Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers,
1.Het verloop van de procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
Eigenaar van het pand wil op die plek een hotel bouwen maar krijgt daar tot op heden geen vergunning voor. Huidig huurcontract loopt tot 1 maart 2016 daarna is eigenaar geheel vrij om het pand als AVO voor minimaal 2 jaar in te zetten. Zodra dat rond is wil de huidige eigenaar het pand grootschalig verbouwen voor het COA.”
Een correctie op de looptijd. De asielzoekers zullen de 2e week maart 2016 (…) minimaal voor 1 jaar, maar streven 2 jaar, gebruik kunnen maken van de locatie (…).
[het pand, hof] aan te wijzen voor noodopvang van (…) asielzoekers, voor een periode van maximaal 3 jaar, uiterlijk eindigend op 1 maart 2019;”.
- Het college wordt verzocht om in de anterieure overeenkomst met de eigenaar van [het pand, hof] op te nemen dat de huisvesting van vluchtelingen voor een periode van 2 jaar is, waarna er evaluatie plaats vindt.
Plan: het in gebruik nemen van [het pand, hof] (…) voor een periode eindigend op 1 maart 2018, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal 1 jaar.
1 Looptijd
2.Bezetting en vergoeding
3.Vergunningen
7.Wanprestatie, beëindiging, ontbinding
[PTH, hof] (…) niet langer in staat moet worden geacht de verplichtingen uit deze overeenkomst na te komen.
Via mijn collega (…) heb ik begrepen dat u informeert naar de mogelijkheden met betrekking tot de verhuur van [het pand, hof]. (…)
Zoals besproken bij deze een eerste opzet/concept om te komen tot een allonge op onze overeenkomst. Doel is om de overeenkomst gedeeltelijk op te schorten zodat jij het object aan een derde kan verhuren. (…) Aan de allonge kunnen geen rechten worden ontleend zolang de tekenbevoegde functionaris van het COA deze niet ondertekend heeft.
1. Dat het COA instemt met (tijdelijke) verhuur van [het pand, hof] met ingang van ???? door [PTH, hof] aan derden tot het wederom in gebruik nemen door het COA, conform artikel 5 van deze allonge.
Bedankt voor je concept overeenkomst. Het voldoet aan de afspraken en ik ga hiermee akkoord.”
Wat ons betreft kunnen we onze afspraken verder uitwerken. Graag verneem ik van je of ik de allonge kan laten opstellen, wat de ingangsdatum is (…) en wanneer ook wij even kunnen checken bij de gemeente over onze plannen (ik ga er vanuit dat je het eerst zelf wil melen bij de gemeente.
Wij hebben contact gehad, (…) omtrent de onderhuur van [het pand, hof]. Jullie wilden daar graag aan meewerken. (…)
Bij wil ik aangegeven dat het COA nog steeds de intentie heeft om mee te werken aan onderhuur van [het pand, hof] (…). Hiertoe hebben wij onderhandelingen gevoerd waarvan de uitwerking intern door het COA verwerkt wordt tot een reserveringsovereenkomst.
Artikel 1: (Tussentijdse) Beëindiging Overeenkomst
impliceren dat de [OAO, hof] voor (…) de einddatum van 15 mei 2018nietmeer en tot 15 mei 2018 ingaat als gevolg van het feit dat dat het COAgeengebruik maakt van de aan hem ingevolge deze overeenkomst verleende huuroptie.
HNSP verklaart niet voornemens te zijn om na 1 maart 2018 het Perceel anders te gebruiken of laten gebruiken dan voor recreatieve doeleinden. HNSP zal dan ook op geen enkel moment een aanvraag bij de gemeente (laten) indienen om na 1 maart 2018 het Perceel, al dan niet gedeeltelijk, anders te mogen gebruiken of laten gebruiken dan voor recreatieve doeleinden. Een daartoe strekkende aanvraag van HNSP of een derde partij zal door de gemeente worden afgewezen.”
de vrees dat er straks weer een verzoek komt voor huisvesting van arbeidsmigranten of ander afwijkend gebruik”.
De garantie dat er na 1 maart 2018 buitenlandse medewerkers vertrokken zijn uit het pand en HNSP dit ook niet van plan in.”
Van de gemeente hebben wij begrepen dat deze instemt met de huisvesting van arbeidsmigranten in [het pand, hof]. Wij willen graag meewerken aan deze constructie met de originele uitgangspunten zoals eerder besproken echter met een paar aanpassingen. Hiervoor is het noodzakelijk dat we een nieuwe overeenkomst gezamenlijk ondertekenen, echter een paar aanpassingen op het eerder gestuurde concept zijn nodig. Deze hebben betrekking op de instemming die de gemeente heeft verleend en de noodsituatie die is ontstaan;
- Wij willen de reserveringsovereenkomst in laten gaan op 15 mei 2017, de datum waarop feitelijk de arbeidsmigranten zijn ingetrokken.
- De einddatum zal komen op 1 maart 2018. Wat ons betreft zal de overeenkomst dan ook eindigen aangezien de gemeente vanaf die datum geen toestemming verleent voor de arbeidsmigranten maar gezien de huidige stand van zaken ook niet voor asielzoekers, daarmee komt onze originele overeenkomst mbt de huur van het object bij afwezigheid van toestemming van de gemeente te vervallen.
Dank voor het verzonden overzicht. Bij deze heb ik het voorstel verwerkt in de bijlage, de reserveringsbijeenkomst. Verzoek is dit met dhr. [bestuurder PTH] te overleggen en bij akkoord mij per mail een bevestiging te versturen. Daarna kan ik dit resultaat van onze onderhandelingen opnieuw voorleggen aan verantwoordelijken binnen het COA. De daadwerkelijke overeenkomst is pas definitief nadat beide partijen hebben ondertekend.
4.1 [PTH, hof] verleent aan het COA een onvoorwaardelijke huuroptie, inhoudende het recht van het COA om gedurende de periode van 1 juli 2017 tot 1 maart 2018 [het pand, hof] wederom te huren overeenkomstig de voorwaarden en condities zoals vastgelegd in de [OAO, hof].
Indien [PTH, hof] niet (langer) beschikt over de benodigde vergunningen, ontheffingen, en/ of toestemmingen komen de [OAO, hof] en deze reserverings- en huuroptieovereenkomst te vervallen.”; en
2018
Omdat [[bestuurder PTH], hof] in het buitenland zit op dit moment is het iets moelijker om met hem in contact te komen, excuus hiervoor.
Juristentaal, hiermee onderkennen beide partijen dat het mogelijk is dat de mogelijkheid bestaat dat de initiële huurovereenkomst niet meer geactiveerd wordt als het COA geen beroep meer doet op de locatie (…).”
Duidelijk.
Dank jullie, ik zal de overeenkomst ter ondertekening aan ons bestuur aanbieden, geen idee hoe snel dit zal gaan maar ik doe mijn best (…)”
Zoals bekend worden er al lange tijd geen asielzoekers meer gehuisvest in [het pand, hof]. Het COA heeft aangegeven niet van plan te zijn om het pand opnieuw in gebruik te nemen voor de huisvesting van asielzoekers. Er is voor de gemeente geen enkele aanleiding om een vergunning waarvan geen gebruik wordt gemaakt of zal worden gemaakt, te verlengen. Verandering van de einddatum van de vergunning zou ook niet in overeenstemming zijn met het raadsbesluit dat destijds is genomen m.b.t. het gebruik van [het pand, hof].
De vraag rijst een beetje of jullie de overeenkomst hebben ontvangen? Kun je aangeven wanneer [[bestuurder PTH], hof] in de gelegenheid is te tekenen?”
Wij hebben de overeenkomst gedateerd van 08 januari 2018 ontvangen. Dhr. [bestuurder PTH] verblijft op dit moment in het buitenland en zal eind volgende week contact met u opnemen inzake de overeenkomst.”
Wij hebben u meegedeeld dat als er tegen alle verwachtingen in een verzoek komt om toestemming voor de huisvesting van asielzoekers in [het pand, hof] na 1 maart 2018 (…), wij dat verzoek serieus en zo nodig met spoed zullen beoordelen. Wij hebben (…) geenszins de toezegging gedaan dat een dergelijk verzoek zonder meer zal worden ingewilligd.”
Zoals bekend is door uw gemeente een vergunning aan dhr. [bestuurder PTH] afgegeven om asielzoekers te huisvesten in [het pand, hof]. Hierbij heeft uw gemeente naar dhr. [bestuurder PTH] en het COA verklaard dat deze vergunning een looptijd heeft van 1 maart 2016 tot 1 maart 2018 met een optie tot verlenging tot 1 maart 2019 mits dhr. [bestuurder PTH] voor de Raad aantoonbare bouwplannen heeft voor de bouw van een nieuw appartementenhotel.
De vergunning is niet verleend omdat er al geruime tijd geen asielzoekers in het pand zijn gehuisvest en er ook geen plannen waren om er na 1 maart 2018 asielzoekers te plaatsen. Er was voor ons dus geen enkele aanleiding om de vergunning te verlengen. Aan de vraag of dhr. [bestuurder PTH] wel of niet voldoende bouwplannen heeft overlegd, zijn wij niet toegekomen. Overigens heeft dhr. [bestuurder PTH] geen bouwplannen overlegd, het pand is vorig jaar verkocht aan een andere partij die het gaat ontwikkelen.”
De gemeente heeft haar tot 1 maart 2018 verleende instemming met de huisvesting van arbeidsmigranten niet verlengd en heeft het COA inmiddels ook laten weten niet in te stemmen met een verlenging van de Overeenkomst Tijdelijke azc Petten. Daarmee kan het COA de tweede huuroptie niet meer inroepen en is het COA ingevolge de artikelen 3.3, 4.2 en 5.1 van de reserveringsovereenkomst vanaf 1 maart 2018 geen reserveringsvergoeding meer verschuldigd en is de reserveringsovereenkomst per die datum ook van rechtswege geëindigd. Het COA heeft in verband hiermee inmiddels de betaling van de reserveringsvergoeding vanaf 1 maart 2018 gestaakt.
4.Het geschil bij de kantonrechter
5.De vorderingen in hoger beroep
6.De beoordeling van het hoger beroep
akkoord[is]
met de inhoud”. PTH heeft gemotiveerd weersproken dat haar wil met dat antwoord was gericht op aanvaarding van het concept van 11 oktober 2017. [4] Zij was namelijk naar eigen zeggen altijd gekant geweest tegen de mogelijkheid van beëindiging van de samenwerking vóór 15 mei 2018, en dat concept voorzag daar mogelijk juist in. Het hof moet daarom beoordelen of het COA aan dat e-mailbericht onder de gegeven omstandigheden wel redelijkerwijs die zin mocht toekennen. [5] Het hof beantwoordt die vraag op grond van de volgende overwegingen ontkennend.
Haviltex-maatstaf. [6] Deze maatstaf toepassend stelt het hof vast dat de OAO onder andere voorzag in de huur van het pand voor bepaalde tijd, namelijk voor de periode van 15 mei 2016 tot en met 15 mei 2018, en met een vaste vergoeding gerelateerd aan 214 opvangplaatsen, ongeacht het daadwerkelijke aantal opgevangen asielzoekers. [7] De OAO was niet tussentijds opzegbaar, behalve onder toepassing van haar artikel 7. [8] Partijen hadden daarmee het risico van een daling van het aantal asielzoekers binnen die bepaalde periode van twee jaar uitdrukkelijk bij het COA gelegd. Bij het sluiten van de OAO was bij beide partijen weliswaar bekend dat de gemeente aan PTH slechts tot 1 maart 2018 een opvangvergunning had afgegeven, maar bij beide partijen was toen eveneens bekend dat dat de Overeenkomst Tijdelijke AZC er uitdrukkelijk in voorzag dat de gemeente die vergunning na die datum kon verlengen met maximaal een jaar, mits PTH voldoende concrete bouwplannen zou voorleggen voor de bouw van een nieuw appartementenhotel. Met PTH is het hof daarom van oordeel dat PTH er bij het aangaan van de OAO gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij, ongeacht de daadwerkelijke behoefte van het COA aan opvangplaatsen voor asielzoekers, twee jaar lang de daarin overeengekomen vaste huurvergoeding zou ontvangen, mits zij de hiervoor beschreven bouwplannen zou kunnen overleggen aan de gemeente als dat relevant zou worden, namelijk als in het voorjaar van 2018 nog steeds behoefte zou bestaan aan opvangplaatsen. Nu het COA in het voorjaar geen behoefte had aan opvangplaatsen was er voor PTH geen aanleiding om een vergunning daarvoor aan te vragen. De OAO biedt daarom geen aanknopingspunt om te oordelen dat het COA zich op het ontbreken van de vergunning kan beroepen om de overeenkomst op grond van artikel 7.3 OAO per 1 maart 2018 op te zeggen en zich zo van haar betalingsverplichting over de periode 1 maart – 15 mei 2018 te kunnen ontdoen. Ook een beroep op artikel 7.1. of artikel 7.2. OAO baat het COA niet. Een uitleg van artikel 7 OAO waarin het COA aan de gemeente in de aanloop naar 1 maart 2018 zou kunnen berichten dat het geen behoefte meer had aan het pand, de gemeente om die reden de opvangvergunning niet zou verlengen, en het COA de samenwerking vervolgens om die reden zou kunnen beëindigen zou namelijk niet te rijmen zijn met de hiervoor geschetste keuze van partijen om het risico van een eventuele daling van het aantal asielzoekers tijdens de duur van de OAO bij het COA te leggen.
blijvend[zou mogen, hof]
gebruiken als reservecapaciteit”, met een oproeptermijn van “
± 6-8 weken”, en dit voor hem “
financiële voordelen” zou hebben.
a contrariouit worden afgeleid dat op die datum voor [bestuurder PTH] duidelijk was wat volgens het COA de gevolgen zouden zijn van die laatste bepaling, met de daaraan door het COA toegevoegde volzin.
om na 1 maart 2018 het Perceel anders te gebruiken of laten gebruiken dan voor recreatieve doeleinden” en (ii) de mededeling van de gemeente aan PTH van 24 oktober 2017 dat “[v]
erandering van de einddatum van de vergunning (…) niet in overeenstemming [zou, hof] zijn met het raadsbesluit dat destijds is genomen m.b.t. het gebruik van [het pand, hof]”. Daarna, op 14 februari 2014, heeft de gemeente namelijk in antwoord op een vraag van PTH naar de mogelijkheid van verlenging van de opvangvergunning niet geantwoord dat zij die bij voorbaat zou weigeren, maar dat zij die “
serieus en zo nodig met spoed” zou beoordelen.