Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
€ 1.500,00
conform productie 5 conclusie van antwoord. Dat [appellanten] “zeer onovertuigend” zouden hebben verklaard over de tweede arbeidsovereenkomst, zoals [geïntimeerde] heeft betoogd, maakt dat, nog daargelaten wat daarvan zij, niet anders.
conceptovereenkomsten (overigens met dezelfde arbeidsvoorwaarden als de eerste arbeidsovereenkomst en niet met de slechtere arbeidsvoorwaarden zoals weergegeven in de arbeidsovereenkomst overgelegd als productie 5 conclusie van antwoord) levert dit onvoldoende bewijs voor de diefstal van de beweerdelijk door [appellanten] en [geïntimeerde] getekende tweede arbeidsovereenkomsten. Ten slotte biedt ook de correspondentie inzake de overtreding van het concurrentiebeding (waaronder de brief van 2 oktober 2014) onvoldoende aanknopingspunten voor de vermeende diefstal. De conclusie is dan ook dat [geïntimeerde] niet is geslaagd in het bewijs.
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 11.567,55 netto voor achterstallig salaris (inclusief vakantiegeld) over de periode van 23 december 2011 tot 1 juli 2014, te vermeerderen met 20% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] tot afgifte van de (gecorrigeerde) loonstroken vanaf december 2011, alsmede de (gecorrigeerde) loonopgaven 2011 tot en met 2014, binnen zestig dagen na heden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag, met een maximum van € 1.500,-;
- veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 2.611,11 ter zake van de door [geïntimeerde] gemaakte kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot 3 januari 2017 begroot op € 96,02 aan kosten dagvaarding, € 79,- aan griffierecht en € 500,- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in reconventie in eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] tot 3 januari 2017 begroot op € 175,- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 97,31 aan kosten appeldagvaarding, € 313,- aan griffierecht en € 2.506,50 aan salaris advocaat;
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 januari 2017,
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 13.837,94 netto voor achterstallig salaris over de periode van 23 december 2011 tot 1 juni 2014, te vermeerderen met 20% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] tot afgifte van de (gecorrigeerde) loonstroken vanaf december 2011, alsmede de (gecorrigeerde) loonopgaven 2011 tot en met 2014, binnen zestig dagen na heden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag, met een maximum van € 1.500,-;
- veroordeelt [appellante] tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 2.585,15 ter zake van de door [geïntimeerde] gemaakte kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot 3 januari 2017 op heden begroot op € 96,02 aan kosten dagvaarding, € 97,- aan griffierecht en € 600,- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in reconventie in eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] tot 3 januari 2017 begroot op € 175,- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 97,31 aan kosten appeldagvaarding, € 313,- aan griffierecht en € 2.506,50 aan salaris advocaat;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.