ECLI:NL:GHDHA:2022:509
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over hoogte proceskostenvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam over de hoogte van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, had een naheffingsaanslag ontvangen van € 64,42, waarvan € 1,72 aan parkeerbelasting en € 62,70 aan kosten. De Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam verklaarde het bezwaar gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag, maar kende slechts een proceskostenvergoeding toe voor twee proceshandelingen met een wegingsfactor van 0,5. De belanghebbende ging in beroep bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. In hoger beroep stelde de belanghebbende dat de toegepaste wegingsfactor te laag was en vroeg om een hogere vergoeding. Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat de Heffingsambtenaar in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat het ging om een lichte zaak, en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelde dat de proceskostenvergoeding correct was vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een hogere vergoeding. De uitspraak van het Hof werd op 17 maart 2022 openbaar uitgesproken.