Uitspraak
“
Over 2018 is jouw beoordeling een “Goed”
Ik vind dat je nog steeds vaak (veel) beren op de weg ziet en niet snel denkt in oplossingen of verbeteringen. Je blijft dan hangen in hoe de dingen gaan bij Intake of wat er in het verleden is gezegd of bepaald.
“
Met deze brief bevestigen wij de inhoud van gesprekken over jouw gedrag en functioneren die op donderdag 3 oktober 2019 met je zijn gevoerd.
Signalen, klachten en observaties
Waarschuwing en afspraken
Onze eerdere gesprekken, de waarschuwing die ik je op 25 juni 2019 al heb gegeven, jouw rol in het gezamenlijke gesprek met medewerkers van Intake en hetgeen daarna is voorgevallen geven mij aanleiding jou een officiële tweede waarschuwing te geven.
“
Op 3 oktober 2019 heb ik samen met (…) [ [teamleider 1] ] een gesprek gevoerd met de medewerkers van de afdeling intake. Daarbij waren aanwezig [werknemer] en een collega waar hij al lang mee samenwerkte en twee andere collega’s waar hij recenter mee samenwerkte.
Dit jaar is jouw eindbeoordeling een Onvoldoende.
(…)
“
In de waarschuwingsbrief van 4 oktober jl. is een termijn voor verbetering afgesproken tot eind maart 2020.
“
In de week voordat mijn manager (…) [ [teamleider 1] ] terug zou komen van vakantie merkte ik op dat [werknemer] bepaalde taken via een collega naar mij had doorgeschoven die hij zelf ook had kunnen uitvoeren. Ik was in de veronderstelling dat hij op de hoogte was van het feit dat ik in een hectische periode zat.
(..) Dit gesprek vindt plaats in het kader van de verbeterafspraken die zijn gemaakt met [werknemer] en het beeld dat daarover is ontstaan tijdens de vakantie van [teamleider 1] . Doel is o.a. hoor-en-wederhoor.
Ik weet dat ik niet perfect ben en dat ik qua communiceren het nodige kan bijleren. Ik heb een aantal initiatieven genomen waarmee ik verder uit de comfort zone probeer te komen maar ik blijf het vaak nog eng vinden dingen in een groep te zeggen. Ik probeer dan steeds te doen alsof ik op m’n gemak ben (of heel verzekerd ben) maar het is nog steeds onzekerheid. (…)”
In de brief van 4 oktober 2019 zijn voorbeelden genoemd van incidenten waarbij de wijze van communicatie door [werknemer] als negatief is ervaren. Wat er concreet van [werknemer] wordt verwacht om tot een verbetering te komen en welke instrumenten daarbij worden ingezet is niet inzichtelijk gemaakt. Er is wel vermeld welk gedrag [werknemer] moet vertonen en welk gedrag juist niet maar het wordt verder aan [werknemer] overgelaten om een gedragsverandering te laten zien en om ‘dit’ te evalueren met [teamleider 1] . Op 9 december 2019, toen van de periode van zes maanden al twee maanden waren verstreken, is dit, in het kader van de beoordeling over 2019, nogmaals met hem besproken en vervolgens in een verslag van 23 december 2019 opgenomen (rov. 2.9). Uit het verslag blijkt dat Kifid [werknemer] heeft laten weten dat hij zijn houding en gedrag moet verbeteren en in gesprekken met [teamleider 1] (die [werknemer] , rekening houdend met de agenda van [teamleider 1] , tijdig moet inplannen) voorbeelden moet geven ‘van het gedrag dat we van jou verlangen’. [werknemer] had daarbij bovendien de passage in voormeld verslag met als strekking dat [werknemer] gewenst gedrag vertoont en zich nu wel vriendelijk en respectvol opstelt naar collega’s alsmede de mededeling in het coachingsformulier van 22 januari 2020 (rov. 2.10) dat [teamleider 1] de afgelopen tijd niet heeft opgemerkt dat er conflicten spelen met collega’s of dat de sfeer niet goed is, naar de mening van Kifid niet positief mogen opvatten. [teamleider 1] had hiermee willen zeggen dat het gedrag ‘technisch’(waaronder het hof begrijpt: niet echt gemeend) was. Van 18 februari tot en met 12 maart 2020 is [teamleider 1] vervolgens op vakantie geweest om meteen daarna in beslag te worden genomen door coronaperikelen (en dus niet door coaching van [werknemer] ) (rov. 2.11), waarna op 24 maart 2020 (rov. 2.13) meteen een exitgesprek heeft plaatsgevonden.
veroordeelt Kifid om [werknemer] binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking toe te laten tot zijn werkzaamheden met bijbehorende taken en bevoegdheden”) volgt onmiskenbaar dat [werknemer] diende te worden toegelaten tot de voor hem gebruikelijke werkzaamheden. Dat doet er niet aan af dat het wijs kan zijn om mediation in te zetten als middel om de verhoudingen tussen partijen te herstellen maar, gelet op de beschikking van de kantonrechter, had dat moeten geschieden
naastde hervatting van de werkzaamheden, eventueel onder het alsnog aanbieden van een adequate mogelijkheid tot verbetering. [werknemer] heeft dan ook terecht aangedrongen op werkhervatting, ook na het mislukken van de mediation (waarbij niet ter zake doet waarom de mediation is mislukt).
omdat[werknemer] onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn functioneren te verbeteren. Uitzonderlijk is bovendien dat de werkgever in deze zaak de veroordeling tot wedertewerkstelling naast zich neer heeft gelegd en in plaats van aan het bevel te voldoen de maximale dwangsom heeft voldaan.
- hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als de ontbinding niet zou hebben plaatsgevonden;
Het hof begrijpt verder dat [werknemer] aan zijn verzoek mede ten grondslag legt dat Kifid heeft nagelaten na de afwijzing van het ontbindingsverzoek de verhoudingen te herstellen. In plaats daarvan heeft Kifid voorwaarden gesteld aan de toelating van [werknemer] tot zijn werk (toelatingseisen). Hij is niet toegelaten en Kifid is ten onrechte blijven volhouden dat deelnemen aan mediation werkhervatting is. Kifid heeft hem niet laten deelnemen aan het coachingstraject binnen S&I en heeft hem stelselmatig weggehouden bij collega’s. Daarmee heeft Kifid hem buitengesloten en de weg naar een fatsoenlijke normalisering van de verhoudingen gefrustreerd (verweerschrift in hoger beroep punten 4.8. en 4.9.) en dat moet Kifid zwaar worden aangerekend.
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 13 juni 2020;
- beëindigt de arbeidsovereenkomst tussen Kifid en [werknemer] per 1 juni 2021;
- veroordeelt Kifid tot betaling aan [werknemer] van een transitievergoeding van € 13.950,34 bruto;
- veroordeelt Kifid tot betaling aan [werknemer] van een billijke vergoeding van € 30.000,- bruto;
- veroordeelt Kifid om vóór 1 juli 2021 aan [werknemer] een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken betreffende de betaling van de transitievergoeding en de billijke vergoeding;
- veroordeelt Kifid om vóór 1 juli 2021 over te gaan tot een correcte eindafrekening, waaronder maar niet beperkt tot de uitbetaling van het saldo vakantie- en/of verlofdagen;
- veroordeelt Kifid in de kosten van het principaal hoger beroep en begroot deze tot de datum van deze uitspraak op € 332,- aan verschotten en € 4.062,- aan salaris advocaat;
- compenseert de kosten van het incidenteel hoger beroep aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
- verklaart bovengenoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van het incident en begroot deze tot aan de datum van deze uitspraak op nihil.