1.16.Op 8 juli 2019 heeft Weidevogels de huurovereenkomst met SRC buitengerechtelijk ontbonden.
2. Weidevogels heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd, kort samengevat, dat SRC, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk wordt veroordeeld (steeds op straffe van verbeurte van een dwangsom):
I. om Weidevogels ongehinderd en onvoorwaardelijk gebruik te laten maken van de gehuurde ruimten op dinsdagavonden, donderdagavonden en op zaterdagen met inachtneming van de ingediende urenplanning en de gecommuniceerde aanpassingen;
II. om louter de werkelijk gebruikte uren in rekening te brengen en de factuur pas te verzenden na afloop van de maand, waarop de factuur betrekking heeft;
III. om binnen twee weken na het vonnis:
primairhet gehuurde terug te brengen in de staat waarin het zich bevond bij het aangaan van de huurovereenkomst, althans waarin het zich bevond voor de verbouwing van medio 2018, en wel zodanig dat (i) de kleedkamers weer bereikbaar zullen zijn via een doorgang binnendoor vanuit de speelhal, waarbij de vier kleedkamers en de twee bijbehorende toiletten ongemoeid gelaten zullen worden, (ii) dat de vergaderruimte weer zal worden hersteld en ter beschikking zal worden gesteld, (iii) dat de gemeenschappelijke ruimte in haar oorspronkelijke omvang ter beschikking zal worden gesteld en dat de uitbreiding van de sportschool in het gemeenschappelijke gedeelte dus ongedaan zal worden gemaakt, alsmede dat (iv) het gehuurde zal beantwoorden aan de normen van het NOC*NSF en het KNKV, met name met betrekking tot de bij dagvaarding sub 25 genoemde gebreken;
subsidiairzodanige maatregelen te nemen en zodanige aanpassingen te plegen in en aan het gehuurde, dat het gehuurde zal voldoen aan de normen van het NOC*NSF en het KNKV, met name met betrekking tot de bij dagvaarding sub 25 genoemde gebreken en in het bijzonder door een doorgang binnendoor te realiseren via de (voorheen) gemeenschappelijke ruimte, zodat de speelhal vanuit de kleedkamers en vice versa binnendoor bereikbaar is, waarbij de vier kleedkamers en de twee daarbij behorende toiletten ongemoeid moeten blijven;
IV. om binnen twee weken na het vonnis de horeca (bar en keuken) ongehinderd en onvoorwaardelijk aan Weidevogels ter beschikking te stellen, zonder dat aan de door Weidevogels als vrijwilligers voorgestelde leden nadere voorwaarden worden gesteld;
V. om ervoor zorg te dragen dat er op de dagen dat Weidevogels gebruik maakt van het gehuurde een volledig drank- en keukenassortiment aanwezig is;
VI. met veroordeling van SRC in de kosten van de procedure, met rente.
3. De kantonrechter heeft de vorderingen bij het bestreden vonnis afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter (onder meer) het volgende overwogen:
- Ten aanzien van vordering I: deze vordering is al toegewezen bij het eerdere kort gedingvonnis van 22 oktober 2018. Weliswaar vordert Weidevogels nu een hogere dwangsom, maar zolang de huidige dwangsom nog niet (volledig) verschuldigd is, is er geen aanleiding om de dwangsom te verhogen, met name niet nu SRC, zij het op het laatste moment, heeft toegezegd haar verplichtingen in elk geval gedurende het winterseizoen (dat duurt tot eind maart 2019) niet meer op te schorten. Een soortgelijke redenering heeft de kantonrechter gevolgd ten aanzien van vordering V.
- Vordering II draait om de uitleg van artikel 4.3. van de huurovereenkomst. Deze uitleg is aan de bodemrechter voorbehouden. Weidevogels heeft geen spoedeisend belang bij een voorlopig oordeel, (onder meer) omdat het winterseizoen al ten einde loopt.
- Ten aanzien van Vordering III: het staat SRC als eigenaar van de sporthal in beginsel vrij de indeling van de sporthal naar eigen inzicht te veranderen. De vraag of de vergaderruimte en gemeenschappelijke ruimte ook onder de huurovereenkomst vallen, in die zin dat Weidevogels het gebruik ervan kan afdwingen zal eveneens door de bodemrechter moeten worden beantwoord. Het nieuwe seizoen begint in november 2019, zodat er nog voldoende tijd is om in een bodemprocedure daarover een oordeel te krijgen. Weidevogels heeft een indoorsportlocatie gehuurd. Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter moet men in zo’n locatie per definitie binnendoor van de zaal naar de kleedkamers kunnen. SRC heeft echter geen spoedeisend belang bij een veroordeling van SRC om binnen twee weken zo’n doorgang te realiseren, omdat het einde van die termijn samenvalt met het einde van het winterseizoen. SRC betwist voorts het bestaan van de overige door Weidevogels gestelde gebreken en in een kort geding is geen plaats is voor bewijslevering.
- Vordering IV is niet onderbouwd.
De kantonrechter heeft in (o.a.) het feit dat SRC in de aanloop naar dit kort geding heeft gedreigd haar verplichtingen uit de huurovereenkomst op te schorten en hiertoe ook is overgegaan, aanleiding gezien SRC in de kosten van de procedure te veroordelen.
4. Weidevogels heeft in appel haar eis verminderd. Zij vordert in hoger beroep nog slechts – samengevat en zakelijk weergegeven – de hoofdelijke veroordeling van SRC om binnen drie weken na dit arrest, althans uiterlijk 15 juni 2019, alle nodige maatregelen te nemen om het gehuurde te laten voldoen aan de eisen van NOC*NSF en het KNKV, met dien verstande dat bij het realiseren van de voorgeschreven doorgang binnendoor tussen speelhal en kleedkamers de bij de kleedkamers aanwezige toiletgroep ongewijzigd moet blijven, onder overlegging van het door het KNKV bij brief van 25 maart 2019 verzochte officiële keuringsrapport van KIWA ISA-Sport, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. Weidevogels vordert vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van haar aldus gewijzigde vordering, met veroordeling van SRC in de proceskosten in beide instanties.
5. Met haar enige grief heeft Weidevogels aangevoerd (met verwijzing naar het rapport van de KNKV van 16 november 2018) dat het gehuurde vanwege het ontbreken van een doorgang binnendoor tussen de speelhal en de kleedkamers niet voldoet aan de eisen van de KNKV, hetgeen in strijd is met artikel 1.1. van de huurovereenkomst. Voorts heeft Weidevogels aangevoerd dat zij wel degelijk spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat uit de brief van het KNKV van 25 maart 2019 blijkt dat het gehuurde vóór 1 juli 2019 (alsnog) moet worden goedgekeurd teneinde als wedstrijdlocatie voor het winterseizoen 2019/2020 te kunnen dienen.
6. Uit de feitenweergave hierboven blijkt dat de KNKV de accommodatie van SRC op 25 juni 2019 definitief heeft afgekeurd als wedstrijdlocatie, waarna Weidevogels de huurovereenkomst op 8 juli 2019 buitengerechtelijk heeft ontbonden. Tussen partijen is niet in geschil dat Weidevogels daarom geen belang meer heeft bij toewijzing van haar vordering. Dat neemt niet weg dat het hof de zaak inhoudelijk dient te beoordelen teneinde vast te stellen wie de proceskosten dient te dragen.
7. Voorop staat dat de veroordeling van SRC in de proceskosten in eerste aanleg onaantastbaar is: SRC heeft daartegen immers geen incidenteel appel ingesteld. Het hof overweegt ten overvloede dat die kostenveroordeling naar zijn oordeel terecht is. Het hof schaart zich achter de overwegingen van de kantonrechter op dat punt (zie de weergave hierboven aan het slot van alinea 3). Weidevogels stond ten tijde van het aanhangig maken van het onderhavige kort geding (begin februari 2019) met de rug tegen de muur. SRC dreigde immers haar de toegang tot het gehuurde opnieuw te ontzeggen. Daar kwam bij dat het nodig was om vóór 1 juli 2019 over een goedgekeurde wedstrijdlocatie te beschikken. Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat Weidevogels daarom wel degelijk ook in eerste aanleg spoedeisend belang had bij (een deel van) haar vorderingen. Voor het uitlokken van een oordeel van de bodemrechter bestond niet voldoende tijd.
8. Dat spoedeisend belang bestond nog steeds ten tijde van de appeldagvaarding begin april 2019. Wat er voorts ook zij van de redenen die SRC aanvoert ter onderbouwing van haar stelling dat de eis van een doorgang binnendoor van speelhal naar kleedkamers onterecht is, vast staat dat de KNKV een dergelijke doorgang expliciet nodig acht én dat SRC op grond van artikel 1.1. van de huurovereenkomst verplicht was om ervoor te zorgen dat het gehuurde ten alle tijden zou voldoen aan de normen van het NOC*NSF en het KNKV. Dat betekent ook dat SRC niet achteraf alsnog kan tegenwerpen dat de KNKV geen onafhankelijke instantie is.
9. De conclusie luidt dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en dat SRC ook in appel hoofdelijk in de proceskosten zal worden veroordeeld. Zoals gevorderd door Weidevogels zal worden bepaald dat de proceskosten worden vermeerderd met wettelijke rente bij niet-tijdige betaling en zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.