zijn aan de CAO voor de glastuinbouw, iets wat Euro Start had kunnen en moeten weten. Dat er sprake is geweest van opzet dan wel kennelijk misbruik van de zijde van Euro Start is door [eiseres] niet gesteld en onderbouwd. Nu zij zich daarop beroept, had dit wel op haar weg gelegen.
Dit leidt tot de conclusie dat [eiseres] over de periode van 19 juni 2017 tot 1 februari 2018 niet met terugwerkende kracht het verschil kan vorderen tussen het aan haar uitbetaalde loon en het op grond van de CAO voor de glastuinbouw verschuldigde loon. Vanaf 1 februari 2018 kan zij dit wel met terugwerkende kracht van Euro Start vorderen.
Welk bedrag is Euro Start aan [eiseres] verschuldigd?4.13. In de conclusie van antwoord heeft Euro Start zeer summier de juistheid van de vordering van [eiseres] betwist. Voor het eerst bij dupliek heeft Euro Start aangevoerd dat [eiseres] niet in aanmerking zou zijn gekomen voor een periodieke verhoging in 2018 omdat zij niet zou voldoen aan de 900-uren norm zoals vermeld in de CAO voor de glastuinbouw, omdat zij in 2017 onvoldoende zou hebben gewerkt. Zij zou pas per 1 januari 2019 recht hebben gehad op de eerste verhoging. Dat dat het geval is wordt door [eiseres] betwist. Nog daargelaten dat dit verweer eerder had moeten worden gevoerd, is het aan Euro Start, die zich hierop beroept, om haar verweer te onderbouwen. Dat heeft Euro Start niet gedaan. Zij heeft nagelaten een overzicht over te leggen van de door [eiseres] in 2017 gewerkte uren (zoals zij over 2018 wel heeft gedaan). Daardoor blijkt niet of Ramadanov in 2017 wel of niet aan de 900-uren norm voldeed. Deze stelling van Euro Start zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Dat geldt ook voor de stelling van Euro Start dat [eiseres] negatieve beoordelingen zou hebben gehad van de inleners, zodat aan haar ook om die reden geen periodieke verhoging toekomt. Ook deze stelling is in het geheel niet onderbouwd. Uit niets blijkt dat er daadwerkelijk sprake was van negatieve beoordelingen.
4.14.
Nu Euro Start verder tegen de berekening van de vordering geen verweer heeft gevoerd, zal de kantonrechter van deze berekeningen van [eiseres] uitgaan met dien verstande dat:
- de vordering terzake van het verschil tussen het aan [eiseres] betaalde loon en het loon dat zij ingevolge de CAO voor de glastuinbouw had moeten ontvangen over de periode van 19 juni 2017 tot 1 februari 2018 niet voor toewijzing in aanmerking komt;
- [eiseres] over de periode van 25 november 2019 tot 20 april 2020 recht heeft op het niet uitbetaalde loon conform de CAO voor de glastuinbouw.
4.15.
Over deze vordering is de wettelijke verhoging van 50% verschuldigd.
Aangezien het voor de kantonrechter niet goed mogelijk is om aan de hand van de door [eiseres] overgelegde gegevens een correcte berekening te maken van de vordering, zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld een nieuwe berekening over te leggen aan de hand van de uitgangspunten zoals vermeld in r.o. 4.14 van dit vonnis
Daartoe zal de zaak worden verwezen naar de rol van 9 september 2021.
Euro Start zal in de gelegenheid worden gesteld om op de rol van 7 oktober 2021 op de hiervoor bedoelde akte te reageren (waarbij alleen een reactie op de berekening kan worden gegeven en niet meer kan worden ingegaan op onderwerpen waarover in dit vonnis al een beslissing is genomen).
Overige vorderingen4.16. Ten aanzien van de vordering tot het verstrekken van de gecorrigeerde loonstroken over de gehele periode dat zij voor Euro Start heeft gewerkt wordt het volgende overwogen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan [eiseres] voor de periode voor 1 februari 2020 niet met terugwerkende kracht het verschil tussen het aan haar uitbetaalde loon en het loonvolgends de cao voor de glastuinbouw vorderen. Tot 25 november 2019 is haar loon uitbetaald, zodat tot die datum van correctie van haar loon en daarbij behorende gecorrigeerde loonstroken geen sprake is. Wel heeft zij recht op de loonstroken vanaf 25 november 2019 tot 20 april 2020. Deze dienen door Euro Start aan haar te worden verstrekt, zodat de daartoe strekkende vorderingen zullen worden toegewezen.
4.17.
Ook heeft [eiseres] belang bij haar vordering tot het verstrekken van bewijs dat er door Euro Start daadwerkelijk pensioenafdracht heeft plaatsgevonden aan pensioenfonds StiPP. Ook deze vordering zal daarom worden toegewezen.
4.18.
De vordering terzake van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. Volgens [eiseres] bestaan de werkzaamheden namelijk uit het voorbereidende werk voorafgaand aan het opstellen van de dagvaarding, te weten het uitzoeken van de loonstroken, de herberekening van het verschuldigde loon, het uitzoeken van de loon behorend bij de cao voor de Glastuinbouw en het opstellen van een ingebrekestelling. Dit zijn werkzaamheden ter voorbereiding van de procedure die vallen onder de proceskostenveroordeling.
4.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 9 september 2021 voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiseres] als vermeld onder 4.15.;
5.2.
bepaalt dat Euro Start op de rol van 7 oktober 2021 in de gelegenheid zal worden gesteld op de hiervoor bedoelde akte te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2021.