ECLI:NL:GHDHA:2021:2634

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
200.276.177/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling beëindigde huurovereenkomst bedrijfsruimte; uitleg overeenkomst; achterstallige huur?

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een beëindigde huurovereenkomst tussen Sport en Recreatiecentrum Rottemeren BV en Korfbalvereniging Weidevogels. De huurovereenkomst, die in juli 2016 werd aangegaan, betrof de huur van kleedkamers en zaalruimte in een sportaccommodatie. In juli 2019 ontbond Weidevogels de huurovereenkomst, waarna een geschil ontstond over achterstallige huurpenningen en de verplichtingen van SRC c.s. om te voldoen aan de eisen van het KNKV en NOC*NSF. Het hof oordeelt dat SRC c.s. tekort is geschoten in haar verplichtingen, omdat het gehuurde niet voldeed aan de gestelde eisen, wat leidde tot de afkeuring als wedstrijdlocatie. Het hof bevestigt de ontbinding van de huurovereenkomst door Weidevogels en kent schadevergoeding toe aan Weidevogels voor de geleden schade als gevolg van de tekortkomingen van SRC c.s. Het hof oordeelt dat Weidevogels recht heeft op compensatie voor gederfd huurgenot en verbeurde dwangsommen, en dat SRC c.s. in de proceskosten moet worden veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.276.177/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 7763113 / CV EXPL 19-20977
Arrest d.d. 23 november 2021
inzake

1.SPORT EN RECREATIECENTRUM ROTTEMEREN BV,

2.
ROTTEMEREN HOLDING BV,
beide gevestigd te Bleiswijk (gemeente Lansingerland),
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: SRC c.s. (vrouwelijk enkelvoud);
advocaat: mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen
KORFBALVERENIGING WEIDEVOGELS,
gevestigd te Bleiswijk (gemeente Lansingerland),
geïntimeerde,
hierna te noemen: Weidevogels,
advocaat: mr. M.J. Goedhart te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het procesdossier van eerste aanleg, eindigend met het vonnis van 7 februari 2020;
  • de appeldagvaarding van 19 februari 2020;
  • de memorie van grieven van 9 juni 2020, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van 18 augustus 2020, met bijlagen;
  • het schriftelijk pleidooi van SRC van 13 oktober 2020, met bijlagen;
  • het schriftelijk pleidooi van Weidevogels van 13 oktober 2020.
Na het schriftelijk pleidooi is arrest bepaald.

2.De zaak in het kort

Korfbalvereniging Weidevogels heeft met ingang van juli 2016 (in elk geval) kleedkamers en zaalruimte gehuurd in de sportaccommodatie van SRC c.s. Nadat tussen partijen allerlei geschilpunten waren ontstaan heeft Weidevogels de huurovereenkomst in juli 2019 ontbonden. Deze procedure betreft de financiële afwikkeling tussen partijen. Volgens SRC c.s. moet Weidevogels nog achterstallige huurpenningen betalen. Weidevogels stelt dat juist SRC toerekenbaar tekort is geschoten, onder meer door er niet voor te zorgen dat het gehuurde voldeed aan de eisen van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (hierna: het KNKV) en door het gehuurde ten onrechte enige tijd voor haar af te sluiten. Weidevogels stelt dat SRC c.s. aansprakelijk is voor de daardoor door haar geleden schade. Zij vordert in dit geding een voorschot en wil dat de overige schade wordt opgemaakt in een aparte procedure. Ook wil Weidevogels een compensatie voor het verminderde huurgenot. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter de vorderingen van SRC c.s. terecht heeft afgewezen en de vorderingen van Weidevogels terecht deels heeft toegewezen. Het hof komt wat betreft die vorderingen van Weidevogels op een paar onderdelen wel tot een iets andere conclusie dan de kantonrechter.

3.De vaststaande feiten

Het hof houdt bij de beoordeling rekening met de volgende vaststaande feiten:
3.1.
Weidevogels is een korfbalvereniging die is aangesloten bij het KNKV. SRC c.s. is eigenaar van een sporthal met toebehoren.
3.2.
SRC c.s. heeft begin 2016 Weidevogels benaderd met het voorstel om (vanuit de gemeentelijke sporthal) te verhuizen naar de sportaccommodatie van SRC c.s. Weidevogels heeft besloten daarop in te gaan en heeft met ingang van 12 juli 2016 ruimte – te weten in elk geval (een deel van) de sportzaal/speelhal en een aantal kleedkamers – gehuurd in de sporthal van SRC c.s. aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
3.3.
Ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst was de speelhal vanuit de kleedkamers met een doorgang binnendoor bereikbaar voor de spelers van Weidevogels.
3.4.
In de huurovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
"(…)
Om wedstrijden te mogen spelen moet de zaal en accommodatie aan de normen van het KNKV/NOC/NSF voldoen. De verhuurder dient te allen tijde er voor te zorgen dat hier aan voldaan wordt. Indien er niet voldaan kan worden aan de KNKV-eisen, dan zal de verhuurder tijdig dispensatie aanvragen bij het KNKV.
(...)
4.1 (…)
De vermelde huurprijs is een all-in prijs, er worden door verhuurder aan huurder geen aanvullende of andere kosten doorbelast.
(…)
4.3
De huurprijs dient maandelijks achteraf te worden voldaan op basis van de werkelijk gehuurde uren. Op de laatste huurnota van ieder huurseizoen (rond maart van ieder jaar, opgesteld binnen 14 dagen na laatste huurdag) wordt tevens een eindafrekening opgesteld waarin zijn opgenomen:
- het totaal aantal gehuurde uren,
- de totale huursom van het huurseizoen;
- de huurkorting uit artikel 4.4 en
- de huurkorting uit hoofde van ‘Omzetaandeel huurder’ zoals in artikel 8.4 vermeld.
4.4
Huurder garandeert voor het eerste seizoen, winter 2016-2017, een minimale urenafname van 304 uur. Voor de vier seizoenen daarna heeft de huurder een inspanningsverplichting om meer dan 300 uur te huren, maar huurder kan hierover geen garantie afgeven. Voor ieder seizoen dat huurder meer dan 300 uur huurt ontvangt zij aan het einde van het desbetreffende seizoen een korting van 10% op de totale huursom van het afgelopen seizoen. Deze korting verrekent/voldoet de verhuurder met de huurder binnen twee weken na wederzijds akkoord over de eindafrekening.
(...)
8.1
Huurder en verhuurder gaan samen de kantine exploiteren op de dagen dat huurder het gehuurde huurt (in beginsel dinsdag, donderdag en zaterdag maar ook mogelijk tijdens evenementen en/of toernooien).
(…)
8.2 (...)
Op alle Bistro-verkoopomzet van de huurder heeft de huurder recht op 80% van deze omzet, van alle andere verkoopomzet heeft de huurder recht op 20% van deze omzet. Dit recht op een deel van de omzet wordt aangeduid met "Omzetaandeel huurder”, en dit wordt beschouwd als een korting op de huur van de accommodatie.
Onder Bistro-omzet vallen de artikelen en producten (inkoop door Weidevogels) die vanuit de keuken worden geserveerd.
(...)
8.4
Verhuurder zorgt op trainingsavonden, wedstrijddagen en bij andere evenementen standaard voor voldoende en gekwalificeerd barpersoneel (tenminste 1 persoon). Om aanspraak te kunnen maken op het "Omzetaandeel huurder" uit punt 8.2 zorgt huurder (naast het barpersoneel van verhuurder) voor een eigen extra barbezetting tijdens de gehuurde uren.
(…)”
3.5.
Op 17 maart 2016 heeft een inspectie van het gehuurde door het KNKV plaatsgevonden, waarbij is getoetst of het gehuurde voldoet aan de normen van NOC*NSF en de sporttechnische eisen en reglementen van het KNKV. Naar aanleiding daarvan heeft SRC c.s. aanpassingen verricht aan het gehuurde. Op 28 oktober 2016 heeft het KNKV het
gehuurde vrijgegeven voor het trainen en spelen van competitiewedstrijden korfbal.
3.6.
In augustus 2017 heeft na afloop van het eerste zaalseizoen een evaluatie plaatsgevonden waarbij is geconcludeerd dat de samenwerking naar tevredenheid verliep.
3.7.
In oktober 2017 heeft een derde partij bij SRC c.s. belangstelling getoond voor het huren van de gehele accommodatie. SRC c.s. heeft Weidevogels verzocht mee te denken over een voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst. Weidevogels heeft geantwoord dat zij de overeenkomst niet wil beëindigen, onder meer vanwege het ontbreken van geschikte alternatieven, maar dat zij bereid is om met SRC c.s. in gesprek te gaan. Er zijn enkele voorstellen over en weer gedaan, maar die hebben niet geleid tot een beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden.
3.8.
In december 2017 heeft een deurwaarder namens SRC c.s. nogmaals aangedrongen op medewerking bij een beëindiging van de huurovereenkomst. De deurwaarder heeft opgemerkt dat de potentiële nieuwe huurder voor een hoger exploitatie-rendement zou kunnen zorgen, zodat SRC c.s. “uit de gevarenhoek van een surseance/faillissement” zou kunnen komen.
3.9.
Bij brief van 13 februari 2018 heeft SRC c.s. zich jegens Weidevogels op het standpunt gesteld dat sprake was van een huurachterstand van ruim € 16.000,- en dat Weidevogels in dat verband in verzuim was. Het ging daarbij om in januari 2018 door SRC c.s. nagezonden facturen ten aanzien van het lopende seizoen 2017/2018 en ten aanzien van het reeds afgesloten seizoen 2016/2017. SRC c.s. heeft bij deze brief de huurovereenkomst per 15 februari 2018 (dus vrijwel per direct) buitengerechtelijk ontbonden/beëindigd en medegedeeld dat Weidevogels vanaf de eerstkomende donderdag geen gebruik meer zou kunnen maken van de accommodatie. Weidevogels heeft de verschuldigdheid van deze facturen betwist. SRC c.s. heeft aan de buitengerechtelijke ontbinding geen uitvoering gegeven.
3.10.
Bij brief 12 maart 2018 heeft SRC c.s. nogmaals aangedrongen op beëindiging van de huurovereenkomst omdat anders sluiting zou dreigen.
3.11.
Bij e-mail van 16 april 2018 heeft SRC c.s. aan Weidevogels laten weten ontbinding van de huurovereenkomst na te streven, zowel vanwege de betalingsachterstand van Weidevogels, als vanwege het feit dat de exploitatie van het gehuurde volgens SRC c.s. verliesgevend was. SRC c.s. heeft herhaald dat zij contact had met een potentiële huurder die voor 100% van de tijd wilde huren hetgeen zou maken dat winst zou kunnen worden gemaakt. Voor het geval de overeenkomst niet zou worden ontbonden heeft SRC c.s. Weidevogels gevraagd om uiterlijk 30 april 2018 een schema toe te sturen waarin Weidevogels aangeeft welke uren zij komend seizoen over het gehuurde wil beschikken.
3.12.
Bij e-mail van 8 mei 2018 heeft Weidevogels het gestelde in de e-mail van 16 april 2018 betwist en heeft zij aan SRC c.s. laten weten dat de uren van de trainingen al vast stonden, maar dat de uren van de wedstrijddagen pas definitief konden worden doorgegeven nadat het KNKV het wedstrijdschema in september zou hebben vastgesteld. Weidevogels heeft daarbij geschreven:
“Zo is het de vorige jaren ook gegaan en dit is gebruikelijk in de korfbalwereld.”. Tot slot heeft Weidevogels een voorstel gedaan voor een beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden.
3.13.
Bij e-mail van 15 mei 2018 heeft SRC c.s. zich op het standpunt gesteld dat Weidevogels haar beschikbare uren uiterlijk 1 juni 2018 aan het KNKV moest doorgeven en dat het daarom reëel was om van Weidevogels te eisen dat zij uiterlijk 18 mei 2018 die uren aan SRC c.s. zou doorgeven. Het voorstel van Weidevogels voor een minnelijke regeling heeft zij niet aanvaard.
3.14.
Bij brief van 25 mei 2018 aan SRC c.s. heeft Weidevogels onder meer geschreven dat zij zich altijd als een goed huurder heeft opgesteld,
“hetgeen ook moge blijken uit het feit dat SRC niet eerder (dan januari 2018) klachten van enige importantie heeft geuit”. Verder heeft Weidevogels de gestelde financiële problemen betwist en opgemerkt dat het feit dat met een binnenhalen van een andere huurder de bedrijfsresultaten zullen verbeteren, geen juridische grond is voor het tussentijds verbreken van het lopende huurcontract. Ook heeft Weidevogels nogmaals de juistheid van de naheffingen van januari 2018 weersproken. Zij heeft daarbij opgemerkt dat er altijd maandelijks op basis van werkelijke uren werd gefactureerd, dat de heer [bedrijfsleider] als bedrijfsleider daarvoor verantwoordelijk was en dat [bedrijfsleider], die bij het gebruik van de zaal aanwezig was, geen andere uren heeft teruggekoppeld dan de uren die aan Weidevogels in rekening zijn gebracht. Het niet-betalen van de naheffingen vormt daarom geen toerekenbare tekortkoming, aldus Weidevolgels.
3.15.
In de zomer van 2018 heeft SRC c.s. de algemene ruimte van het gebouw waarin het gehuurde zich bevindt, verbouwd ten behoeve van een nieuwe huurder (een andere huurder dan de huurder die zich in oktober 2017 bij SRC c.s. had gemeld). Een deel van de algemene ruimte werd aan deze nieuwe huurder, een sportschool, verhuurd. Hierdoor is de doorgang binnendoor van de kleedkamers naar de speelhal verdwenen. De route van kleedkamers naar speelhal werd verlengd doordat voortaan 15 meter buitenom gelopen moest worden.
3.16.
Na de verbouwing en in aanloop naar het zaalseizoen 2018-2019 heeft SRC c.s. aan Weidevogels laten weten dat zij haar verplichtingen uit de huurovereenkomst zou opschorten en het gehuurde per 30 oktober 2018 niet aan Weidevogels ter beschikking zou stellen. Mede naar aanleiding daarvan heeft Weidevogels eind september 2018 een kort geding aanhangig gemaakt jegens SRC c.s. (hierna: het eerste kort geding).
3.17.
Op 11 oktober 2018 heeft Weidevogels haar definitieve urenplanning voor seizoen 2018-2019 aan SRC c.s. doen toekomen.
3.18.
Op 22 oktober 2018 heeft de kantonrechter te Den Haag vonnis gewezen in het eerste kort geding (zaaknummer 71998904 VV EXPL 18-413). SRC c.s. is bij dat vonnis hoofdelijk veroordeeld:
  • i) om Weidevogels vanaf 30 oktober 2018 ongehinderd en onvoorwaardelijk gebruik te laten maken van de gehuurde ruimte op dinsdagavonden van 17.30 uur tot 22.00 uur, donderdagavonden van 17.30 uur tot 22.00 uur en op zaterdagen van 10.00 uur tot 22.00 uur, op straffe van verbeurte van een dwangsom en
  • ii) om de horecavoorziening beschikbaar te stellen en te houden gedurende de overeengekomen huurperiode, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Geen van beide partijen heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
3.19.
Op 25 oktober 2018 heeft SRC c.s. in één keer alle maandfacturen met betrekking tot zaalseizoen 2018-2019 per mail aan Weidevogels gestuurd. Het aantal uren dat met deze facturen in rekening werd gebracht kwam niet overeen met de definitieve urenplanning van Weidevogels als vermeld in alinea 3.17. De belangrijkste verschillen zijn dat SRC c.s. álle dinsdag- en donderdagavonden en álle zaterdagen in rekening heeft gebracht, dus ook die in de kerstvakantie en in de voorjaarsvakantie, terwijl deze data niet op het schema van Weidevogels voorkwamen, en dat SRC c.s. elke zaterdag steeds 12 uur heeft gefactureerd, terwijl in het schema van Weidevogels bij de door haar opgegeven zaterdagen 8 of 10 uur stond vermeld.
3.20.
Na de verbouwing heeft het KNKV de accommodatie nogmaals beoordeeld. Op 16 november 2018 heeft de KNKV een rapport uitgebracht, waarin zij heeft geconcludeerd dat het gehuurde niet voldeed aan alle eisen van de NOC*NSF en KNKV (onder meer wat betreft het ontbreken van een doorgang binnendoor van kleedkamers naar zaal) en dat verder een aantal afspraken niet is nagekomen. Het rapport vermeldt dat de onderdelen die niet voldoen op zeer korte termijn moeten worden hersteld of aangepast en dat dit met name geldt voor de directe bereikbaarheid binnendoor vanuit de kleedkamers naar de sporthal. Ook staat in het rapport dat als er geen aanpassingen plaatsvinden, dat uiteindelijk kan betekenen dat de accommodatie van SRC c.s. definitief wordt afgekeurd voor het spelen van competitiewedstrijden korfbal. Voor het seizoen 2018-2019 heeft het KNKV dispensatie verleend.
3.21.
Bij e-mail van 2 januari 2019 heeft SRC c.s. Weidevogels gesommeerd de achterstallige huurpenningen over november 2018 en december 2019 te voldoen en medegedeeld dat zolang Weidevogels daaraan niet zou hebben voldaan, SRC c.s. haar verplichting om het gehuurde ter beschikking te stellen, zou opschorten. Weidevogels heeft op 4 januari 2019 in reactie daarop onder meer laten weten dat slechts sprake is van een door SRC c.s. geconstrueerde achterstand op basis van een onjuiste uitleg van de huurovereenkomst en het kortgedingvonnis. Weidevogels heeft verder geschreven dat zij steeds heeft voldaan wat zij verschuldigd was en dat het gehuurde bovendien nog steeds niet voldeed aan de eisen van NOC*NSF en het KNKV en dat SRC c.s. daarom dwangsommen had verbeurd.
3.22.
Het gehuurde is daadwerkelijk door SRC c.s. gesloten in week 1 van 2019 (de kerstvakantie) en in week 2 van 2019, dus ook op dinsdag 8 januari 2019 en donderdag 10 januari 2019, de trainingsavonden van Weidevogels. Op 10 januari 2019 resp. 11 januari 2019 heeft SRC c.s. aan Weidevogels laten weten de hal op wedstrijddagen (de zaterdagen) toch ter beschikking te stellen. Weidevogels had toen voor zaterdag 12 januari 2019 al elders ruimte gehuurd. Op maandag 14 januari 2019 heeft SRC c.s. aan Weidevogels bericht dat de hal tot tenminste de uitslag van het – toen al aangekondigde – tweede kort geding ook op trainingsavonden weer ter beschikking zou worden gesteld.
3.23.
De sluiting in januari 2019 was voor Weidevogels aanleiding om een tweede kort geding te beginnen (hierna ook: het tweede kort geding). Weidevogels heeft daarin - onder meer - gevorderd dat SRC c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld (steeds op straffe van verbeurte van een dwangsom), samengevat:
1) om Weidevogels ongehinderd en onvoorwaardelijk gebruik te laten maken van de gehuurde ruimten op dinsdag- en donderdagavonden en op zaterdagen met inachtneming van de ingediende urenplanning en de gecommuniceerde aanpassingen;
2) om louter de werkelijk gebruikte uren in rekening te brengen en de factuur pas te verzenden na afloop van de maand, waarop de factuur betrekking heeft;
3) om binnen twee weken na het vonnis:
primair het gehuurde terug te brengen in de staat waarin het zich bevond bij het aangaan van de huurovereenkomst, en wel zodanig dat (onder meer) de kleedkamers weer bereikbaar zullen zijn via een doorgang binnendoor vanuit de speelhal, dat de vergaderruimte weer wordt hersteld en ter beschikking gesteld en dat het gehuurde zal voldoen aan de normen van het NOC*NSF en het KNKV;
4) om binnen twee weken na het vonnis de horeca (bar en keuken) ongehinderd en onvoorwaardelijk aan Weidevogels ter beschikking te stellen, zonder dat aan de door Weidevogels als vrijwilligers voorgestelde leden nadere voorwaarden worden gesteld.
3.24.
Op 5 maart 2019 is er vonnis gewezen in het tweede kort geding (7435221 VV EXPL 18-579). De kantonrechter heeft de vorderingen van Weidevogels afgewezen en daartoe (onder meer) overwogen, samengevat:
- dat vordering 1) al was toegewezen bij het eerste kortgedingvonnis en dat zolang die dwangsom nog niet (volledig) verschuldigd was, er geen aanleiding was om de dwangsom te verhogen, met name niet nu SRC c.s., zij het op het laatste moment, had toegezegd haar verplichtingen tijdens het winterseizoen (tot eind maart 2019) niet meer op te schorten;
- dat vordering 2) draait om de uitleg van artikel 4.3. van de huurovereenkomst, dat deze uitleg aan de bodemrechter is voorbehouden en dat Weidevogels geen spoedeisend belang had bij een voorlopig oordeel, (onder meer) omdat het winterseizoen al ten einde liep;
- dat de vraag of de vergaderruimte en gemeenschappelijke ruimte ook zijn gehuurd (vordering 3) ook door de bodemrechter moet worden beantwoord en dat er voldoende tijd is om zo’n oordeel te krijgen vóór de start van het nieuwe seizoen in november 2019. De kantonrechter was wel voorlopig van oordeel dat Weidevogels recht had op een doorgang binnendoor van kleedkamers naar zaal, nu zij een indoorsportlocatie had gehuurd. Weidevogels had volgens de kantonrechter echter geen spoedeisend belang bij een veroordeling van SRC om binnen twee weken zo’n doorgang te realiseren, vanwege het samenvallen van het einde van die termijn met het einde van het winterseizoen.
Vordering 4) was volgens de kantonrechter niet onderbouwd.
3.25.
Weidevogels is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis in het tweede kort geding. Weidevogels heeft haar vordering in hoger beroep verminderd en heeft alleen nog gevorderd dat SRC c.s. zal worden veroordeeld om uiterlijk 15 juni 2019 alle nodige maatregelen te nemen om het gehuurde te laten voldoen aan de eisen van NOC*NSF en het KNKV (het ging haar daarbij vooral om de doorgang binnendoor tussen speelhal en kleedkamers).
3.26.
Bij brieven van 25 juni 2019 heeft de KNKV aan SRC c.s. en Weidevogels medegedeeld dat het gehuurde voor het zaalseizoen 2019-2020 als wedstrijdlocatie is afgekeurd en dat er ook geen dispensatie zal worden verleend.
3.27.
Op 8 juli 2019 heeft Weidevogels de huurovereenkomst met SRC c.s. buitengerechtelijk ontbonden.
3.28.
Op 24 maart 2020 heeft dit hof uitspraak gedaan in het tweede kort geding (ECLI:NL:GHDHA:2020:756). Omdat KNKV de accommodatie van SRC op 25 juni 2019 definitief had afgekeurd als wedstrijdlocatie en Weidevogels de huurovereenkomst op 8 juli 2019 buitengerechtelijk had ontbonden, was niet in geschil dat Weidevogels geen belang meer had bij toewijzing van haar gewijzigde vordering. Het hof heeft de zaak niettemin inhoudelijk beoordeeld om vast te stellen wie de proceskosten diende te dragen. Evenals de kantonrechter zag het hof in (o.a.) het feit dat SRC c.s. in de aanloop naar het tweede kort geding had gedreigd haar verplichtingen uit de huurovereenkomst op te schorten en hiertoe ook was overgegaan, aanleiding om SRC c.s. in de kosten van de procedure te veroordelen. Verder was het hof, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat Weidevogels wel degelijk spoedeisend belang had bij (een deel van) haar vorderingen, omdat zij ten tijde van het aanhangig maken van het kort geding (begin februari 2019) met de rug tegen de muur stond. SRC dreigde immers haar de toegang tot het gehuurde opnieuw te ontzeggen en bovendien was het nodig om vóór 1 juli 2019 over een goedgekeurde wedstrijdlocatie te beschikken. Dat spoedeisend belang bestond nog steeds ten tijde van de appeldagvaarding begin april 2019. Wat er voorts ook zij van de stelling van SRC c.s. dat de eis van een doorgang binnendoor van speelhal naar kleedkamers onterecht is, vaststond dat de KNKV een dergelijke doorgang expliciet nodig achtte én dat SRC c.s. op grond van artikel 1.1. van de huurovereenkomst verplicht was om ervoor te zorgen dat het gehuurde ten alle tijden zou voldoen aan de normen van het NOC*NSF en het KNKV, aldus het hof. Een en ander heeft er toe geleid dat SRC c.s. ook in de proceskosten van het hoger beroep is veroordeeld.

4.De procedure bij de kantonrechter

4.1.
SRC c.s. heeft (na eisvermindering ter zitting bij de kantonrechter) in conventie gevorderd dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1) voor recht verklaart dat Weidevogels tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens SRC c.s. door de gebruikte uren en niet de gehuurde uren te betalen;
2) Weidevogels veroordeelt tot betaling aan SRC c.s. van een bedrag van € 28.838,92, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente;
3) Weidevogels veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten.
4.2.
Weidevogels heeft in reconventie gevorderd dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1) voor recht verklaart dat SRC c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij heeft nagelaten het gehuurde te laten voldoen aan de door het KNKV en het NOC*NSF daaraan gestelde eisen, waardoor het gehuurde als wedstrijdlocatie door het KNKV is afgekeurd;
2) voor recht verklaart dat de huurovereenkomst met ingang van 8 juli 2019 door Weidevogels is ontbonden;
3) voor recht verklaart dat SRC c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die Weidevogels lijdt en nog zal lijden als gevolg van haar toerekenbaar tekortschieten en de ontbinding van de huurovereenkomst;
4) SRC c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Weidevogels te voldoen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5) SRC c.s. hoofdelijk veroordeelt om als voorschot op de bij staat op te maken schadevergoeding aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 40.134,00, plus rente;
6) SRC c.s. hoofdelijk veroordeelt om ten titel van compensatie voor gederfd huurgenot ex artikel 7:207 BW aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 8.785,00, plus rente;
7) SRC c.s. hoofdelijk veroordeelt om ten titel van schadevergoeding wegens de gemiste horeca-omzetten en huurkorting in het zaalseizoen 2018/2019 en de onterechte sluiting van het gehuurde in januari 2019 aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 3.571,30, plus rente;
8) SRC c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 7.200,00 wegens op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 verbeurde
dwangsommen, plus rente;
9) SRC c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.3.
De kantonrechter heeft de vorderingen van SRC c.s. in conventie afgewezen en de vorderingen van Weidevogels in reconventie deels toegewezen. De kantonrechter heeft in reconventie, samengevat en zakelijk weergegeven:
- voor recht verklaard dat SRC c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij heeft nagelaten het gehuurde te laten voldoen aan de eisen van het KNKV en het NOC*NSF, waardoor het gehuurde als wedstrijdlocatie door het KNKV is afgekeurd;
- voor recht verklaard dat de huurovereenkomst met ingang van 8 juli 2019 door Weidevogels is ontbonden;
  • voor recht verklaard dat SRC c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade van Weidevogels als gevolg van haar toerekenbaar tekortschieten en de ontbinding;
  • SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld om aan Weidevogels te voldoen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
  • SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 23.370,88, plus rente; - SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld om als compensatie voor gederfd huurgenot ex artikel 7:207 BW aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 8.785,00, plus rente;
  • SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld om aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 2.000,00 wegens op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 verbeurde dwangsommen, plus rente.
SRC c.s. is in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld.

5.Vordering in hoger beroep en de klachten tegen het vonnis

5.1.
SRC vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis en alsnog toewijzing van haar vorderingen en afwijzing van de vorderingen van Weidevogels, met veroordeling van Weidevogels in de kosten van zowel de procedure voor de kantonrechter als in de kosten van de procedure in hoger beroep.
5.2.
SRC c.s. heeft veertien grieven (klachten) tegen het vonnis aangevoerd.
Grief 1luidt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat “de sportaccommodatie” is verbouwd. De hal waarin het sporten plaatsvindt, de kleedkamers en de bar zijn niet verbouwd; wel zijn de algemene ruimten verbouwd doordat een ruimte aan de derde is verhuurd. Weidevogels had deze algemene ruimten echter niet gehuurd, aldus SRC c.s. Het hof merkt op dat het bij de feitenvaststelling al rekening gehouden met deze grief (zie alinea’s 3.2. en 3.15). Met
grief 2voert SRC c.s. aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de sporthal van 2 januari tot 14 januari 2019 voor Weidevogels was gesloten. Volgens SRC c.s. is de sportzaal alleen op de eerste twee trainingsavonden (dinsdag 8 januari 2019 en donderdag 10 januari 2019) niet ter beschikking gesteld.
Grief 3is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat het feit dat Weidevogels de definitieve urenplanning later heeft doorgegeven dan door SRC c.s. verzocht, geen rechtsgevolg heeft. SRC c.s. stelt dat het niet zo is dat Weidevogels pas nadat het KNKV het competitieschema had vastgesteld, de urenplanning kon doorgeven. Volgens SRC c.s. is het juist andersom. Weidevogels heeft onredelijk gehandeld jegens SRC c.s. door de planning zo laat door te geven.
Grief 4valt het oordeel aan dat de vordering van achterstallige huur ten aanzien van de seizoenen 2016-2018 onvoldoende was onderbouwd. Volgens SRC c.s. had de kantonrechter haar een bewijsopdracht moeten geven als hij de vordering niet duidelijk vond. SRC c.s. biedt bewijs aan door het horen van de heer [voorzitter SRC] en de zaalbeheerder, die met name aan de hand van beelden hebben vastgesteld dat Weidevogels naast de gehuurde uren de zaal ook tijdens andere uren gebruikte zonder dit door te geven en ervoor te betalen. Ook over het seizoen 2018-2019 staat volgens SRC c.s. nog een bedrag open. Tezamen met de kosten van reparatie van de door een bestuurslid van Weidevogels vernielde thermostaat en de kosten van consumpties van scheidsrechters, en verminderd met een horecavergoeding, komt de totale vordering op € 28.513,28 aldus SRC c.s. SRC c.s. verwijst naar een overzicht van haar vordering die zij als bijlage 45 heeft overgelegd en voegt toe dat zij de onderliggende facturen ook in het geding kan brengen indien gewenst.
Grief 5ziet op de huur van de opslagcontainer. Volgens SRC c.s. zijn daarover na het sluiten van de huurovereenkomst afspraken gemaakt en moet Weidevogels op grond daarvan € 50,- per maand huur betalen. Met
grief 6voert SRC c.s. aan dat Weidevogels tijdens de zitting in het eerste kort geding op maandag 8 oktober 2018 al op de hoogte was/had kunnen zijn van het op donderdag 11 oktober 2018 aan SRC c.s. toegezonden definitieve urenschema. Dat Weidevogels haar eis in dat kort geding niet aan dat definitieve schema heeft aangepast komt voor haar risico. Hoe dan ook moet Weidevogels geacht worden alle uren die in het dictum van dat eerste kortgedingvonnis staan vermeld, te hebben gereserveerd zodat zij daar ook voor moet betalen.
Grief 7is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet duidelijk is hoe SRC c.s. aan het gevorderde bedrag van € 15.073,25 over seizoen 2018-2019 komt. SRC c.s. stelt dat zij aan de hand van camerabeelden heeft vastgesteld dat Weidevogels méér uren gebruik heeft gemaakt van het gehuurde dan door haar gereserveerd. Ter onderbouwing van het bedrag verwijst SRC c.s. naar producties 6 bij “haar pleitnotities” (het hof begrijpt dat zij doelt op de pleitnotities in het eerste kort geding; deze zijn door Weidevogels overgelegd als bijlage 6 bij productie 13 bij conclusie van antwoord).
Grief 8valt het oordeel van de kantonrechter aan dat onvoldoende is gebleken dat Weidevogels tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens SRC c.s. en dat als het al zo is geweest dat Weidevogels de huur voor een bepaalde maand iets te laat betaalde, dit de opschorting door SRC c.s. van haar verplichtingen niet kon rechtvaardigen en dat er dus ook geen sprake is van schuldeisersverzuim van Weidevogels. Met
grief 9gaat SRC c.s. in op de normen van NOC*NSF en KNKV. SRC c.s. stelt onder meer dat niet in de huurovereenkomst staat dat de accommodatie goedgekeurd moet worden door NOC*NSF en het KNKV, maar alleen dat het gehuurde aan de normen van deze organisaties moet voldoen. Volgens SRC c.s. was dat het geval (zij biedt daar bewijs van aan) en voor zover dat niet zo was, was er nog voldoende tijd om daaraan alsnog te voldoen.
Grief 10bouwt op grief 9 voort. SRC c.s. bespreekt de in het KNKV-rapport vermelde gebreken en legt uit waarom naar haar mening geen sprake is van enige tekortkoming van haar kant.
Grief 11is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat de eventuele schade wegens gemiste horeca-omzetten, de huurkorting in het zaalseizoen 2018-2019 en de onterechte sluiting van het gehuurde in januari 2019 verband houden met de tekortkoming van SRC c.s. en de ontbinding van de huurovereenkomst, dat deze punten in de onderhavige procedure onderbelicht zijn gebleven en daarom het best in de schadestaatprocedure meegenomen kunnen worden.
Grief 12houdt in dat er geen sprake is geweest van verminderd huurgenot.
Grief 13bouwt op grief 12 voort en betreft eveneens het oordeel van de kantonrechter dat Weidevogels over seizoen 2018-2019 recht heeft op een compensatie voor verminderd huurgenot ter waarde van 40% van de huur.
Grief 14, tot slot, betreft de dwangsommen. SRC c.s. stelt dat er altijd gekwalificeerd barpersoneel aanwezig is geweest zodat de dwangsom van € 1.700 niet verbeurd is.

6.Beoordeling in hoger beroep

Tekortkoming Weidevogels door betalingsachterstand?
Inleidende opmerkingen
6.1.
Tegen de verklaring voor recht dat de huurovereenkomst op 8 juli 2019 is beëindigd is geen grief gericht. Dat de overeenkomst is beëindigd staat dus vast. Dit geschil betreft de financiële afwikkeling tussen partijen. Eén van de kernvragen is of Weidevogels nog een schuld heeft aan SRC c.s. in de vorm van achterstallige huurpenningen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het aan SRC c.s. is om te stellen en te onderbouwen, en zo nodig te bewijzen, dat Weidevogels de door haar gevorderde bedragen is verschuldigd.
6.2.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een schuld van Weidevogels is van belang hoe artikel 4.3. van de huurovereenkomst moet worden uitgelegd, en meer in het bijzonder hoe de woorden
“de werkelijk gehuurde uren”moeten worden uitgelegd. Daarbij komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij wat dat betreft redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogeheten “Haviltex-criterium”). Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat artikel 4.3. zo moet worden uitgelegd dat Weidevogels moet betalen voor alle uren die zij van het gehuurde gebruik heeft gemaakt in de seizoenen 2016-2017, 2017-2018 en 2018-2019, met als minimum de gereserveerde uren. Dit betekent enerzijds dat voor zover Weidevogels het gehuurde méér uren heeft gebruikt dan het aantal uren dat zij had gereserveerd, zij hiervoor moet afrekenen. Weidevogels betwist dat ook niet, maar stelt dat zij al heeft afgerekend voor alle gebruikte uren. Het betekent anderzijds dat voor zover Weidevogels juist mínder uren van het gehuurde gebruik zou hebben gemaakt dan zij had gereserveerd, zij toch gehouden is voor het aantal gereserveerde uren te betalen. Het is niet helemaal duidelijk of Weidevogels in hoger beroep daar nog steeds anders over denkt, maar mocht dat het geval zijn, dan volgt de kantonrechter haar in zoverre dus niet. SRC c.s. hield de gereserveerde uren immers voor Weidevogels vrij en mocht daarom in redelijkheid verwachten dat zij voor die uren ook een vergoeding zou ontvangen. Hiermee is echter nog geen antwoord gegeven op de vraag
welke uren SRC c.s. als gereserveerd mocht beschouwen. Partijen verschillen hierover van mening. Omdat dit punt alleen van belang is voor seizoen 2018-2019, komt het hof hierop terug bij de bespreking van de gestelde huurachterstand over dat seizoen (zie hieronder: alinea 6.9. en verder).
Betalingsachterstand seizoen 2016-2017 van € 3.924,-? Grieven 4, 7 en 8
6.3.
Niet in geschil is dat de facturen die SRC c.s. aanvankelijk over seizoen 2016-2017 heeft gestuurd, allemaal volledig zijn betaald. Het gaat hier om een naheffing van € 3.924,00, die SRC c.s. begin 2018 heeft verstuurd (dus ongeveer een jaar na de afsluiting van dit seizoen, zie hierboven alinea 3.9.). Volgens SRC c.s. heeft Weidevogels méér uren van het gehuurde gebruik gemaakt dan zij had gereserveerd en komt de huur voor die extra uren uit op het in de naheffing vermelde bedrag. SRC c.s. stelt dat de extra uren zijn gebleken uit camerabeelden die de beheerder, de heer [bedrijfsleider], heeft bekeken samen met de voorzitter van SRC c.s., de heer [voorzitter SRC]. Weidevogels heeft de naheffing gemotiveerd betwist, zowel vóór deze procedure (o.a. bij haar brief van 25 mei 2018) als in de processtukken. Zij heeft aangevoerd dat de uren niet zijn onderbouwd en dat er, conform het contract, altijd maandelijks achteraf werd vastgesteld welke uren Weidevogels daadwerkelijk van het gehuurde gebruik had gemaakt, waarna die uren dan werden gefactureerd. Daarbij heeft Weidevogels nog opgemerkt dat [bedrijfsleider], die namens SRC c.s. als beheerder optrad (vgl. artikel 5.1 van de huurovereenkomst), altijd bij het gebruik van de zaal aanwezig was en dat hij destijds geen andere uren naar Weidevogels heeft teruggekoppeld dan de uren die al eerder aan Weidevogels in rekening zijn gebracht. Volgens Weidevogels heeft zij dus al afgerekend voor alle gebruikte uren.
6.4.
Het verweer van Weidevogels slaagt. SRC c.s. heeft het gevorderde bedrag inderdaad op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter heeft terecht overwogen dat het door SRC c.s. overgelegde factuuroverzicht (productie 23 bij dagvaarding) die onderbouwing niet verschaft, en dat geldt ook voor het in hoger beroep overgelegde factuuroverzicht (productie 45 bij memorie van grieven). In deze overzichten wordt de naheffingsfactuur wel vermeld, maar niet gespecificeerd (welke dagen? welke uren?). SRC c.s. biedt aan om de heren [bedrijfsleider] en [voorzitter SRC], die de camerabeelden hebben bekeken, als getuigen te laten horen, maar zij miskent daarbij dat pas aan bewijslevering wordt toegekomen als een stelling voldoende is onderbouwd. SRC c.s. legt ook niet uit waarom de vermeende extra uren niet direct zijn vastgelegd door haar beheerder en bij de eerste factuurronde zijn meegenomen.
6.5.
Dit deel van de vordering van SRC c.s. is dus niet toewijsbaar.
Betalingsachterstand seizoen 2017-2018 van € 3.240 + € 5.339,34? Grieven 4, 7 en 8
6.6.
Ook over seizoen 2017-2018 heeft SRC c.s. een naheffing (van € 3.240,-) gestuurd wegens extra uren die Weidevogels van het gehuurde gebruik zou hebben gemaakt bovenop de gereserveerde uren. Het daartegen door Weidevogels gevoerde verweer slaagt om dezelfde redenen als hierboven (alinea 6.4.) vermeld; het hof verwijst daarnaar.
6.7.
Kennelijk vordert SRC c.s. over seizoen 2017-2018 een nog hogere vergoeding van Weidevogels. Zij schrijft in haar memorie van grieven (onder 14, op p. 14
): “Over het seizoen 2017-2018 resteert exclusief de correctie (extra uren buiten de opgegeven uren, gezien op videobeelden) na verrekening met de baropbrengsten door Weidevogels niet voldaan een bedrag van € 5.339,34”. De zin loopt niet helemaal maar het hof begrijpt dat SRC c.s. bovenop de naheffing van € 3.240,- nog een bedrag van € 5.339,34 vordert. Dit bedrag komt niet terug op het factuuroverzicht dat SRC c.s. in hoger beroep heeft overgelegd (productie 45 bij memorie van grieven). SRC c.s. heeft niet inzichtelijk gemaakt op welke grond Weidevogels dit bedrag van € 5.339,34 is verschuldigd. Daar komt nog bij dat SRC c.s. bij haar schriftelijk pleidooi (onder 4 en 5) stelt dat over 2017/2018 in totaal € 13.034,34 niet is voldaan. Dat is weer in tegenspraak met het totaalbedrag van € 12.503,34 (inclusief naheffingen) dat is vermeld op de bijlage 6 bij productie 13 bij conclusie van antwoord.
6.8.
Het hof komt tot de conclusie dat ook de vordering van SRC c.s. over seizoen 2017-2018 in zoverre onvoldoende is onderbouwd en dus niet toewijsbaar is. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat Weidevogels heeft erkend (i) dat sprake is van een restpost van € 178,62 met betrekking tot de seizoenen 2016-2017 en 2017-2018 en (ii) dat zij gehouden is om een factuur van € 22,75 ter zake van consumpties scheidsrechters te betalen. De kantonrechter heeft haar beroep op verrekening van die bedragen met de door haar in reconventie gestelde schade gehonoreerd en tegen die verrekening als zodanig is geen grief gericht. Het hof komt hierna nog op deze posten terug.
Betalingsachterstand seizoen 2018-2019 van € 15.073,25? Grieven 3, 4, 6, 7 en 8
6.9.
Aldus resteert seizoen 2018-2019. Ten aanzien van dat seizoen concentreert de discussie zich op de vraag welke uren Weidevogels geacht moet worden te hebben gereserveerd. Zoals hierboven (alinea 6.2.) is opgemerkt verschillen partijen hierover van mening. SRC c.s. stelt dat alle uren die vermeld zijn in het dictum van het eerste kort gedingvonnis van 22 oktober 2018 (zie alinea 3.18.) gelden als gereserveerd. Zij heeft Weidevogels daarom enkele dagen later, op 25 oktober 2018, in één keer alle facturen over het hele seizoen (maanden oktober 2018 tot en met maart 2019) gestuurd. Weidevogels voert verweer en stelt dat zij alleen het aantal uren heeft gereserveerd dat staat vermeld in haar definitieve urenplanning van 11 oktober 2018. Het hof is evenals de kantonrechter van oordeel dat Weidevogels het gelijk aan haar kant heeft.
6.1
Uit de artikelen 4.3. en 8.1. van de huurovereenkomst blijkt dat partijen ervan uit gingen dat er gehuurd zou worden op dinsdagen, donderdagen en zaterdagen, maar dit is verder niet nader geconcretiseerd in het contract. SRC c.s. stelt dat Weidevogels uiterlijk 1 juni 2018 een definitieve urenplanning had moeten doorgeven, maar dat blijkt uit niets. Die verplichting staat niet in het contract en er is ook geen aanleiding om aan te nemen dat SRC c.s. dit in redelijkheid wel van Weidevogels mocht verwachten. Weidevogels heeft onbetwist aangevoerd dat de uren voor het speelseizoen 2018-2019 zijn opgegeven op een wijze die ook gebruikelijk was in de voorgaande twee zaalseizoenen: eerst in concept (naar eigen zeggen al bij mail van 25 mei 2018, maar niet weersproken is dat die voorlopige planning in elk geval bij mail van 20 juli 2018 aan SRC c.s. is gestuurd) en een definitieve planning in oktober (na opstelling van het wedstrijdschema door het KNKV). Weidevogels wijst erop dat de definitieve opgave nauwelijks afweek van het concept. SRC c.s. heeft niet gesteld dat zij in de eerdere jaren tegen deze gang van zaken heeft geprotesteerd en heeft evenmin onderbouwd dat zij nadeel heeft ondervonden door het feit dat zij de definitieve planning niet eerder dan 11 oktober 2018 kreeg. Zij stelt weliswaar in algemene zin dat een verhuurder er belang bij heeft dat een huurder die een eerste recht van huur heeft zo spoedig mogelijk bekend maakt welke uren gehuurd zullen worden zodat de verhuurder de overige uren aan derden kan verhuren, maar zij stelt niet dat er een concrete kandidaat zou zijn geweest die de overgebleven uren (het gaat dan met name om dinsdagen, donderdagen en zaterdagen in de vakanties en om 1 à 2 uur op de zaterdagochtenden, zie ook alinea 3.19 hierboven) had kunnen en willen huren, laat staan dat zij dat onderbouwt. Herhaald zij dat in het contract hierover ook niets is opgenomen – in dat contract is alleen een minimum aantal uren opgenomen, waaraan Weidevogels zich heeft gehouden – en dat het de eerste twee seizoenen in goede harmonie is gegaan op dezelfde manier als in seizoen 2018-2019. Ten overvloede overweegt het hof dat Weidevogels afdoende heeft uitgelegd waarom zij niet eerder dan in oktober 2018 in staat was een definitieve planning te overhandigen.
6.11.
Het hof is dan ook evenals de kantonrechter van oordeel dat partijen gebonden zijn aan de urenplanning van 11 oktober 2018. De daarop vermelde uren zijn de uren die Weidevogels heeft gereserveerd. Daarin bracht het eerste kort gedingvonnis van 22 oktober 2018 geen verandering, anders dan SRC c.s. stelt. De directe aanleiding van dat kort geding was dat SRC c.s. had aangekondigd dat Weidevogels
in het geheelgeen gebruik meer zou kunnen maken van het gehuurde in seizoen 2018-2019. Vlak na de mondelinge behandeling in dat kort geding werd de definitieve planning van Weidevogels bekend. SRC c.s. kon in redelijkheid niet denken dat Weidevogels niettemin aanspraak zou maken op alle in dictum vermelde uren, in afwijking van het door haar vlak voor dat vonnis aangeleverde definitieve schema. Indien daarover al onzekerheid bestond aan de kant van SRC c.s. had zij daarover alsnog zekerheid kunnen en moeten vragen bij Weidevogels, alvorens facturen te versturen voor het hele seizoen. Dat klemt temeer nu SRC c.s. ook huur in rekening heeft gebracht voor de dagen die vielen in de kerstvakantie 2018, meer specifiek zelfs voor dinsdag 25 december 2018 (2e Kerstdag) en dinsdag 1 januari 2019 (Nieuwjaarsdag). SRC c.s. kon in redelijkheid niet menen dat Weidevogels die dagen wilde reserveren respectievelijk dat zij die dagen aan een derde had kunnen verhuren. Zij heeft dat ook niet onderbouwd. Overigens week de wijze van facturering (vooraf over het hele seizoen) ook af van de wijze die was voorgeschreven in het contract (maandelijks achteraf).
6.12
Bij het voorgaande komt nog dat SRC c.s. ook nog dagen in rekening heeft gebracht waarop het gehuurde uiteindelijk helemaal niet ter beschikking stond voor Weidevogels, omdat SRC c.s. haar verplichtingen op 2 januari 2019 had opgeschort. Het gaat daarbij om de data 2, 5, 7 en 10 januari 2019. Zaterdag 12 januari 2019 was het gehuurde formeel wel weer ter beschikking gesteld, maar dat was zo laat medegedeeld (10 januari 2019) dat Weidevogels inmiddels al een locatie elders had gehuurd.
6.13
Vaststaat dat volgens de definitieve urenplanning van 11 oktober 2018 in totaal 311 uren waren gereserveerd. Weidevogels heeft al in de procedure voor de kantonrechter aangevoerd dat zij over het hele seizoen uiteindelijk 311,5 uren werkelijk van het gehuurde gebruik heeft gemaakt (enige verschil is een eenmalige uitloop van een wedstrijddag op 8 december 2018, aldus Weidevogels) en dat zij ook voor die uren heeft betaald. SRC c.s. heeft dat niet, althans niet gemotiveerd betwist. SRC c.s. voert wel aan dat Weidevogels zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat slechts de halve huur hoeft te worden betaald als slechts een halve zaal wordt gehuurd, maar wat daar ook van zij (op dat standpunt van Weidevogels valt op het eerste gezicht inderdaad wel wat af te dingen), SRC c.s. licht niet toe of Weidevogels als gevolg van dat standpunt daadwerkelijk te weinig heeft betaald en zo ja, om welk bedrag het gaat. Het hof kan daar dan ook geen rekening mee houden.
6.14
SRC c.s. doet nog een bewijsaanbod maar daaraan wordt bij gebrek aan onderbouwing niet toegekomen; zoals hiervoor overwogen is bewijslevering niet bedoeld om gaten in de onderbouwing te dichten.
6.15.
Het voorgaande betekent dat ook de vordering van SRC c.s. ten aanzien van seizoen 2018-2019 niet toewijsbaar is. Ook hier past een nuancering nu Weidevogels wel erkent dat
zij nog gehouden is tot betaling van de factuur van € 3.019,70 over de maand maart 2019. Weidevogels heeft ook ten aanzien van deze post (net als ten aanzien van de in alinea 6.8. besproken, door haar erkende posten over de eerdere seizoenen) een beroep gedaan op verrekening met haar schade. Ook dit beroep op verrekening heeft de kantonrechter gehonoreerd en hiertegen is evenmin een grief gericht. Het hof komt daarom hierna, bij de bespreking van de door Weidevogels gestelde schade op deze post terug.
De containerkosten – Grief 5
6.16
In elke factuur over seizoen 2018-2019 is vermeld dat als betaling niet vóór een bepaalde datum plaatsvindt, een bedrag van € 50,- aan huur voor de opslagcontainer in rekening zal worden gebracht. SRC c.s. vordert een vergoeding van deze kosten in dit geding. Ook deze deelvordering is niet toewijsbaar. In artikel 4.1. van de huurovereenkomst is bepaald dat de overeengekomen huurprijs een all-in huurprijs is en dat er geen aanvullende of andere kosten zullen worden doorbelast. SRC c.s. stelt weliswaar dat de containerkosten berusten op een aanvullende afspraak, maar zij heeft die – door Weidevogels betwiste –
afspraak niet onderbouwd.
De thermostaat - Grief 4
6.17.
In de vordering van SRC c.s. is inbegrepen een vordering tot vergoeding van kosten van een beschadigde thermostaat. Deze kosten zouden volgens SRC c.s. € 1.239,58 bedragen. De kantonrechter heeft echter – terecht – vastgesteld dat één van de twee onderliggende facturen een opdrachtdatum vermeldt die duidelijk maakt dat deze factuur geen betrekking kan hebben op het incident waarbij een medewerker van Weidevogels de thermostaat heeft beschadigd. De andere factuur, ten bedrage van € 164,05, is door Weidevogels niet betwist. De kantonrechter heeft dit bedrag verrekend met de schade van Weidevogels. In de toelichting op grief 4 maakt SRC c.s. toch weer melding van het bedrag van € 1.239,58 en het hof begrijpt dat SRC c.s. stelt dat Weidevogels dat bedrag zou moeten betalen. SRC c.s. legt echter niet uit waarom het oordeel van de kantonrechter niet juist zou zijn. Het hof zal daarom net als de kantonrechter uitsluitend het bedrag van € 164,05 verrekenen met het aan Weidevogels toe te kennen voorschot op de schadevergoeding (zie hieronder 6.23).
Tussenconclusie
6.18.
De tussenconclusie is dat van een betalingsachterstand geen sprake is (behoudens de posten die verrekend zullen worden, zie hierna) en dat de kantonrechter de vordering van SRC c.s. terecht heeft afgewezen. Weidevogels heeft hooguit af en toe te laat betaald. Volgens Weidevogels zelf had dat steeds te maken met een onduidelijkheid of een fout waarover overleg nodig was met de beheerder. SRC c.s. heeft niet op deze stelling gereageerd. Overigens maakte SRC c.s. aanvankelijk (tot begin 2018) van dat te laat betalen kennelijk ook geen punt. Naar het oordeel van het hof is van schuldeisersverzuim van Weidevogels dan ook geen sprake geweest en was SRC c.s. ook niet bevoegd tot opschorting van haar verplichtingen. Het feit dat Weidevogels de factuur over de maand maart 2019 niet heeft betaald maakt dat niet anders. Op grond van het contract was Weidevogels niet verplicht om vooraf te betalen en in maart 2019 was SRC c.s. zelf al in verzuim (zie hieronder).
Tekortkoming SRC c.s.: niet voldaan aan eisen KNKV en NOC*NSF?; verklaring voor recht + verwijzing naar schadestaat + voorschotGrieven 9 en 10
6.19.
Daarmee komt het hof toe aan de tegenvorderingen van Weidevogels, om te beginnen de vordering tot een verklaring voor recht dat SRC c.s. toerekenbaar tekort is geschoten omdat zij heeft nagelaten het gehuurde te laten voldoen aan de door het KNKV en het NOC*NSF daaraan gestelde eisen, waardoor het gehuurde als wedstrijdlocatie door het KNKV is afgekeurd. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter die verklaring voor recht terecht heeft gegeven, zodat grieven 9 en 10 falen.
6.20.
In zijn uitspraak van 20 maart 2020 in het tweede kort geding heeft dit hof voorlopig overwogen dat wat er ook zij van de redenen die SRC c.s. heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat de eis van een doorgang binnendoor van speelhal naar kleedkamers onterecht is, vast staat dat de KNKV een dergelijke doorgang expliciet nodig heeft geacht én dat SRC c.s. op grond van artikel 1.1. van de huurovereenkomst verplicht was om ervoor te zorgen dat het gehuurde te allen tijde zou voldoen aan de normen van het NOC*NSF en het KNKV. Verder heeft dit hof voorlopig geoordeeld dat dit ook betekent dat SRC niet achteraf alsnog kan tegenwerpen dat de KNKV geen onafhankelijke instantie is. Het hof ziet in hetgeen SRC c.s. in deze bodemprocedure heeft aangevoerd geen aanleiding af te wijken van dit voorlopige oordeel. Partijen hebben expliciet in de overeenkomst opgenomen dat SRC c.s. verplicht was om ervoor te zorgen dat het gehuurde aan de eisen van de KNKV voldeed. Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat het aan het KNKV was om te beoordelen of de sporthal voldeed aan de vereisten om als wedstrijdlocatie te dienen. Het mag zo zijn dat SRC c.s. het niet eens is met het KNKV, maar dat is iets tussen haar en het KNKV. Weidevogels is afhankelijk van de goedkeuring van het KNKV en dat wist SRC c.s. Van een apert onredelijke opstelling van het KNKV die Weidevogels niet aan SRC c.s. kan tegenwerpen is in elk geval geen sprake en feit blijft dat het KNKV het gehuurde heeft afgekeurd waardoor het niet als wedstrijdlocatie kon dienen en Weidevogels dus moest uitwijken. Bij deze stand van zaken bestaat er ook geen reden voor een bewijsopdracht of een deskundigenbericht.
6.21.
SRC c.s. stelt nu dat zij zo nodig alsnog een ingang binnendoor had kunnen realiseren. Zij had de afscherming kunnen uitbreiden en de doorgang kunnen overdekken, terwijl binnendoor gaan bovendien weliswaar tegen de zin van de andere huurder was, maar niet in strijd met de afspraken met die andere huurder, aldus SRC c.s. Dit valt echter niet te rijmen met de eerdere, afwijzende opstelling van SRC c.s., die onder meer inhield dat een doorgang binnendoor niet mogelijk zou zijn omdat de sporters dan door een aan een ander bedrijf verhuurde ruimte en/of door een meterkast zouden moeten lopen (o.a. e-mail 31 januari 2019 van SRC c.s., productie 30 bij conclusie van antwoord in reconventie en e-mail SRC c.s. 14 juni 2019 productie 31 conclusie van antwoord). Los daarvan geldt dat SRC c.s. ruim voldoende gelegenheid heeft gehad om op tijd aan de eisen van het KNKV te voldoen.
6.22.
De slotsom is dat SRC c.s. tekort is geschoten door het gehuurde niet te laten voldoen aan de eisen van het KNKV. Bij mail van 27 mei 2019 heeft Weidevogels nog een laatste termijn gegeven om te verklaren dat SRC c.s. maatregelen zal nemen om het gehuurde aan de eisen van het KNKV te laten voldoen. SRC c.s. heeft zo’n verklaring niet afgelegd. SRC c.s. heeft wel laten weten dat naar haar mening al aan alle eisen is voldaan. Aldus is SRC c.s. in verzuim komen te verkeren terwijl vlak daarna nakoming bovendien blijvend onmogelijk is geworden door de definitieve afkeuring van het gehuurde als wedstrijdlocatie. Weidevogels was dan ook bevoegd om de huurovereenkomst op grond van deze tekortkoming in juli 2019 te ontbinden. Gelet op hetgeen onder 6.19. en 6.20 is overwogen kon de tekortkoming bovendien aan SRC c.s. worden toegerekend, zodat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de daardoor voor Weidevogels ontstane schade.
6.23.
Dat Weidevogels schade heeft geleden doordat er voortijdig een einde kwam aan de huurovereenkomst is voldoende aannemelijk. Weidevogels heeft in dat verband aangevoerd dat zij in het seizoen 2019-2020 op meerdere locaties zal moeten trainen en veel hogere huurlasten hogere kosten zal hebben dan bij SRC c.s.. Een andere schadepost is volgens Weidevogels gelegen in het wegvallen van het voordeel dat zij had bij het verdisconteren van de horeca-opbrengst met de huur. Ten tijde van de ontbinding had de huurovereenkomst nog een looptijd van twee jaar (dus tot en met seizoen 2020-2021) met een verlengingsoptie van een jaar (dus tot en met seizoen 2021-2022). Ervan uitgaande dat zij de huur inderdaad zou hebben verlengd zou haar schade (hogere huurlasten en wegvallen voordeel huurkorting tot en met seizoen 2021-2022) neerkomen op een bedrag van € 40.134,00, zo heeft Weidevogels becijferd. Zij heeft dat bedrag als voorschot gevraagd. De kantonrechter heeft overwogen dat Weidevogels niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gebruik zou hebben gemaakt van de verlengingsoptie en heeft aan de hand van de door Weidevogels verstrekte gegevens berekend dat de schade van Weidevogels tot en met seizoen 2020-2021 neerkomt op een bedrag van € 26.756,-. De kantonrechter heeft daarop in mindering gebracht de restpost ten aanzien van seizoenen 2016-2017 en 2017-2018 van € 178,62 (zie ook hierboven alinea 6.8.), de post consumpties van scheidsrechters van € 22,75 (idem: alinea 6.8.), de kosten herstel ombouwkastje thermostaat van € 164,05 (zie hierboven: alinea 6.17) en de factuur over maart 2019 van € 3.019,70 (zie alinea 6.15). Het resterende bedrag van € 23.370,88, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 8 juli 2019 (datum ontbinding) heeft de kantonrechter toegewezen als voorschot. Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat Weidevogels onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de overeenkomst zou hebben verlengd na seizoen 2020-2021. Nu SRC c.s. tegen de berekening geen afzonderlijke klacht heeft gericht, betekent dit dat de veroordeling van SRC c.s. om dit bedrag te betalen in stand kan blijven. Weidevogels heeft de mogelijkheid van het bestaan van verdere schade als gevolg van de ontbinding niet aannemelijk gemaakt, zodat er in zoverre geen reden is voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Weidevogels heeft daarom evenmin belang bij een afzonderlijke verklaring voor recht dat SRC c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die Weidevogels lijdt en nog zal lijden als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst. Deze schade is al begroot (€ 23.370,88 na verrekening) en zal zoals overwogen worden toegewezen (plus rente).
Verdere tekortkoming SRC c.s.: niet ter beschikking stellen horeca en sluiting van het gehuurde in januari 2019? Schadevergoeding € 3.571,30Grieven 11 en 12
6.24.
Weidevogels vordert ook een schadevergoeding van € 3.571,30 wegens gemiste horeca-omzetten en huurkorting in seizoen 2018-2019 en wegens de onterechte sluiting van het gehuurde in januari 2019. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen omdat deze punten onderbelicht waren gebleven in de procedure en heeft overwogen dat het daarom voor de hand lag om die schade in de schadestaatprocedure aan de orde te laten komen. Weidevogels heeft opgemerkt dat zij zich erbij wil neerleggen dat deze schadeposten in een schadestaatprocedure worden vastgesteld; zij handhaaft haar vordering tot schadevergoeding dus wel, zodat het hof deze vordering in haar beoordeling kan betrekken. SRC c.s. betwist van haar kant
“dat zij toerekenbaar tekort is geschoten en dat dit heeft geleid tot een gemiste horeca-omzet, dat een huurkorting niet wordt toegepast en de schade, indien er sprake was van onterechte sluiting, is niet hoger dan de huurpenningen die elders voor de 2 trainingsavonden betaald dienden te worden, verminderd met de besparing van de huurpenningen die niet aan SRC betaald behoeven te worden”(toelichting grief 11). Het hof is van oordeel dat SRC c.s. wel degelijk schadeplichtig en dat de schade bovendien al in deze procedure kan worden begroot. Weidevogels vordert € 5.796,- wegens gemiste horeca-omzetten en huurkorting en € 1.191,67 wegens de onterechte sluiting van het gehuurde in januari 2019. Het daadwerkelijk door Weidevogels gevorderde bedrag komt uit op € 3.571,30 omdat zij de posten ten aanzien waarvan zij zich op verrekening beroept (restpost seizoenen 2016-2017 en 2017-2018, consumpties scheidsrechters, schade ombouwkastje thermosstaat en uren maart 2019) van dit totale schadebedrag heeft afgetrokken. Het hof heeft deze posten echter al afgetrokken van de te betalen schadevergoeding ter zake van de ontbinding (zie hierboven: alinea 6.23). Hierna zal dus van de oorspronkelijke posten worden uitgegaan.
Toerekenbare tekortkoming w.b. horeca-omzet – schade door gemiste huurkorting?
6.25.
Het verwijt van Weidevogels komt er samengevat op neer dat SRC c.s. ondanks haar veroordeling in het eerste kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 steeds nieuwe, wisselende eisen ging stellen en gedurende het hele seizoen 2018-2019 de toegang bleef weigeren aan de vrijwilligers die Weidevogels wilde inzetten in de horeca. Volgens Weidevogels eiste de advocaat van SRC c.s. ingewerkt en betrouwbaar personeel, zonder deze eis nader te concretiseren, terwijl [voorzitter SRC] eiste dat de vrijwilligers beschikten over een HACCP-hygiënecertificaat en bovendien dreigde met sluiting als de vrijwilligers zo’n certificaat niet zouden hebben. Hierdoor is de horeca vanaf oktober 2018 nauwelijks gebruikt en is er geen keukenomzet meer gerealiseerd. Weidevogels benadrukt dat haar vrijwilligers in de eerste twee seizoenen (2016-2017 en 2017-2018) zonder problemen hebben gewerkt. Nu de eisen ook niet zijn terug te voeren op de huurovereenkomst en de ervaringen in de eerste twee seizoenen ook geen aanleiding gaven tot het stellen van nadere eisen, is sprake van een toerekenbare tekortkoming en is SCR c.s. gehouden de daardoor ontstane schade te vergoeden, aldus Weidevogels. Die schade begroot Weidevogels op het gemiddelde van de huurkortingen die zij op grond van de overeenkomst door middel van de inzet van vrijwilligers en gerelateerd aan de daardoor bereikte horeca-omzet behaald heeft in de twee eerdere seizoenen. Dit gemiddelde is een bedrag van € 5.796,00.
6.26.
SRC c.s. heeft hier tegenover alleen aangevoerd dat in de overeenkomst inderdaad geen detailafspraken zijn vastgelegd over ervaring, werken met een vaste ploeg en van te voren aangeven wie wanneer komt werken, maar dat dit soort zaken vanzelfsprekend wel belangrijk zijn. Volgens haar is het logisch om betrouwbaarheid en kennis van zaken te eisen. Dat moge zo zijn, maar SRC c.s. heeft niet weersproken dat in de eerste twee seizoenen zonder problemen is gewerkt door de vrijwilligers van Weidevogels. Kennelijk voldeden de vrijwilligers toen dus aan de volgens SRC c.s. aan hen te stellen eisen. SRC c.s. heeft niet uitgelegd waarom zij het dan nodig vond om in het derde seizoen nadere eisen te stellen, respectievelijk om (bepaalde) vrijwilligers te weigeren. Zij heeft ook niet weersproken dat [voorzitter SRC] een HACCP-hygiënecertificaat is gaan eisen op de zaterdag en dat vrijwilligers zonder zo’n certificaat niet werden toegelaten. Als SRC c.s. een hygiënecertificaat belangrijk vond, had zij dat in de huurovereenkomst kunnen en moeten opnemen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom zij een dergelijk certificaat met ingang van het derde seizoen ineens mocht gaan eisen. Ervan uitgaande dat zij deze eis niet mocht stellen, kan zij Weidevogels dus ook niet tegenwerpen dat zij onvoldoende vrijwilligers ter beschikking stelde. Verder geldt dat voor zover de terugloop van de horeca-omzet te wijten is aan de financiële problemen van SRC c.s. waardoor zij personeel heeft moeten ontslaan (stelling ter comparitie in de procedure voor de kantonrechter), dat voor haar eigen risico komt. SRC c.s. heeft ook nog aangevoerd dat Weidevogels er zelf voor heeft gekozen om haar “omzet te verleggen naar haar eigen buitenaccommodatie” maar daarin volgt het hof haar niet. Voor zover van een dergelijk “verleggen” al sprake is geweest (Weidevogels betwist dat), is dat niet vrijwillig gebeurd maar als gevolg van het hiervoor beschreven, onweersproken handelen van SRC c.s.
6.27.
De slotsom is dat SRC c.s. toerekenbaar tekort geschoten is jegens Weidevogels door op onterechte gronden vrijwilligers van Weidevogels te weren, waardoor Weidevogels haar contractuele aandeel in de keuken- en baromzet (door Weidevogels getypeerd als “huurkorting”) misliep. Volgens Weidevogels heeft zij SRC c.s. meermalen gemaand om aan haar verplichtingen te voldoen en is SRC c.s. dus in verzuim geraakt. Deze stelling heeft SRC c.s. niet afzonderlijk weersproken. SRC c.s. heeft verder niet betwist dat zij, anders dan in de eerste twee seizoenen, Weidevogels geen overzicht heeft gestuurd van de horecaomzet. Het hof acht het dan ook redelijk om uit te gaan van het gemiddelde van de twee eerdere seizoenen, zodat de schade wordt begroot op het door Weidevogels genoemde bedrag van € 5.796,-.
Toerekenbare tekortkoming door sluiting januari 2019 – schade?
6.28.
Ook de sluiting van het gehuurde met ingang van 2 januari 2019 kan als een toerekenbare tekortkoming worden aangemerkt. Zoals hierboven (alinea 6.18.) al overwogen was SRC c.s. niet bevoegd haar verplichting tot terbeschikkingstelling van het gehuurde op te schorten. Ook de schade die daarvan het gevolg is kan al in deze procedure worden begroot. Weidevogels begroot die kosten (o.a. ter zake van huren vervangende ruimte op donderdag 10 januari en zaterdag 12 januari 2019) op € 1.191,67 en verwijst daarbij naar een factuur waarin zij een aantal kosten doorbelast. SRC c.s. heeft dit bedrag niet afzonderlijk betwist. In een ander verband heeft SRC c.s. nog wel aangevoerd dat het gehuurde op zaterdag 12 januari 2019 al weer ter beschikking stond, maar SRC c.s. heeft dat zo laat aan Weidevogels laten weten (op 10 januari 2019 en 11 januari 2019), dat het voor risico van SRC c.s. komt dat Weidevogels toen al elders ruimte had gehuurd. Vaststaat dat Weidevogels aan SRC c.s. heeft betaald voor de door haar in de bewuste week gehuurde uren, dit terwijl zij dus geen gebruik heeft kunnen maken van het gehuurde. Ook dit bedrag komt dus voor rekening van SRC c.s.
Résumé wat betreft schade
6.29.
De totale schade als gevolg van het niet ter beschikking stellen van de horeca en het sluiten van het gehuurde komt aldus uit op een bedrag van (€ 5.796,- + € 1.191,67 =) € 6.987,67. Het hof zal SRC c.s. veroordelen tot betaling van € 6.987,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2019 nu tegen die rente geen afzonderlijk verweer is gevoerd. Daarmee is de schade als gevolg van de gemiste horeca-omzet en de sluiting van het gehuurde in januari 2019 afgewikkeld. Nu niet is gesteld dat er (mogelijk) nog méér schade is geleden door deze tekortkomingen bestaat er ook in dit opzicht geen aanleiding voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure.
Compensatie voor gederfd huurgenotGrieven 12 en 13
6.30.
Weidevogels vordert ook de hoofdelijke veroordeling van SRC c.s. om ten titel van compensatie voor gederfd huurgenot ex artikel 7:207 BW aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 8.785,00, plus de wettelijke rente vanaf 1 april 2019. De kantonrechter heeft dit toegewezen en daarover klaagt SRC c.s.
6.31.
Artikel 7:207 bepaalt dat de huurder, in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van een gebrek, een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen van de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk heeft kennis gegeven aan de verhuurder of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan, tot die waarop het gebrek is verholpen.
6.32
Het hof oordeelt als volgt. De onterechte naheffingen vanaf januari-maart 2018, culminerend in de onterechte sluiting van het gehuurde voor Weidevogels in januari 2019 hebben ontegenzeggelijk geleid tot een verminderd huurgenot. Daaraan doet niet af dat Weidevogels in week 1 van 2019 het gehuurde niet had gereserveerd (nog daargelaten dat SRC c.s. die week nota bene zelf wel in rekening had gebracht). Weidevogels had het gehuurde in elk geval wel op dinsdag 8, donderdag 10 en zaterdag 12 januari gereserveerd. Zoals hierboven al is overwogen kwam de mededeling dat het gehuurde op zaterdag 12 januari 2019 toch open zou zijn, te laat. SRC c.s. moest in redelijkheid begrijpen dat Weidevogels toen al ruimte elders had gehuurd. Verder is inderdaad sprake geweest van verminderd huurgenot door het wegvallen na de zomer van 2018 van de doorgang binnendoor van kleedkamer naar de wedstrijdhal en alle discussie daarover. Het feit dat door de verbouwing de gemeenschappelijke ruimte kleiner is geworden en de vergaderruimte is vervallen, heeft echter niet tot een vermindering van het huurgenot geleid, nu niet uit de huurovereenkomst blijkt dat deze ruimten tot het gehuurde behoren. Weidevogels mocht daar aanvankelijk weliswaar gebruik van maken maar dat betekent niet dat zij er recht op had. Zij heeft ook onvoldoende onderbouwd dat zij er wel redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat zij recht had op het gebruik van die ruimten; het feit dat SRC c.s. dat gebruik in de eerste twee seizoenen toestond is in het licht van de overeenkomst daartoe niet voldoende.
6.33.
Alles bij elkaar genomen is sprake geweest van een genotsvermindering van voldoende betekenis om recht te geven op compensatie. Het hof acht een compensatie van 30% over het gehele seizoen 2018-2019 redelijk. Dat komt neer op een bedrag van € 6.588,75. Het hof komt tot een iets lager percentage dan de kantonrechter, mede omdat het geen rekening houdt met het kleiner worden van de gemeenschappelijke ruimte en het wegvallen van de vergaderruimte.
Dwangsommen voor niet inzetten gekwalificeerd barpersoneelGrief 14
6.34.
Weidevogels heeft tot slot gevorderd de hoofdelijke veroordeling van SRC c.s. om aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 7.200,- wegens op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 verbeurde dwangsommen, plus de wettelijke rente vanaf 1 april 2019. De kantonrechter heeft deze vordering deels toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 2.000,- (plus de daarover gevorderde rente per 1 april 2019). Weidevogels heeft tegen de afwijzing van het meerdere geen grief gericht. SRC c.s. is het echter ook niet eens met de toewijzing van een bedrag van € 2.000,-, althans met een deel daarvan, groot € 1.700,-. Daarover gaat grief 14.
6.35.
Deze grief faalt. Het hof oordeelt als volgt.
- Op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 diende SRC c.s. vanaf 30 oktober 2018 Weidevogels ongehinderd en onvoorwaardelijk gebruik te laten maken van het gehuurde op de daarin vermelde dagen en tijden, met al hetgeen er aan inventaris aanwezig behoort te zijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat SRC c.s. dwangsommen is verbeurd door het gehuurde niet ter beschikking te stellen gedurende 8, 10 en 12 januari 2019 en dat SRC c.s. daardoor € 300,- heeft verbeurd. Het hof begrijpt dat SRC c.s. daarover ook niet klaagt.
- Verder diende SRC c.s. op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 de horecavoorziening beschikbaar te stellen en te houden aan Weidevogels gedurende de huurperiode, op straffe van verbeurte van eveneens een dwangsom van € 100,- per dag. Uit het vonnis blijkt dat het daarbij gaat om de verplichtingen als opgesomd in artikel 8 van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft overwogen dat één van die verplichtingen inhield het zorgen voor voldoende en gekwalificeerd barpersoneel. Naar het oordeel van de kantonrechter was, mede gelet op het recente ontslag van de beheerder die tevens de horeca runde, voorshands onvoldoende aannemelijk dat dat SRC c.s. die verplichting onverkort nakwam. SRC c.s. heeft daartegen ingebracht dat er wel gekwalificeerd barpersoneel aanwezig is geweest. SRC c.s. ziet er echter aan voorbij dat de verplichtingen met betrekking tot de horeca op grond van artikel 8 van de overeenkomst méér inhielden dan dat. Weidevogels heeft ter onderbouwing van haar dwangsomvordering bij conclusie van antwoord aangevoerd dat SRC c.s. ten onrechte heeft geweigerd de vrijwilligers van Weidevogels toe te laten. Hierboven heeft het hof overwogen dat dit verwijt doel treft. Uit het overzicht van Weidevogels blijkt dat het daarbij gaat om 17 zaterdagen. Bij gebreke van enig ander verweer op dit punt, betekent dit dat SRC c.s. dwangsommen is verbeurd tot een bedrag van (17 x € 100,- =) € 1.700,-.
In totaal gaat het dus inderdaad om € 2.000,- aan dwangsommen.
Eindconclusie
6.36.
De eindconclusie luidt dat de kantonrechter de vorderingen van SRC c.s. terecht heeft afgewezen, de vorderingen van Weidevogels terecht deels heeft toegewezen en SRC c.s. terecht in de kosten in conventie en in reconventie heeft veroordeeld. Het vonnis in conventie zal worden bekrachtigd. Dit ligt iets anders wat betreft het vonnis in reconventie. Zoals hierboven is overwogen is het hof net als de kantonrechter van oordeel dat Weidevogels recht heeft op een vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat zij de overeenkomst heeft moeten ontbinden. Het hof heeft deze schade begroot op een bedrag van € 23.370,88 na verrekening (zie alinea 6.23.). Het gaat hier niet om een voorschot maar om een vergoeding van de totale schade, nu Weidevogels niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij nog méér schade heeft geleden door de ontbinding. Dit betekent ook dat Weidevogels geen belang heeft bij een verklaring voor recht dat SRC c.s. aansprakelijk is voor de schade van Weidevogels als gevolg van de ontbinding en dat de vordering tot verwijzing naar een schadestaatprocedure in zoverre moet worden afgewezen. Verder geldt dat het hof de vordering tot schadevergoeding wegens de onterechte sluiting in januari 2019 en wegens de tekortkoming ten aanzien van de horeca wel zal toewijzen en deze posten dus niet zal doorschuiven naar de schadestaatprocedure (alinea’s 6.24. tot en met 6.29.). Een verwijzing naar de schadestaatprocedure blijft dus in zijn geheel achterwege. Hoewel het bestreden vonnis in reconventie strikt genomen deels in stand zou kunnen blijven zal het hof omwille van de duidelijkheid dit vonnis daarom toch vernietigen en in zoverre opnieuw rechtdoen zoals hierna weergegeven.
6.37.
Bij deze uitkomst past dat SRC c.s. ook in de proceskosten in hoger beroep zal worden veroordeeld.
Beslissing
Het hof:
( i) bekrachtigt het bestreden vonnis van 7 februari 2020 voor zover in conventie gewezen;
( ii) vernietigt het bestreden vonnis van 7 februari 2020 voor zover in reconventie gewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende
( iii) verklaart voor recht dat SRC c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij heeft nagelaten het gehuurde te laten voldoen aan de door het KNKV en het NOC*NSF daaraan gestelde eisen, waardoor het gehuurde als wedstrijdlocatie door het KNKV is afgekeurd;
( iv) verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen met ingang van 8 juli 2019 door Weidevogels is ontbonden;
( v) veroordeelt SRC c.s. hoofdelijk om aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 23.370,88, ten titel van schadevergoeding als gevolg van deze ontbinding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 1 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
( vi) veroordeelt SRC c.s. hoofdelijk tot vergoeding van Weidevolgels van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het niet ter beschikking stellen van de horeca in seizoen 2018-2019 en het sluiten van het gehuurde in januari 2019, tot een bedrag van € 6.987,67, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 1 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
( vii) veroordeelt SRC c.s. hoofdelijk om aan Weidevogels te voldoen ter compensatie voor gederfd huurgenot een bedrag van € 6.588,75 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 1 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
( viii) veroordeelt SRC c.s. hoofdelijk om aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 2.000,- wegens verbeurde dwangsommen op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 1 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
( ix) veroordeelt SRC c.s. in de proceskosten, in de procedure in reconventie voor de kantonrechter aan de zijde van Weidevogels begroot op € 480,- aan salaris gemachtigde, en in de procedure in hoger beroep aan de zijde van Weidevogels begroot op € 2.071,- aan griffierecht en € 4.062,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat over de kosten in hoger beroep wettelijke rente verschuldigd zal zijn indien SRC c.s. deze kosten niet voldoet binnen veertien dagen na betekening van deze uitspraak;
( x) verklaart alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
( xi) wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Dousma-Valk, P. Glazener en F. van der Hoek en door rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2021, in aanwezigheid van de griffier.