Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 mei 2021, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, van 19 maart 2021;
- het arrest van dit hof van 31 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
- de memorie van grieven, tevens aanpassing eis, van [appellante], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van The Greenery, met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
Na roepen van [appellante] zijn twee medewerkers van The Greenery, mevrouw [medewerker 1] en de heer [medewerker 2], ter plaatse gekomen.
Naar aanleiding van bovenvermeld arbeidsongeval heb ik op 21 september 2016 ter plaatse nadere informatie ingewonnen. De bevindingen gaven mij geen aanleiding tot het instellen van een volledig onderzoek of tot het opstellen van een rapport. Ik heb vastgesteld dat de arbeidssituatie zoals die ten tijde van het ongeval bestond nu zó is gewijzigd, dat onderzoek van het ongeval en het daarbij mogelijk opgetreden letsel niet meer mogelijk is. De Inspectie SZW ziet daarom af van nader onderzoek.
(...)’
[medewerker 1] – pools
[medewerker 2] - nederlands (schijnbaar inmiddels gepensioneerd)
[medewerker 4] (achternaam?) — nederlands (ik denk de vice-directeur)
Ze begonnen te vragen wat er was gebeurd. Ik huilde heel erg van de enorme pijn. Mijn knieschijf bevond zich onnatuurlijk naast mijn been. [medewerker 2] probeerde mij te helpen door aan mijn been te draaien en mijn knie schoot toen weer terug op zijn plek. Meneer [medewerker 2] en [medewerker 4] hielpen mij op te staan van de grond en ik was niet in staat om zelf te staan. Ze moesten mij helpen tot in de kantine te komen. Ze hielden mij steeds vast en droegen mij. Ze zette mij op een stoel en gaven mij een glas water. Ik voelde mij heel zwak (ik kan die pijn nooit meer vergeten).
(…).’
4.Procedure bij de rechtbank
(i) te verklaren voor recht dat The Greenery aansprakelijk is voor het [appellante] op 6 november 2015 overkomen ongeval;
(ii) The Greenery te veroordelen tot vergoeding van de door [appellante] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(iii) The Greenery te veroordelen in de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en in de nakosten, in geval van betekening te vermeerderen met de explootkosten;
(iv) The Greenery te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over deze kosten voor het geval dat The Greenery in gebreke blijft deze binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis te voldoen.
5.Beoordeling in hoger beroepEiswijziging; grieven
[appellante] heeft op 6 november 2015 – de dag van de val – de spoedeisende hulp van het Amphia ziekenhuis te Breda bezocht. De dienstdoende arts heeft de diagnose gesteld: ‘distorsie knie links’. [appellante] heeft in november en december 2015 verschillende malen de polikliniek bezocht wegens aanhoudende pijnklachten aan de linker knie. Op 17 mei 2016 heeft [appellante] haar huisarts bezocht die haar heeft doorverwezen naar een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg dr. R.C.J. van Geenen (hierna: Van Geenen) heeft in een brief van 26 mei 2016 de huisarts van [appellante] bericht:
Anamnese:Patiënte heeft 6-7 maanden geleden een patella luxatie links doorgemaakt, traumatisch. Inmiddels is de knie nog 3 keer geluxeerd.
Lichamelijk onderzoek:De lateraal collaterale band is intact. Mediaal is ook intact. Apprehension test: positief. Er is een flexiebeperking tot 70 graden.
Aanvullend onderzoek:MRI knie links (Polen):
Mediaal meniscus achterhoorn ruptuur; voorste kruisband ruptuur.
Conclusie:Voorste kruisband ruptuur, mediaal meniscus letsel en patellafemorale instabiliteit knie links.
Beleid:In principe zou pati[ë]nte in aanmerking komen voor een voorste kruisband reconstructie, MPFL, reconstructie en hechten van de mediale meniscus. Overleg met collega dr. Van den Borne of dit in 1 sessie bij haar kan gebeuren.
Patiënte maakt een afspraak met dr van den Borne. Tevens is zij verwezen naar gipskamer voor een brace.’
is op 23 augustus 2016 geopereerd aan haar linker knie. Op 8 oktober 2016 vond een artroscopie (kijkoperatie) aan de linker knie plaats waarbij synovitisweefsel en littekenweefsel is verwijderd. Op 31 januari 2017 is een MRI-scan van de linker knie gemaakt. Op 6 februari 2017 is [appellante] gezien door Van den Borne, die in haar brief aan de huisarts van [appellante] heeft vermeld:
Diagnose:Uitgebreide knie voorgeschiedenis links met vooralsnog onbegrepen klachten.’
Toedracht
In het bedrijf was een hoge werkdruk, ook liep de machine regelmatig vast hierdoor vielen er vaak bakjes aardbeien op de grond. De wastafel voor de schoonmaakspullen was bij de deur die van de productiehal naar de kantine leid. Hier werd ook veel water en schoonmaakmiddel geknoeid dus het kon er erg glad zijn. Door de hoge werkdruk en haast kon dit niet altijd goed bijgehouden worden (…).’
Naleving zorgplicht; veiligheidsmaatregelen
- Iedere medewerker van The Greenery is verplicht om geschikt veiligheidsschoeisel te dragen. De veiligheidsschoenen die Olympia aan [appellante] heeft verstrekt, zijn van type S3. Dit betekent dat de schoenen zijn voorzien van een veiligheidsneus, een onpenetreerbare tussenzool en een antislipprofiel. Ze zijn antistatisch en waterafstotend.
- The Greenery hanteert een strikt beleid ten aanzien van het schoon houden van de werkplek en instrueert al haar personeel om aan het eind van de dag de eigen werkplek schoon te maken met behulp van een emmer water. Daarbij wordt geen gebruik gemaakt van schoonmaakmiddelen. Dat zij haar verantwoordelijkheid ten aanzien van hygiëne en veiligheid serieus neemt, blijkt uit jaarlijks uitgegeven BRC-certificaten.
- Daarnaast vinden regelmatig (ook in verband met de BRC-certificering) interne audits plaats waarbij specifiek wordt gecontroleerd op netheid en gladheid van vloeren. De resultaten hiervan zijn zonder uitzondering goed, aldus The Greenery.
stelt zich verder op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat veiligheidsschoenen aan haar ter beschikking zijn gesteld, onvoldoende is om aan te nemen dat de door The Greenery getroffen voorzorgsmaatregelen toereikend waren. Gekeken moet worden naar alle voorzorgmaatregelen die The Greenery redelijkerwijs had moeten nemen om het risico van vallen en uitglijden te voorkomen, aldus [appellante]. Zij stelt in dit verband de vraag of niet van The Greenery mocht worden verwacht het glij-/valrisico te beperken door rubberen matten te plaatsen, ervoor te zorgen dat de vloer een betere antislipwaarde had en/of de waterplaats te verplaatsen. Ook had The Greenery bordjes kunnen plaatsen om te waarschuwen voor glijgevaar. Dat [appellante] heen en weer had gelopen en daarom op de gevaarlijke situatie bedacht had kunnen zijn, zoals de kantonrechter heeft geoordeeld, doet hier niet aan af; dit betekent immers niet dat zij zich ook van dit gevaar bewust is geweest. Het is een ervaringsfeit dat werknemers, ook als zij ervaren zijn, niet altijd de benodigde voorzichtigheid in acht nemen en de werkgever moet hiertegen maatregelen treffen, aldus [appellante].
In de op 23 april 2015 ingevulde Arbo-checklist productie/techniek van The Greenery is bij ‘10. Je moet persoonlijke beschermingsmiddelen (PMB’s) dragen’ ‘Ja’ aangekruist en een vinkje geplaatst bij ‘Veiligheidsschoenen: noteer type: S1, S2 of S3’. Zoals blijkt uit de door The Greenery overgelegde Nederlandse standaard NEN-EN-ISO 20345:2011, heeft van de drie genoemde types veiligheidsschoenen alleen type S3 een antislipprofiel. The Greenery heeft een schriftelijke verklaring van [medewerker 7], bij haar werkzaam als locatiemanager, overgelegd. Hij verklaart dat alle medewerkers veiligheidsschoenen moeten dragen van het type S3 (met antislipzool), welk type voor het werk op de locatie Breda het meest geschikt is, en dat [appellante] schoenen van het type S3 van Olympia heeft ontvangen. [appellante] betwist niet dat de aan haar verstrekte veiligheidsschoenen een antislipprofiel hadden en dat dit inderdaad het geval was blijkt ook uit de door haar overgelegde foto’s van deze schoenen en uit haar standpunt dat het
profielvan de schoenen zich had gevuld met fruitresten. De kantonrechter heeft in rov. 2.4 van het bestreden vonnis overwogen dat door Olympia veiligheidsschoenen van het type S3 zijn verstrekt. [appellante] heeft hiertegen geen grief gericht en dit in hoger beroep in ieder geval niet gemotiveerd betwist. Het hof gaat daarom ervan uit dat The Greenery veiligheidsschoenen van het type S3 voorschreef en dat ook schoenen van dit type aan [appellante] ter beschikking zijn gesteld. Niet ter discussie staat dat [appellante] op 6 november 2015 de door Olympia verstrekte veiligheidsschoenen droeg.
1.a. Bieden veiligheidsschoenen van het type S3 in de gegeven omstandigheden, uitgaande van een gevlinderde betonnen vloer die nat kan worden en waarop zich fruitresten kunnen bevinden, voldoende bescherming tegen het gevaar van uitglijden?
1.b. Heeft het vollopen van het profiel van deze schoenen met fruitresten consequenties voor de antislipfunctie daarvan?
2.a. Welke andere maatregelen – dat wil zeggen: andere dan de getroffen maatregelen, te weten: het ter beschikking stellen van veiligheidsschoenen van het type S3, het geven van informatie over de risico’s en te dragen persoonlijk beschermingsmaatregelen op de werkvloer, de instructie om aan het eind van de dag de werkplek schoon te maken en het maandelijks controleren van de hygiëne en veiligheid op de werkplaats – had The Greenery in de gegeven omstandigheden kunnen treffen om te voorkomen dat werknemers in hal 2 zouden uitglijden? Wilt u in uw antwoord de door [appellante] gesuggereerde maatregelen – het plaatsen rubberen matten; het zorgen voor een betere antislipwaarde van de vloer; het verplaatsen van de waterplaats – betrekken?
2.b. Acht u deze andere maatregelen effectiever dan de door The Greenery getroffen veiligheidsmaatregelen en, zo ja, welke en waarom? In dat laatste geval: Hoe bezwaarlijk zou het treffen van deze effectievere maatregelen voor The Greenery zijn geweest?
3. Heeft u nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang (kunnen) zijn?