ECLI:NL:GHDHA:2021:2360
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan over het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het hoger beroep betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014, 2016 en 2017. De Rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen ongegrond verklaard. Belanghebbende had in zijn aangiften bedragen als periodieke giften opgevoerd, maar de Inspecteur had deze giftenaftrek geweigerd. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroep was verlopen, en belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat het hoger beroepschrift tijdig ter post was bezorgd. Het Hof concludeerde dat de argumenten van belanghebbende over de bevoegdheid van de raadsheren niet onderbouwd waren en geen steun vonden in het recht. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.