Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eiseres in conventie,
gemachtigde: mr. E Hoekstra,
gedaagde in conventie,
gemachtigde: mr. A.R. de Jonge.
1.De Procedure in conventie en in reconventie
- de dagvaarding van 5 februari 2019;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis, tevens akte overlegging producties;
- de in het geding gebrachte producties.
2.De feiten in conventie en in reconventie
- Het COA wil de [het pand, toevoeging kantonrechter] blijvend gebruiken als reservecapaciteit. (…)
- Het COA wil meewerken indien dit financiële voordelen voor ons heeft.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“noodzakelijk [is] dat we een nieuwe overeenkomst gezamenlijk ondertekenen”(zie: rov. 2.19).
minimaaléén jaar met (slechts) een ‘streven’ naar twee jaar (zie: rov. 2.6). Het was op dat moment voor PTH bovendien al duidelijk dat er in het pand een (al dan niet grootschalige) verbouwing diende plaats te vinden omdat de schouw van het pand toen al had plaatsgevonden. Het is daarom niet zo dat de partijbedoeling van PTH een strenge uitleg van artikel 7.3 – de mogelijkheid voor het COA om de OAO voortijdig te beëindigen – in de weg staat.
NJB2017/569). Bovendien volgt uit de door PTH verzonden brief van 5 april 2018 dat de strekking van de door het COA geuite verklaringen voor haar duidelijk was (zie: rov. 2.26).
op5 april 2018 – verwijderd diende te worden. Ook op het moment dat het COA (in haar brief van 30 april 2018) vasthield aan haar standpunt dat de huur op 1 maart 2018 was geëindigd, heeft PTH het COA niet verplicht om terstond tot ontruiming over te gaan. Het COA mocht er daarom op vertrouwen dat zij tot 16 mei 2018 de tijd had om de inventaris te verwijderen, hetgeen zij op of omstreeks 4 mei 2018 overigens ook heeft gedaan.