Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.SPORT EN RECREATIECENTRUM ROTTEMEREN BV,
ROTTEMEREN HOLDING BV,
1.Het verloop van het geding
- het procesdossier van eerste aanleg, eindigend met het vonnis van 7 februari 2020;
- de appeldagvaarding van 19 februari 2020;
- de memorie van grieven van 9 juni 2020, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van 18 augustus 2020, met bijlagen;
- het schriftelijk pleidooi van SRC van 13 oktober 2020, met bijlagen;
- het schriftelijk pleidooi van Weidevogels van 13 oktober 2020.
2.De zaak in het kort
3.De vaststaande feiten
“Zo is het de vorige jaren ook gegaan en dit is gebruikelijk in de korfbalwereld.”. Tot slot heeft Weidevogels een voorstel gedaan voor een beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden.
“hetgeen ook moge blijken uit het feit dat SRC niet eerder (dan januari 2018) klachten van enige importantie heeft geuit”. Verder heeft Weidevogels de gestelde financiële problemen betwist en opgemerkt dat het feit dat met een binnenhalen van een andere huurder de bedrijfsresultaten zullen verbeteren, geen juridische grond is voor het tussentijds verbreken van het lopende huurcontract. Ook heeft Weidevogels nogmaals de juistheid van de naheffingen van januari 2018 weersproken. Zij heeft daarbij opgemerkt dat er altijd maandelijks op basis van werkelijke uren werd gefactureerd, dat de heer [bedrijfsleider] als bedrijfsleider daarvoor verantwoordelijk was en dat [bedrijfsleider], die bij het gebruik van de zaal aanwezig was, geen andere uren heeft teruggekoppeld dan de uren die aan Weidevogels in rekening zijn gebracht. Het niet-betalen van de naheffingen vormt daarom geen toerekenbare tekortkoming, aldus Weidevolgels.
- i) om Weidevogels vanaf 30 oktober 2018 ongehinderd en onvoorwaardelijk gebruik te laten maken van de gehuurde ruimte op dinsdagavonden van 17.30 uur tot 22.00 uur, donderdagavonden van 17.30 uur tot 22.00 uur en op zaterdagen van 10.00 uur tot 22.00 uur, op straffe van verbeurte van een dwangsom en
- ii) om de horecavoorziening beschikbaar te stellen en te houden gedurende de overeengekomen huurperiode, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.De procedure bij de kantonrechter
- voor recht verklaard dat SRC c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade van Weidevogels als gevolg van haar toerekenbaar tekortschieten en de ontbinding;
- SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld om aan Weidevogels te voldoen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 23.370,88, plus rente; - SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld om als compensatie voor gederfd huurgenot ex artikel 7:207 BW aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 8.785,00, plus rente;
- SRC c.s. hoofdelijk veroordeeld om aan Weidevogels te voldoen een bedrag van € 2.000,00 wegens op grond van het kortgedingvonnis van 22 oktober 2018 verbeurde dwangsommen, plus rente.
5.Vordering in hoger beroep en de klachten tegen het vonnis
Grief 1luidt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat “de sportaccommodatie” is verbouwd. De hal waarin het sporten plaatsvindt, de kleedkamers en de bar zijn niet verbouwd; wel zijn de algemene ruimten verbouwd doordat een ruimte aan de derde is verhuurd. Weidevogels had deze algemene ruimten echter niet gehuurd, aldus SRC c.s. Het hof merkt op dat het bij de feitenvaststelling al rekening gehouden met deze grief (zie alinea’s 3.2. en 3.15). Met
grief 2voert SRC c.s. aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de sporthal van 2 januari tot 14 januari 2019 voor Weidevogels was gesloten. Volgens SRC c.s. is de sportzaal alleen op de eerste twee trainingsavonden (dinsdag 8 januari 2019 en donderdag 10 januari 2019) niet ter beschikking gesteld.
Grief 3is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat het feit dat Weidevogels de definitieve urenplanning later heeft doorgegeven dan door SRC c.s. verzocht, geen rechtsgevolg heeft. SRC c.s. stelt dat het niet zo is dat Weidevogels pas nadat het KNKV het competitieschema had vastgesteld, de urenplanning kon doorgeven. Volgens SRC c.s. is het juist andersom. Weidevogels heeft onredelijk gehandeld jegens SRC c.s. door de planning zo laat door te geven.
Grief 4valt het oordeel aan dat de vordering van achterstallige huur ten aanzien van de seizoenen 2016-2018 onvoldoende was onderbouwd. Volgens SRC c.s. had de kantonrechter haar een bewijsopdracht moeten geven als hij de vordering niet duidelijk vond. SRC c.s. biedt bewijs aan door het horen van de heer [voorzitter SRC] en de zaalbeheerder, die met name aan de hand van beelden hebben vastgesteld dat Weidevogels naast de gehuurde uren de zaal ook tijdens andere uren gebruikte zonder dit door te geven en ervoor te betalen. Ook over het seizoen 2018-2019 staat volgens SRC c.s. nog een bedrag open. Tezamen met de kosten van reparatie van de door een bestuurslid van Weidevogels vernielde thermostaat en de kosten van consumpties van scheidsrechters, en verminderd met een horecavergoeding, komt de totale vordering op € 28.513,28 aldus SRC c.s. SRC c.s. verwijst naar een overzicht van haar vordering die zij als bijlage 45 heeft overgelegd en voegt toe dat zij de onderliggende facturen ook in het geding kan brengen indien gewenst.
Grief 5ziet op de huur van de opslagcontainer. Volgens SRC c.s. zijn daarover na het sluiten van de huurovereenkomst afspraken gemaakt en moet Weidevogels op grond daarvan € 50,- per maand huur betalen. Met
grief 6voert SRC c.s. aan dat Weidevogels tijdens de zitting in het eerste kort geding op maandag 8 oktober 2018 al op de hoogte was/had kunnen zijn van het op donderdag 11 oktober 2018 aan SRC c.s. toegezonden definitieve urenschema. Dat Weidevogels haar eis in dat kort geding niet aan dat definitieve schema heeft aangepast komt voor haar risico. Hoe dan ook moet Weidevogels geacht worden alle uren die in het dictum van dat eerste kortgedingvonnis staan vermeld, te hebben gereserveerd zodat zij daar ook voor moet betalen.
Grief 7is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet duidelijk is hoe SRC c.s. aan het gevorderde bedrag van € 15.073,25 over seizoen 2018-2019 komt. SRC c.s. stelt dat zij aan de hand van camerabeelden heeft vastgesteld dat Weidevogels méér uren gebruik heeft gemaakt van het gehuurde dan door haar gereserveerd. Ter onderbouwing van het bedrag verwijst SRC c.s. naar producties 6 bij “haar pleitnotities” (het hof begrijpt dat zij doelt op de pleitnotities in het eerste kort geding; deze zijn door Weidevogels overgelegd als bijlage 6 bij productie 13 bij conclusie van antwoord).
Grief 8valt het oordeel van de kantonrechter aan dat onvoldoende is gebleken dat Weidevogels tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens SRC c.s. en dat als het al zo is geweest dat Weidevogels de huur voor een bepaalde maand iets te laat betaalde, dit de opschorting door SRC c.s. van haar verplichtingen niet kon rechtvaardigen en dat er dus ook geen sprake is van schuldeisersverzuim van Weidevogels. Met
grief 9gaat SRC c.s. in op de normen van NOC*NSF en KNKV. SRC c.s. stelt onder meer dat niet in de huurovereenkomst staat dat de accommodatie goedgekeurd moet worden door NOC*NSF en het KNKV, maar alleen dat het gehuurde aan de normen van deze organisaties moet voldoen. Volgens SRC c.s. was dat het geval (zij biedt daar bewijs van aan) en voor zover dat niet zo was, was er nog voldoende tijd om daaraan alsnog te voldoen.
Grief 10bouwt op grief 9 voort. SRC c.s. bespreekt de in het KNKV-rapport vermelde gebreken en legt uit waarom naar haar mening geen sprake is van enige tekortkoming van haar kant.
Grief 11is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat de eventuele schade wegens gemiste horeca-omzetten, de huurkorting in het zaalseizoen 2018-2019 en de onterechte sluiting van het gehuurde in januari 2019 verband houden met de tekortkoming van SRC c.s. en de ontbinding van de huurovereenkomst, dat deze punten in de onderhavige procedure onderbelicht zijn gebleven en daarom het best in de schadestaatprocedure meegenomen kunnen worden.
Grief 12houdt in dat er geen sprake is geweest van verminderd huurgenot.
Grief 13bouwt op grief 12 voort en betreft eveneens het oordeel van de kantonrechter dat Weidevogels over seizoen 2018-2019 recht heeft op een compensatie voor verminderd huurgenot ter waarde van 40% van de huur.
Grief 14, tot slot, betreft de dwangsommen. SRC c.s. stelt dat er altijd gekwalificeerd barpersoneel aanwezig is geweest zodat de dwangsom van € 1.700 niet verbeurd is.
6.Beoordeling in hoger beroep
“de werkelijk gehuurde uren”moeten worden uitgelegd. Daarbij komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij wat dat betreft redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogeheten “Haviltex-criterium”). Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat artikel 4.3. zo moet worden uitgelegd dat Weidevogels moet betalen voor alle uren die zij van het gehuurde gebruik heeft gemaakt in de seizoenen 2016-2017, 2017-2018 en 2018-2019, met als minimum de gereserveerde uren. Dit betekent enerzijds dat voor zover Weidevogels het gehuurde méér uren heeft gebruikt dan het aantal uren dat zij had gereserveerd, zij hiervoor moet afrekenen. Weidevogels betwist dat ook niet, maar stelt dat zij al heeft afgerekend voor alle gebruikte uren. Het betekent anderzijds dat voor zover Weidevogels juist mínder uren van het gehuurde gebruik zou hebben gemaakt dan zij had gereserveerd, zij toch gehouden is voor het aantal gereserveerde uren te betalen. Het is niet helemaal duidelijk of Weidevogels in hoger beroep daar nog steeds anders over denkt, maar mocht dat het geval zijn, dan volgt de kantonrechter haar in zoverre dus niet. SRC c.s. hield de gereserveerde uren immers voor Weidevogels vrij en mocht daarom in redelijkheid verwachten dat zij voor die uren ook een vergoeding zou ontvangen. Hiermee is echter nog geen antwoord gegeven op de vraag
welke uren SRC c.s. als gereserveerd mocht beschouwen. Partijen verschillen hierover van mening. Omdat dit punt alleen van belang is voor seizoen 2018-2019, komt het hof hierop terug bij de bespreking van de gestelde huurachterstand over dat seizoen (zie hieronder: alinea 6.9. en verder).
): “Over het seizoen 2017-2018 resteert exclusief de correctie (extra uren buiten de opgegeven uren, gezien op videobeelden) na verrekening met de baropbrengsten door Weidevogels niet voldaan een bedrag van € 5.339,34”. De zin loopt niet helemaal maar het hof begrijpt dat SRC c.s. bovenop de naheffing van € 3.240,- nog een bedrag van € 5.339,34 vordert. Dit bedrag komt niet terug op het factuuroverzicht dat SRC c.s. in hoger beroep heeft overgelegd (productie 45 bij memorie van grieven). SRC c.s. heeft niet inzichtelijk gemaakt op welke grond Weidevogels dit bedrag van € 5.339,34 is verschuldigd. Daar komt nog bij dat SRC c.s. bij haar schriftelijk pleidooi (onder 4 en 5) stelt dat over 2017/2018 in totaal € 13.034,34 niet is voldaan. Dat is weer in tegenspraak met het totaalbedrag van € 12.503,34 (inclusief naheffingen) dat is vermeld op de bijlage 6 bij productie 13 bij conclusie van antwoord.
in het geheelgeen gebruik meer zou kunnen maken van het gehuurde in seizoen 2018-2019. Vlak na de mondelinge behandeling in dat kort geding werd de definitieve planning van Weidevogels bekend. SRC c.s. kon in redelijkheid niet denken dat Weidevogels niettemin aanspraak zou maken op alle in dictum vermelde uren, in afwijking van het door haar vlak voor dat vonnis aangeleverde definitieve schema. Indien daarover al onzekerheid bestond aan de kant van SRC c.s. had zij daarover alsnog zekerheid kunnen en moeten vragen bij Weidevogels, alvorens facturen te versturen voor het hele seizoen. Dat klemt temeer nu SRC c.s. ook huur in rekening heeft gebracht voor de dagen die vielen in de kerstvakantie 2018, meer specifiek zelfs voor dinsdag 25 december 2018 (2e Kerstdag) en dinsdag 1 januari 2019 (Nieuwjaarsdag). SRC c.s. kon in redelijkheid niet menen dat Weidevogels die dagen wilde reserveren respectievelijk dat zij die dagen aan een derde had kunnen verhuren. Zij heeft dat ook niet onderbouwd. Overigens week de wijze van facturering (vooraf over het hele seizoen) ook af van de wijze die was voorgeschreven in het contract (maandelijks achteraf).
“dat zij toerekenbaar tekort is geschoten en dat dit heeft geleid tot een gemiste horeca-omzet, dat een huurkorting niet wordt toegepast en de schade, indien er sprake was van onterechte sluiting, is niet hoger dan de huurpenningen die elders voor de 2 trainingsavonden betaald dienden te worden, verminderd met de besparing van de huurpenningen die niet aan SRC betaald behoeven te worden”(toelichting grief 11). Het hof is van oordeel dat SRC c.s. wel degelijk schadeplichtig en dat de schade bovendien al in deze procedure kan worden begroot. Weidevogels vordert € 5.796,- wegens gemiste horeca-omzetten en huurkorting en € 1.191,67 wegens de onterechte sluiting van het gehuurde in januari 2019. Het daadwerkelijk door Weidevogels gevorderde bedrag komt uit op € 3.571,30 omdat zij de posten ten aanzien waarvan zij zich op verrekening beroept (restpost seizoenen 2016-2017 en 2017-2018, consumpties scheidsrechters, schade ombouwkastje thermosstaat en uren maart 2019) van dit totale schadebedrag heeft afgetrokken. Het hof heeft deze posten echter al afgetrokken van de te betalen schadevergoeding ter zake van de ontbinding (zie hierboven: alinea 6.23). Hierna zal dus van de oorspronkelijke posten worden uitgegaan.