ECLI:NL:GHDHA:2022:53
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde woning en garagebox, beoordeling van vergelijkingsobjecten en immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning en garagebox, vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 665.000 voor het kalenderjaar 2019, en stelde dat deze te hoog was. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Het Hof beoordeelde of de Heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. De Heffingsambtenaar had taxatieverslagen en matrices overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar in zijn bewijslast was geslaagd en dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. Daarnaast werd het verzoek van de belanghebbende om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase niet was overschreden, mede door de coronamaatregelen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.