ECLI:NL:GHDHA:2021:1872

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
2200018018
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige oplichting en computervredebreuk via malafide webwinkels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ruim anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk en manipulatie van computergegevens met betrekking tot accounts van adverteerders op Marktplaats. De verdachte logde in op deze accounts met gephishte gegevens en plaatste frauduleuze advertenties voor malafide webwinkels. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan grootschalige oplichting van consumenten door hen te misleiden met nepwebwinkels die leken op gerenommeerde bedrijven zoals BCC en Dixons. Consumenten die via deze webwinkels artikelen bestelden, ontvingen deze nooit, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade. Het hof oordeelde dat de verdachte planmatig en professioneel te werk ging, en dat zijn handelen niet alleen het vertrouwen van de slachtoffers in online aankopen ondermijnde, maar ook een bredere impact had op de online detailhandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Tevens werden vorderingen van benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij het hof strikte criteria hanteerde om causaal verband vast te stellen tussen de schade en de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000180-18
Parketnummer: 09-748009-15
Datum uitspraak: 26 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] 1993 te 's-Gravenhage
[adres verdachte 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 12, 13, 14, 19, 20, 21 april 2021 en 16 augustus 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
De tekst van de - in eerste aanleg gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage I aan dit arrest gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Dit betreft kort samengevat dat de verdachte:
feiten 1, 2 en 3 (Marktplaats)
zich in de periode van 13 maart 2014 tot en met
26 oktober 2015 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- oplichting door middel van phishing ten aanzien van 319 Marktplaats- of Admarkt-accounts (feit 1) en
- computervredebreuk ten aanzien van 319 Marktplaats- of Admarkt-accounts (feit 2) en
- manipulatie van computergegevens ten aanzien van 319 Marktplaats- of Admarkt-accounts (feit 3);
feit 4 (BCC)
zich in de periode van 13 maart 2014 tot en met
26 oktober 2015 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van oplichting van minstens 96 personen met behulp van malafide webwinkels die leken op webwinkels van BCC;
feit 5 (Dixons)
zich in de periode van 2 juni 2014 tot en met
26 oktober 2015 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van oplichting van minstens 131 personen met behulp van malafide webwinkels die leken op webwinkels van Dixons;
feiten 6 en 7 (Simyo)
zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van
- oplichting van minstens 2 personen met behulp van malafide webwinkels die leken op webwinkels van Simyo, pleegperiode 3 mei 2015 tot en met
26 oktober 2015 (feit 6) en
- computervredebreuk ten aanzien van [benadeelde partij 321] en ABN AMRO Bank, op of omstreeks
4 mei 2015 (feit 7);
feiten 8 en 9 (Topprice24)
zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van
- oplichting van minstens 10 personen met behulp van malafide webwinkels die leken op webwinkels van Topprice24, pleegperiode 1 december 2014 tot en met 26 oktober 2015 (feit 8) en
- computervredebreuk ten aanzien van vier personen en Rabobank, pleegperiode 7 tot en met
20 december 2014 (feit 9);
feiten 10 en 11 (scrypt.cc)
zich in de periode van 19 tot en met 22 juni 2015 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van scrypt.cc (feit 10) en
- diefstal van BTC 629,95 van scrypt.cc (feit 11);
feiten 12 en 13 (Hoogstra Autosport)
zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Hoogstra Autosport, pleegperiode 1 tot en met 12 juni 2015 (feit 12) en
- poging tot afpersing van Hoogstra Autosport en [slachtoffer 1], pleegperiode 5 tot en met 12 juni 2015 (feit 13);
feiten 14 t/m 17 (Phonespot)
zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Phonespot, pleegperiode 11 november 2014 tot en met 31 mei 2015 (feit 14) en
- oplichting door middel van phishing van minstens 8 personen met behulp van een malafide webwinkel die leek op een webwinkel van Phonespot, pleegperiode 11 november 2014 tot en met
26 oktober 2015 (feit 15) en
- het voorhanden hebben van toegangscodes tot geautomatiseerde werken van Phonespot, pleegperiode 11 november 2014 tot en met
26 oktober 2015 (feit 16) en
- poging tot afpersing van Phonespot, Media Center Rotterdam en [slachtoffer 2], pleegperiode 11 tot en met 17 november 2014 (feit 17);
feiten 18 en 19 (Het Sanitairfiliaal, Interieur van Nu en Vendiweb)
zich in de periode van 31 oktober 2014 tot en met
10 november 2014 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Het Sanitairfiliaal, [slachtoffer 3], Interieur van Nu, Vendiweb en [slachtoffer 4] (feit 18) en
- oplichting van [slachtoffer 5] (feit 19);
feit 20 (witwassen)
zich in de periode van 13 maart 2014 tot en met
26 oktober 2015 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van witwassen.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder de feiten 1 en 13 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder de feiten 2 tot en met 12 en 14 tot en met 20 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 146 weken, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het onder feit 20 tenlastegelegde witwassen van een geldbedrag van € 1.065,- is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en omtrent de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 13 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tot en met 12 en 14 tot en met 20 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Overwegingen van het hof

1.Onderzoek van gegevensdragers

Voorafgaand aan de beoordeling van de afzonderlijk tenlastegelegde feiten dient te worden nagegaan of, zoals de verdachte heeft gesteld, het onderzoek van de zich op zijn digitale gegevensdragers bevindende gegevens onrechtmatig was en daarmee samenhangend of de bevindingen uit dat onderzoek bruikbaar zijn voor het bewijs. Alvorens hetgeen daartoe is aangevoerd kan worden beoordeeld, dient het hof vast te stellen of, zoals door het openbaar ministerie is betoogd, indien eenmaal sprake is van rechtmatig door de rechter-commissaris in beslag genomen voorwerpen, uit (de uitoefening van) die bevoegdheid zonder meer voortvloeit dat de gegevens op die gegevensdragers ongeclausuleerd mochten worden onderzocht.
Hoewel een dergelijk standpunt in zijn algemeenheid houdbaar is, geldt dat niet onverkort - zo begrijpt het hof de arresten van de Hoge Raad van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:584; ECLI:NL:HR:2017:588; ECLI:NL:HR:2017:592) - indien het onderzoek van de gegevens op een digitale gegevensdrager zo verstrekkend is dat op voorhand is te voorzien dat een min of meer compleet beeld kan worden verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van die gegevensdrager. In dat geval zal door de rechter-commissaris die de inbeslaggenomen gegevensdragers voor onderzoek overdraagt aan een opsporingsdienst, moeten worden bepaald of wel of niet beperkingen aan dat onderzoek worden verbonden. Bij die beslissing en bij het bepalen van aard en omvang van die eventuele beperkingen zullen factoren als de ingrijpendheid van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker van de betreffende gegevensdragers door het onderzoek en de proportionaliteit en subsidiariteit van de te verrichten onderzoekshandelingen in relatie tot de aard en omvang van de verdenking waarop het onderzoek betrekking heeft, een rol kunnen spelen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan beperkingen betreffende het aantal te onderzoeken gegevensdragers, beperkingen betreffende de te onderzoeken gegevens (zoals afbeeldingen, communicatie, internetgedrag etcetera) en beperkingen betreffende de periode waarbinnen de te onderzoeken gegevens zijn gegenereerd of op de betreffende digitale-gegevensdrager terecht zijn gekomen. Ook kan worden gekozen voor fasering van toegestane onderzoekshandelingen doordat de rechter-commissaris eventueel tussentijds beslist tot uitbreiding of (verdere) beperking van het toegestane onderzoek.
In het onderhavige geval heeft een dergelijke toetsing niet kenbaar plaatsgevonden. Het proces-verbaal van doorzoeking op het adres [adres 2 verdachte 1] te Den Haag vermeldt slechts dat na telefonische opening en sluiting van de doorzoeking door de rechter-commissaris de in beslag genomen voorwerpen voor nader onderzoek zijn overgedragen aan de teamleider van het onderzoeksteam Meiberg. Tegen die achtergrond is thans slechts een beoordeling achteraf mogelijk van de vraag of de rechter-commissaris toestemming zou hebben gegeven voor het onderzoek van de gegevens op de digitale gegevensdragers van verdachte, zoals dat heeft plaatsgevonden. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Op basis van het dossier laat dit onderzoek zich in drie fasen onderverdelen.
In de eerste fase is op 24 februari 2016 hoofdzakelijk een aantal Skype-gesprekken onderzocht die waren vastgelegd op de Asus laptop (KL066.02.02.002, hierna: ‘de Asus laptop’), in het bijzonder op de zich daarin bevindende SD-kaart. Op dat moment was de verdachte nog niet als zodanig aangemerkt. Uit het proces-verbaal waarin over dit onderzoek wordt gerelateerd blijkt dat dit niet specifiek op de verdachte was gericht, maar op de namen van enkele medeverdachten dan wel op specifieke strafbare feiten die in het onderzoek Meiberg aan de orde waren. Dit onderzoek had derhalve geen betrekking op de verdachte waardoor het eventueel ten onrechte ontbreken van toestemming daarvoor van de rechter-commissaris niet onrechtmatig was.
In de tweede fase zijn op 13 april 2016 de hiervoor weergegeven digitale gegevensdragers onderzocht louter ter vaststelling van de identiteit van de gebruiker daarvan. Bij gebrek aan andere mogelijkheden voor die vaststelling dan het onderzoeken van een beperkt aantal gegevens op de verschillende digitale gegevensdragers had de rechter-commissaris hiervoor toestemming mogen geven, zodat het hof dit onderzoek niet onrechtmatig acht.
Nadien zijn alle gegevensdragers uitvoerig onderzocht. Gegeven de zeer forse omvang van de strafbare feiten waarop het inmiddels tegen de verdachte ingestelde onderzoek betrekking had en de vrijwel uitsluitend digitale aard van die strafbare feiten en daarmee ook van de mogelijke aanwijzingen van betrokkenheid van de verdachte daarbij, had de rechter-commissaris ook hiervoor toestemming mogen geven, zodat het hof ook dit onderzoek niet onrechtmatig acht.
Het hof is van oordeel dat, indien de materiële vereisten ingevolge artikel 126nba Wetboek van Strafvordering (hierna: ‘Sv’) toegepast zouden worden, voorgaande oordelen identiek zouden uitvallen.
Namens de medeverdachte [verdachte 3] is aangevoerd dat uit het H.K. vs. Estland, C-746/18, van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: ‘het Prokuratuur Estonia-arrest’) blijkt dat op grond van Richtlijn 2002/58/EG in casu voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit had dienen plaats te vinden, nu het onderzoek van de betreffende gegevensdragers op één lijn gesteld kan worden met het vorderen van gegevens betreffende elektronische communicatie.
Nu dit verweer ook relevant kan zijn voor (onderdelen van) de bewijsoverwegingen met betrekking tot de verdachte, zal het hof zich in dit geval ambtshalve omtrent deze kwestie uitlaten.
Het hof stelt vast dat het verweer geen bespreking behoeft, nu het hof de conclusie die daaruit wordt getrokken - weliswaar op andere gronden - deelt.

2.Inhoudelijke inleiding

De meeste tenlastegelegde feiten (te weten onder 4 tot en met 9) betreffen het exploiteren van malafide webwinkels onder de naam van bekende legitieme bedrijven, en het lokken van klanten naar die malafide webwinkels. Om die feiten te kunnen plegen zijn de toegangsgegevens tot de accounts van adverteerders op Marktplaats verkregen en is met behulp daarvan op die accounts ingelogd om via die accounts te adverteren voor producten van die malafide webwinkels (feiten 1 tot en met 3). De feiten 12 tot en met 19 betreffen in essentie het overnemen van bestaande webwinkels en het vervolgens oplichten van klanten daarvan.
Daarnaast is sprake van verdenking van diefstal van een aantal bitcoins door het binnendringen bij een cloudmining-bedrijf (feiten 10 en 11) alsmede van witwassen (feit 20). Deze drie feiten worden op een later moment behandeld.

3.Tot de verdachte te herleiden identificerende gegevens

Namens de verdachte is ten aanzien van een aantal malafide webwinkels aangevoerd dat het gebruikte IP-adres niet van de verdachte, maar van een persoon genaamd
[persoon 1] (hierna: ‘[persoon 1]’) is.
Het hof overweegt omtrent de IP-adressen [IP-adres 1]
en [IP-adres 2] en het adres [adres 3 verdachte 1] te Den Haag als volgt. Door en namens de verdachte is geen verweer gevoerd ten aanzien van de vaststelling door de rechtbank dat hij met [persoon 2] samenwoonde aan de [adres 3 verdachte 1] te Den Haag. Evenmin is verweer gevoerd ten aanzien van de vaststelling door de rechtbank dat de bijnaam van de verdachte ‘[bijnaam 1]’ of ‘[bijnaam 2]’ luidt. Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van deze vaststellingen.
Uit onderzoek naar de naam ‘[bijnaam 2]’ blijkt dat door de fraudeafdeling van het bedrijf Multisafepay in augustus 2014 een link is gelegd tussen een internetoplichter die gebruik maakte van het IP-adres [IP-adres 1] en de alias '[bijnaam 2]' en dat dit alias werd gebruikt door ene [verdachte 1] (het hof begrijpt uit het proces-verbaal van 8 juli 2016: de verdachte).
Van het zojuist vermelde IP-adres [IP-adres 1] werden bij de provider de gebruikersgegevens gevorderd. De tenaamgestelde van dit IP-adres was in de periode van
13 maart 2014 tot en met 20 mei 2014 [persoon 1], woonachtig aan de [adres persoon 1] Den Haag.
Uit de door ING Bank (hierna: ‘ING’) verstrekte gegevens blijkt, dat de verdachte voor het internetbankieren onder meer het IP-adres [IP-adres 2] gebruikte. Ook dit IP-adres blijkt te zijn geregistreerd op het adres [adres persoon 1] te Den Haag, het adres van [persoon 1].
[persoon 1] is op 19 mei 2015 gehoord door de politie. Hij heeft destijds verklaard niet te weten hoe een frauduleuze transactie tot stand kan zijn gekomen vanaf zijn IP-adres en evenmin te weten wie dat wel heeft gedaan.
Op de op 26 oktober 2015 onder de verdachte inbeslaggenomen harde schijf van het merk Samsung (KL066.01.02.001, hierna: ‘de Samsung SSD’) is onder andere een Skypechatgesprek aangetroffen van 27 januari 2015 tussen ene [persoon 3] (Skypenaam: [skypenaam persoon 3]) en [bijnaam 3] (Skypenaam: [skypenaam 1 verdachte 1]). De rechtbank heeft in eerste aanleg vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de Skypenaam [skypenaam 1 verdachte 1]. Omdat door of namens de verdachte geen verweer is gevoerd ten aanzien van deze vaststelling door de rechtbank, gaat het hof uit van de juistheid daarvan.
Uit de genoemde chat blijkt dat deze [persoon 3] aan de verdachte de link http://whois.domaintools.com/[IP-adres 2] stuurde. Whois biedt de mogelijkheid om IP-adressen en domeinnamen te achterhalen. Het in deze link vermelde IP-adres, [IP-adres 2], is het IP-adres van [persoon 1]. [persoon 3] vroeg aan de verdachte “hoe ze dat nu weer vonden”. Hierop antwoordde de verdachte dat het “niet zijn IP” was. De verdachte schreef vervolgens: “Ik heb niet eens internet in me huis (...) ik pak internet van buren”.
Gelet op deze opmerking van de verdachte gaat het hof uit van de juistheid van de vaststelling door de rechtbank dat de verdachte, toen hij woonachtig was op de [adres 3 verdachte 1] te Den Haag, gebruik heeft gemaakt van de IP-adressen van [persoon 1], wonende op de [adres persoon 1] te Den Haag.
Het hof verwerpt met deze vaststelling tevens het gevoerde verweer dat de betrokkenheid van de verdachte bij oplichtingen via malafide webwinkels niet kan worden aangetoond, voor zover gebruik is gemaakt van voornoemde IP-adressen van [persoon 1].
Nu er door of namens de verdachte overigens geen verweer is gevoerd ten aanzien van de in eerste aanleg door de rechtbank getrokken tussenconclusie ten aanzien van de tot de verdachte te herleiden IP- en woonadressen, telefoonnummer, bijnaam en Skypeaccount- en Skypeschermnamen, gaat het hof uit van de vaststelling van deze gegevens door de rechtbank. Dit leidt tot het volgende.
De verdachte heeft in de periode waarop de tenlastelegging ziet, gewoond aan de [adres 3 verdachte 1] en daarna aan de [adres 2 verdachte 1] in Den Haag. Hij was de eigenaar en de gebruiker van een op 26 oktober 2015 bij hem aangetroffen HP laptop (KL066.01.01.001, hierna: ‘de HP laptop’), de Samsung SSD, een Western Digital harde schijf (KL066.02.04.001, hierna: ‘de Western Digital harde schijf’) en een iPhone. De verdachte gebruikte het telefoonnummer [telefoonnr. verdachte 1].
De verdachte maakte gebruik van onder meer de volgende IP-adressen:
− [ [IP-adres 2]
− [ [IP-adres 1]
− [ [IP-adres 3]
− [ [IP-adres 4].
Hij gebruikte verder onder meer de volgende aliassen (waaronder Skypeaccountnamen en Skypeschermnamen) en
e-mailadressen:
  • [bijnaam 1]/[bijnaam 2]
  • [bijnaam 4]
  • [skypenaam 1 verdachte 1]
  • [bijnaam 5]
  • [bijnaam 6]
  • [bijnaam 7]
  • [bijnaam 8]
  • [bijnaam 9]
  • [bijnaam 10]
  • [e-mailadres 1]
  • [e-mailadres 2]
  • [e-mailadres 3]
  • [e-mailadres 4]
  • [e-mailadres 5]
  • [e-mailadres 6]
  • [e-mailadres 7]
  • [e-mailadres 8]
  • [e-mailadres 9]
  • [e-mailadres 10]
  • [e-mailadres 11].
Het hof zal bij de bespreking van de feiten enkel verwijzen naar voorgaande, aan de verdachte te koppelen gegevens.

4.Medeplegen - overweging van algemene aard

Het openbaar ministerie heeft ervoor gekozen om de strafbare feiten die uit het onderzoek Meiberg naar voren zijn gekomen, afgezien van de oplichting in relatie tot Marktplaats, de computervredebreuk en de manipulatie van computergegevens (eveneens in relatie tot Marktplaats), per malafide webwinkel ten laste te leggen, in alle gevallen in de medeplegen-variant, en niet als één oplichtingsfeit waarin alle malafide webwinkels zijn verwerkt. Die keuze brengt mee dat de tot oordelen geroepen rechter niet voor het samenstel van die strafbare feiten, maar per tenlastegelegd feit en aldus voor iedere malafide webwinkel afzonderlijk moet beslissen of voldaan is aan de vereisten van medeplegen. Daaraan zal hieronder uitvoering worden gegeven. Dat laat onverlet dat het hof in de beoordeling van het bewijs met betrekking tot elk tenlastegelegd feit de mogelijke overeenkomsten tussen dat feit en een of meer van de andere tenlastegelegde feiten kan betrekken.
Daarnaast heeft het openbaar ministerie ervan afgezien om de verdachten te vervolgen voor deelneming aan een criminele organisatie. Aldus komt het hof niet toe aan een afzonderlijke beoordeling van de vraag of de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van strafbare feiten binnen een georganiseerd verband.
Beide keuzes leiden ertoe dat in deze zaak de enkele cumulatie van malafide webwinkels niet relevant is. Daarom valt een beoordeling van het samenstel van strafbare gedragingen door de verdachte en de medeverdachten met betrekking tot die combinatie, buiten het bestek van deze zaak.

5.Is sprake van medeplegen?

Naar vaste jurisprudentie kan de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen bewezen worden verklaard, indien komt vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende verdachten.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De feiten 1 tot en met 3 vormen in wezen de opmaat naar de oplichting van de consumenten die slachtoffer zijn geworden van de advertenties namens malafide webwinkels die via de accounts van zakelijke en particuliere adverteerders op de website van Marktplaats B.V. (hierna: ‘Marktplaats’; waar de website van deze onderneming wordt bedoeld zal worden gesproken van ‘marktplaats.nl’) zijn geplaatst. Zonder de onder de feiten 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten had die oplichting van de consumenten niet kunnen plaatsvinden. Immers, zonder de ‘gephishte’ accountgegevens, zonder gebruikmaking van met die aldus verkregen inloggegevens gehackte Admarkt-accounts en accounts van particuliere adverteerders en zonder het vervolgens vanaf die accounts plaatsen van de advertenties hadden de slachtoffers niet van het bestaan van de malafide webwinkels geweten. Het hof verstaat in dit geval onder ‘phishing’: het per e-mailbericht bewegen van ontvangers daarvan de inloggegevens tot hun accounts bij een nagemaakte, echt lijkende webwinkel in te vullen, op zodanige wijze dat die gegevens in handen van de verdachte en de medeverdachten kwamen. Uit het perspectief van degenen die bemoeienis hebben gehad met het maken van de malafide webwinkels en het plaatsen van advertenties voor producten van die malafide webwinkels konden deze pas hun werk gaan doen nadat dit alles had plaatsgevonden. Met andere woorden: elk van de feiten 1 tot en met 3 is essentieel voor het welslagen van de oplichtingen, zoals tenlastegelegd onder de feiten 4 en volgende. Hoewel het hof pas bij de beoordeling van die feiten zal ingaan op de (mate van) betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingen waarbij gebruik is gemaakt van advertenties voor de tenlastegelegde malafide webwinkels, overweegt het hof in dit verband dat bij die oplichtingen in ieder geval gebruik is gemaakt van de gedragingen die zijn tenlastegelegd onder de feiten 1 tot en met 3. Dat neemt evenwel niet weg dat voor het medeplegen in relatie tot de feiten 1 tot en met 3 moet worden vastgesteld of sprake is geweest van samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten in de voor medeplegen vereiste zin en mate. Het hof stelt vast dat het dossier diverse aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat (i) anderen dan de (bekennende) medeverdachte [verdachte 2] kennis hebben gehad van en/of de beschikking hebben gehad over gegevens die hij heeft gebruikt met betrekking tot de door hem bekende feiten 1 tot en met 3 en (ii) de verdachte en de medeverdachten advertenties voor producten van diverse malafide webwinkels hebben geplaatst met gebruikmaking van de (resultaten van de) gedragingen zoals tenlastegelegd onder 1 en met 3.
Zo
  • heeft de medeverdachte [verdachte 2] verklaard bestanden met afgevangen e-mailadressen en wachtwoorden van accounthouders en een phishing template met onder andere de medeverdachte [verdachte 4] te hebben gedeeld;
  • zijn op gegevensdragers van de medeverdachte [verdachte 3] HTML-bestanden aangetroffen van op marktplaats.nl gelijkende websites alsmede een bestand met Admarkt-accounts;
  • beschikten naast de verdachte ook alle medeverdachten over het e-mailadres van een aangever uit de kring van de Admarkt-adverteerders;
  • zijn op een gegevensdrager van de medeverdachte [verdachte 4] inloggegevens aangetroffen van twee accounts van adverteerders waarmee vanaf het IP-adres van de verdachte advertenties zijn geplaatst;
  • hebben de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 4] gechat over phishing e-mailberichten en phishing-sites en
  • heeft laatstgenoemde met de medeverdachte [verdachte 3] gechat over het ‘pakken van accounts’.
Daarmee staat evenwel nog niet vast dat sprake is geweest van medeplegen. Hoewel de hiervoor genoemde aanknopingspunten een sterk vermoeden oproepen dat in de kring van de verdachte en de medeverdachten is samengewerkt vanuit verschillende rollen met het oog op een gemeenschappelijk doel, vergt het bewijs van medeplegen, mede gelet op de omstandigheid dat het contact in die kring volledig online verliep, méér dan bekendheid met en/of beschikkingsmacht over dergelijke informatie bij de medeverdachten en de gebruikmaking daarvan door hen. Dat geldt temeer, omdat niet gebleken is van een systeem van verdeling van opbrengsten die zijn gegenereerd met gedeelde inspanningen. Voor de duiding van de manier waarop te werk is gegaan biedt de inhoud van de (summiere) chat-communicatie te weinig houvast. Het komt derhalve vooral aan op de verklaring van de medeverdachte [verdachte 2], die als enige uit voornoemde kring over de werkwijze heeft verklaard. Juist op dat cruciale punt laat die verklaring echter ruimte voor de conclusie dat sprake was van een werkwijze die werd gekenmerkt door een ‘ieder voor zich’-karakter, waarbij met een welbegrepen eigenbelang en in vrijblijvendheid ten opzichte van elkaar weliswaar eenzelfde, maar geen gemeenschappelijk doel werd nagestreefd. Illustratief is in zoverre de volgende passage uit de appelmemorie van het openbaar ministerie: ‘Uit het gehele dossier blijkt dat het min of meer toevallig is welke verdachte welke website voor zijn rekening neemt’. Aldus laat het dossier en het verhandelde ter zitting naar het oordeel van het hof gerede twijfel bestaan dat de werkwijze van de verdachte en de medeverdachten in zijn algemeenheid medeplegen oplevert. Daarom zal per feit worden beoordeeld of in die gevallen desalniettemin toch sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: ‘Sr’).

6.Feitenbehandeling

Feiten 1, 2 en 3 (Zaaksdossier 1: Marktplaats)
Het zaaksdossier Marktplaats omvat drie afzonderlijke feiten: het medeplegen van oplichting van Marktplaats door phishing van 219 Admarkt- en 100 Marktplaats-accounts (feit 1), het medeplegen van computervredebreuk met betrekking tot die Admarkt- en Marktplaats-accounts (feit 2) en het medeplegen van manipulatie van computergegevens met betrekking tot die Admarkt- en Marktplaats-accounts (feit 3).
Kort samengevat komen die feiten erop neer dat zakelijke adverteerders op de website marktplaats.nl over een zogeheten ‘Admarkt-account’ beschikken, waarmee ze kunnen adverteren. Aan houders van dergelijke Admarkt-accounts zijn e-mailberichten gestuurd, ogenschijnlijk afkomstig van Marktplaats, waarin stond dat ze hadden aangegeven iets aan hun account te willen veranderen, bijvoorbeeld hun e-mailadres of wachtwoord. Als ze die wijziging ongedaan wilden maken, moesten ze op een meegestuurde link klikken en inloggen op hun account. In werkelijkheid logden ze dan niet in op hun eigen account bij marktplaats.nl, maar op een inlogpagina van een nagemaakte Marktplaats-omgeving. Op deze manier werden adverteerders hun inloggegevens ontfutseld, waarna met gebruikmaking van die inloggegevens op hun accounts werd ingelogd en via die accounts advertenties werden geplaatst voor malafide webwinkels. Op dezelfde manier is gehandeld bij particuliere adverteerders op Marktplaats.
Uit gegevens van Marktplaats blijkt dat er tussen
13 maart 2014 en 9 mei 2015 in totaal 502.840 frauduleuze advertenties zijn aangemaakt vanaf 115 gehackte Admarkt-accounts. In deze advertenties werd verwezen naar 17 verschillende malafide webwinkels.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van oplichting (door phishing van Admarkt- en Marktplaats-accounts) en heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (deels medeplegen van) computervredebreuk en het medeplegen van manipulatie van computergegevens met betrekking tot Admarkt- en Marktplaats-accounts.
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 ten aanzien van de verdachte kunnen worden bewezen, en wel in de variant van medeplegen, omdat bij het plegen van die feiten telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
De verdediging heeft - zo begrijpt het hof - vrijspraak bepleit van feit 1, instandhouding van het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 3, en betwist dat medeplegen kan worden bewezenverklaard.
Feit 1 (oplichting)
Door een aantal houders van Admarkt-accounts is aangifte gedaan van onder meer oplichting in verband met het verstrekken van inloggegevens ten behoeve van hun accounts naar aanleiding van de ontvangst van een
e-mailbericht met een daartoe strekkend verzoek en van daaruit voortvloeiende gevolgen. Een van de Admarkt-accounthouders die aangifte heeft gedaan van oplichting is de heer [aangever 1], eigenaar van Graffitiworld (een bedrijf met het e-mailadres graffitiworld@live.nl). Op
28 januari 2015 heeft aangever [aangever 1] blijkens zijn verklaring een e-mailbericht ontvangen van automatisch@marktplaats.nl met als onderwerp ‘wachtwoord Marktplaats account opnieuw instellen’, waarna hij op
7 maart 2015 van Marktplaats een e-mailbericht heeft ontvangen dat zijn account was overgenomen. Zijn account is drie weken niet voor klanten bereikbaar geweest.
Op de Samsung SSD van de verdachte is een bestand aangetroffen met de naam ‘marktplaats.txt’ met daarin 3386 e-mailadressen. In deze lijst komt het e-mailadres graffitiworld@live.nl voor. Dit adres komt ook voor in bestanden met de namen 'marktplaats.txt' en 'Email lijst admarkt' die zijn aangetroffen op gegevensdragers van de medeverdachte [verdachte 3].
Bij onderzoek naar een losse harde schijf van het merk Seagate, beslagnummer KL066.02.04.002, werd het bestand ‘adwords.txt’ aangetroffen. Dit tekstbestand bevat inloggegevens (e-mailadressen en wachtwoorden). Bij enkele van deze gegevens staat ‘—gebruikt’. Het bestand is aangemaakt op 6 juli 2014 en voor het laatst bewerkt op 22 juli 2014.
Naar het oordeel van het hof is het enkele voorhanden hebben van dergelijke lijsten met inloggegevens weliswaar verdacht, maar levert het niet voldoende bewijs op voor de vaststelling dat de verdachte zich al dan niet in samenwerking met een of meer medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan oplichting door phishing ten aanzien van die inloggegevens. Uit het dossier komt immers naar voren dat de verdachten onderling en met anderen informatie, zoals sjabloonteksten van berichten, deelden. De medeverdachte [verdachte 2] heeft bovendien verklaard dat hij een bestand met daarin gebruikersnamen, e-mailadressen en wachtwoorden van Marktplaatsgebruikers heeft gedeeld met anderen dan wel dat anderen daar ook bij konden. Dat ook de verdachte en de medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 4] over het e-mailadres van Graffitiworld beschikten, onderstreept dat. De verdachte en de medeverdachte [verdachte 3] gingen met elkaar om. Bewijs ontbreekt echter dat het de verdachte was die al dan niet in samenwerking met een of meer medeverdachten de in de tenlastelegging genoemde accounthouders heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van hun inloggegevens.
Een en ander betekent dat de verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Feit 2 (computervredebreuk)Namens Marktplaats is aangifte gedaan van onder meer computervredebreuk. Daarnaast hebben ook een 8-tal accounthouders aangifte gedaan van onder meer het wederrechtelijk binnendringen in hun computers en hun Admarkt-accounts.
Op 26 juni 2015 heeft Marktplaats bestanden verstrekt met een overzicht van advertenties en bijbehorende gegevens in relatie tot onder andere het IP-adres [IP-adres 4] op naam van de verdachte. Daaruit blijkt het volgende.
Uit het bestand ‘20150626 126nd Admarkt Adsv4.xlsx’ blijkt dat met gebruikmaking van het IP-adres [IP-adres 4] op naam van de verdachte vanuit vier verschillende Admarkt-accounts 26 advertenties zijn geplaatst. Twee advertenties, beide geplaatst op
3 mei 2015 via het Admarkt-account van het bedrijf Dak Discounter, verwezen naar Simyo-aanbieding.nl en de resterende advertenties, alle geplaatst in de periode
8 tot en met 10 mei 2015 via de Admarkt-accounts van Phonedeals, Meubelasia en special edition, verwezen naar uitverkoop.ml. Beide domeinen komen voor op een door het Landelijk meldpunt Internetoplichting verstrekt overzicht van malafide webwinkels.
Uit het door Marktplaats verstrekte bestand ‘20150626_126nd_Core_Adsv3.xlsx’ blijkt dat er 12 advertenties zijn geplaatst vanuit zes verschillende accounts van particuliere adverteerders, alle met gebruikmaking van het IP-adres [IP-adres 4]. Uit het dossier wordt niet duidelijk op welke data deze advertenties zijn geplaatst. Verder blijkt uit dit bestand dat het IP-adres van de gebruikers van deze accounts in vijf gevallen afwijkt van het IP-adres van de adverteerder. Eén van die vijf IP-adressen, te weten het IP-adres [IP-adres 3], kan worden gekoppeld aan [persoon 2] (al maakte ook de verdachte gebruik van dit IP-adres). Daaruit volgt dat sprake is geweest van vier accounts waarop advertenties zijn geplaatst vanaf een IP-adres dat afwijkt van dat van de adverteerder.
Het plaatsen van al deze advertenties zou niet mogelijk zijn geweest als niet opzettelijk en wederrechtelijk was binnengedrongen in Admarkt- en Marktplaats-accounts van adverteerders die gebruik maakten van de website marktplaats.nl en daarmee in de computersystemen van Marktplaats waarop die website draaide.
Ten aanzien van de beschuldiging dat de verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk met betrekking tot de Admarkt-accounts van een 8-tal accounthouders overweegt het hof als volgt. Op 17 januari 2015 zijn er door [skypenaam persoon 4] (schermnaam [persoon 4]) en [skypenaam 1 verdachte 1] (schermnaam [bijnaam 11]) berichten aan elkaar verstuurd over Admarkt-domeinen. [persoon 4] vroeg aan [bijnaam 11] hoe die gisteren toegang had gekregen en [bijnaam 11] antwoordde: “Just hackd.” Er werden zes Admarkt-internetadressen verstuurd door [skypenaam persoon 4]. Kennelijk probeerden [skypenaam persoon 4] en [skypenaam 1 verdachte 1] handmatig Admarkt-accounts te benaderen. Nadat [skypenaam persoon 4] bij de eerste vijf Admarkt-accounts steeds van [skypenaam 1 verdachte 1] de bevestiging ontving dat er een waarschuwing was verschenen, schreef [skypenaam 1 verdachte 1] bij het Admarkt-account dat die het deed, dat die bleef laden en dat dit misschien de oplossing was. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte op dat moment met succes had ingelogd op een Admarkt-account en toegang tot dit account had verkregen.
Nu het een (onbetwist) feit van algemene bekendheid is dat dergelijke accounts fysiek zijn ondergebracht op computersystemen, kan bewezen worden verklaard dat de verdachte is binnengedrongen in één of meer computersystemen bevattende Marktplaats-/Admarkt-accounts.
Een en ander levert naar het oordeel van het hof bewijs op van het onder 2 tenlastegelegde (in vereniging, althans alleen). Concrete aanwijzingen dat de verdachte ten aanzien van andere Admarkt-accounts met een of meer anderen heeft samengewerkt, ontbreken.
Evenwel spreekt het hof de verdachte partieel vrij van de in de tenlastelegging opgevoerde aantallen betreffende de getroffen Admarkt- en Marktplaats-accounthouders. Het daarvoor benodigde bewijs ontbreekt en dat geldt ook ten aanzien van de 8 accounthouders die met naam in de tenlastelegging zijn genoemd.
Feit 3 (‘manipulatie’ van computergegevens)
Namens Marktplaats is aangifte gedaan van onder meer manipulatie van computergegevens.
Daarnaast hebben de hiervoor reeds genoemde 8 accounthouders ook aangifte gedaan van het via hun Admarkt-accounts plaatsen van diverse advertenties voor malafide webwinkels.
Onder verwijzing naar en invoeging van de eerdere overwegingen betreffende de betekenis van de bestanden ‘20150626 126nd Admarkt Adsv4.xlsx’ en ‘20150626_126nd_Core_Adsv3.xlsx’ overweegt het hof in dit verband als volgt.
Het IP-adres [IP-adres 1] dat - zoals eerder vastgesteld - op naam staat van [persoon 1] en kan worden gekoppeld aan de verdachte, is in de periode van 13 maart 2014 tot en met 31 maart 2014 65 keer gebruikt voor het plaatsen van advertenties voor de malafide webwinkel bccwinkel.com.
Volgens Marktplaats zijn er vanaf het IP-adres [IP-adres 2], het andere adres van [persoon 1] dat als eerder vastgesteld eveneens kan worden gekoppeld aan de verdachte, op 5 december 2014 31 advertenties geplaatst voor de malafide webwinkel www.topprice24.info/http://topprice24.info.
Een en ander leidt tot het oordeel dat het hof bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde, met dien verstande dat het hof de verdachte partieel vrijspreekt van manipulatie van computergegevens bestaande uit het veranderen van de CPC (cost per click). Afgezien van een proces-verbaal waarin een algemene beschrijving is gegeven van de werkwijze van het manipuleren van de Admarkt-accounts en de gerelateerde advertenties en waarin melding wordt gemaakt van de mogelijkheid van verhoging van het klikbedrag voor een advertentie ter verbetering van de zichtbaarheid van die advertentie, ontbreekt bewijs dat daarvan in de onderhavige zaak sprake is geweest.
Dat de verdachte het bewezenverklaarde in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen heeft begaan, is onvoldoende gebleken. Het hof spreekt de verdachte daarvan dan ook vrij. Bij gebrek aan bewijs spreekt het hof de verdachte eveneens partieel vrij van de in de tenlastelegging opgevoerde aantallen betreffende de getroffen Admarkt- en Marktplaats-accounthouders evenals van manipulatie van computergegevens van de 8 accounthouders die met naam in de tenlastelegging zijn genoemd.
Causaal verband met betrekking tot de oplichtingsfeiten 4, 5, 6, 8, 15 en 19
Bij de beoordeling van het causaal verband met betrekking tot de hierna volgende oplichtingsfeiten moet onderscheid worden gemaakt tussen:
(i) het causaal verband zoals besloten in het bestanddeel ‘beweegt tot’ uit de delictsomschrijving van artikel 326, eerste lid, Sr. Daarmee is - in de context van de onderhavige zaak - tot uitdrukking gebracht dat een onjuiste voorstelling van zaken aan de zijde van een slachtoffer resulterend in betaling ter zake van een artikel waarvoor door een malafide webwinkel is geadverteerd moet zijn terug te voeren tot één van de in datzelfde wetsartikel genoemde oplichtingsmiddelen en
(ii) het causaal verband tussen een van die oplichtingsmiddelen en de verdachte.
Ad (i)
Uit het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 20 december 2016 (ECLI: NL:HR:2016:2889) en daarop voortbordurende jurisprudentie volgt dat van het in het bestanddeel ‘beweegt tot’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband sprake is als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door een of meer van de tenlastegelegde oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot onder meer de afgifte van een goed als bedoeld in artikel 326, eerste lid, Sr. Dat is niet het geval wanneer het slachtoffer – gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken – de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien of daarop bedacht had moeten zijn. Uit een en ander leidt het hof af dat tot dergelijke – vanuit het perspectief van slachtoffers: verontschuldigbare – omstandigheden kunnen worden gerekend associaties die door de verdachte zijn opgeroepen met bestaande en in het maatschappelijk verkeer als betrouwbaar bekend staande websites en bedrijven, zoals blijkend uit de professionaliteit waarmee die websites en advertenties zijn gemaakt, onder meer wat betreft functionaliteit, vormgeving en naamgeving. Daarnaast komt betekenis toe aan het advertentieplatform waarvan door de verdachte gebruik is gemaakt en het met dat platform samenhangende handelspatroon.
Het hof stelt vast dat de verdediging op dit punt geen verweer heeft gevoerd. In het bijzonder is geen verweer gevoerd tegen de verdenking dat door één van de in artikel 326 Sr genoemde oplichtingsmiddelen bij slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen op grond waarvan die slachtoffers zijn overgegaan tot bestelling en betaling van artikelen waarna levering van het gekochte en betaalde uitbleef. Tegen die achtergrond is het hof van oordeel dat het onder (i) bedoelde causaal verband met betrekking tot de hier besproken feiten aanwezig is.
Ad (ii)
Daarentegen is door de verdediging wel verweer gevoerd tegen deze vorm van het causaal verband, in de zin dat betrokkenheid van de verdachte bij oplichting door middel van (specifieke) malafide webwinkels en advertenties voor producten van dergelijke webwinkels wordt betwist. Derhalve zal het hof per (oplichtings)feit beoordelen of de verdachte gebruik heeft gemaakt van die oplichtingsmiddelen (de betreffende malafide webwinkels en advertenties van dergelijke webwinkels).
Feit 4 (Zaaksdossier 2: BCC)Het zaaksdossier BCC betreft één feit: het medeplegen van oplichting van tenminste 96 personen met behulp van malafide webwinkels lijkend op de webwinkel van BCC. Gedurende de maanden maart tot en met oktober 2014 zijn diverse malafide webwinkels actief geweest, waarvan het internetadres suggereerde dat deze tot BCC behoorden, zoals outlet-bcc.com, bcc-store.com, bcc-wk.com,
bcc-winkel.com en dealsbijbcc.com.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkels outlet-bcc.com, bcc-store.com, bcc-wk.com en dealsbijbcc.com.
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld zich te kunnen verenigen met de vrijspraken ten aanzien van deze webwinkels. Tevens hebben de advocaten-generaal gerequireerd tot veroordeling van de verdachte voor de malafide webwinkel bcc-winkel.com.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij hoogstens in verband kan worden gebracht met de webwinkel bcc-winkel.com, maar dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om hem hiervoor te veroordelen. Tevens zou uit het zaaksdossier niet zijn af te leiden dat de verdachte met zijn advertenties slachtoffers heeft gemaakt. De verdachte dient dan ook voor dit feit te worden vrijgesproken. Voor zover het hof tot een veroordeling en toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen zou komen, kan dit enkel met betrekking tot de ten laste gelegde en uitgerechercheerde zaken.
bcc-store.com, bcc-wk.com, dealsbijbcc.com en outlet-bcc.com.Met de rechtbank, de advocaten-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend gebleken is van betrokkenheid van de verdachte bij bovengenoemde malafide webwinkels. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van de betreffende onderdelen.
bcc-winkel.comHet hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 maart 2014 heeft de heer [aangever 2] aangifte gedaan van oplichting. Uit zijn aangifte blijkt dat hij op 29 maart 2014 voor € 349,- een iPhone 5 heeft besteld via bcc-winkel.com waarbij hij via een overschrijving bij de ING heeft betaald. Hierna heeft hij op alle mogelijke manieren contact proberen te krijgen met de verkoper, maar deze was spoorloos. De site bleek een malafide webwinkel te zijn en de iPhone is nooit geleverd.
Op 26 maart 2014 heeft de heer [aangever 3] aangifte gedaan van oplichting. Uit zijn aangifte blijkt dat hij op 24 maart 2014 voor € 399,99 een spelcomputer heeft besteld via bcc-winkel.com en het geld heeft overgemaakt naar de ING-rekening [bankrekeningnr. 1]. Deze spelcomputer is nooit geleverd.
Op 30 maart 2014 heeft de heer [benadeelde partij 39] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat hij via Marktplaats bij bcc-winkel.com terecht was gekomen en een iPhone 4 had gekocht. Omdat hij het ordernummer niet had vermeld, heeft hij gechat met een verkoper en via een iDEAL-link is hem toen opnieuw een bedrag afhandig gemaakt. Uit de aangifte en een bijgevoegd rekeningoverzicht blijkt dat hij op 28 maart 2014 in totaal € 680,99 heeft betaald waarbij het bedrag naar twee verschillende bankrekeningnummers is overgemaakt, [bankrekeningnr. 2] en [bankrekeningnr. 3].
Op 28 maart 2014 heeft mevrouw [benadeelde partij 40] aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft verklaard dat zij bij een nepsite van bcc-winkel.com op 28 maart 2014 een telefoon heeft gekocht. Na de overboeking op bankrekeningnummer [bankrekeningnr. 3] is de bestelling door de verkoper geannuleerd, de reeds betaalde € 300,99 is echter niet terugbetaald.
De medeverdachte [verdachte 3], met Skypeschermnaam [skypeschermnaam verdachte 3], heeft in een chat met de medeverdachte [verdachte 2] geschreven dat hij de eerste was met bcc-winkel.com. Van die malafide webwinkel zijn verder (onder meer) de volgende gebruikte bankrekeningnummers en aantal benadeelden bekend.
Marktplaats B.V. heeft een bestand verstrekt met de gegevens van 83 gehackte Admarkt-accounts. In dit bestand staan ook de gegevens vermeld van ongeveer 32.000 Marktplaatsadvertenties voor malafide webwinkels die via deze gehackte accounts zijn geplaatst. Op 13, 18, 19, 21 en 27 maart 2014 staan advertenties geregistreerd met het IP-adres [IP-adres 1] dat - zoals eerder vastgesteld - op naam staat van [persoon 1] en werd gebruikt door de verdachte. Dit IP-adres is in de periode van 13 tot en met 31 maart 2014 65 keer gebruikt voor het plaatsen van advertenties verwijzend naar de namaakwebshop bcc-winkel.com.
De heer [moneymule 1], een van de bedoelde bankrekeninghouders, is op 21 maart 2017 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij had een duidelijke herinnering aan ene [verdachte 3] (het hof stelt vast: de voornamen van de medeverdachte [verdachte 3]), met wie hij een bedrijf zou starten en aan wie hij, zo begrijpt het hof, zijn bankpas en die van zijn toenmalige vriendin [moneymule 2] ter beschikking had gesteld. Binnen een paar weken was zijn pas geblokkeerd en kwam hij erachter dat hij als katvanger was gebruikt. Hij had [verdachte 3] de pincode van zijn pas gegeven en ook die van [moneymule 2]. Er werd geld op haar bankrekening gestort. Hij was erbij toen [verdachte 3] ging pinnen. De getuige herkende de medeverdachte [verdachte 3] op een foto als [verdachte 3].
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte intensief heeft geadverteerd voor de malafide webwinkel bcc-winkel.com. Het adverteren voor malafide webwinkels is essentieel voor het welslagen van de oplichting, omdat zonder advertenties immers niemand van het bestaan van de betreffende webwinkel op de hoogte is en geen sprake kan zijn van klanten. Betalingen door klanten vonden plaats op bankrekeningen die tenaamgesteld waren van derden. In één geval staat vast dat de rekeninghouder zijn bankrekening en bankpas ter beschikking heeft gesteld aan de medeverdachte [verdachte 3], die daarmee ook daadwerkelijk geld heeft opgenomen. De aldus gerealiseerde cash out is evenzeer essentieel voor het welslagen van de oplichting.
ConclusieHet hof acht zoals hiervoor weergegeven wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in maart 2014 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging met een ander plegen van oplichting met betrekking tot de malafide webwinkel bcc-winkel.com.
Feit 5 (Zaaksdossier 4: Dixons)Het zaaksdossier Dixons betreft één feit: het medeplegen van oplichting van tenminste 131 personen met behulp van malafide webwinkels lijkend op de webwinkel van Dixons B.V. (hierna: ‘Dixons’). Op 25 februari 2015 heeft de heer [aangever 4] aangifte gedaan namens Dixons van fraude, bestaande uit het aanmaken van malafide webwinkels op het internet, voorzien van het logo en alle gegevens, zoals het adres en de KvK-gegevens, van Dixons. Het internetadres van de officiële webwinkel van Dixons is www.dixons.nl. Gedurende de maanden januari en februari 2015 zijn diverse malafide webwinkels verschenen waarvan het internetadres suggereerde dat deze tot Dixons behoorden, zoals dixonswebshop.com, dixonsdeals.be, dixons-sale.com, dixons-shop.com en dixonssale.be. Door deze malafide webwinkels werden producten aangeboden via Marktplaats. Vervolgens hebben tientallen personen bij deze malafide webwinkels bestellingen geplaatst en betalingen gedaan. De door hen bestelde goederen werden echter nooit geleverd.
Met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij dit zaaksdossier stelt het hof vast dat op de HP laptop en de Samsung SSD logbestanden zijn aangetroffen met daarin de historische inhoud van toetsaanslagen van het lokale computersysteem. Deze logbestanden zijn (vermoedelijk) gegenereerd door de Remote Access Tool (hierna: ‘RAT’) ‘Imminent Monitor’. Een RAT is software om op afstand toegang tot een geautomatiseerd werk te krijgen.
Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het geautomatiseerde werk waarop de RAT actief was zich in een online chat voordeed als een medewerker van de (web)winkel Dixons. Dit blijkt uit de toetsaanslagen die gedaan werden in combinatie met de titel van het programmavenster dat op dat moment actief was. Deze chats vonden zeer waarschijnlijk plaats op de website van Zopim (een inmiddels niet meer onder deze naam bestaande online-helpdesk-applicatie). De antwoorden van de chatpartners zijn niet zichtbaar omdat deze niet als toetsaanslagen zijn bijgehouden, maar de gebruiker van het geautomatiseerde werk waarop de RAT actief was typte onder meer het volgende:
» Welkom bij Dixons, kan ik u helpen?
» U kunt ook bestellen zonder registreren
» Dit is de aanbieding website
» Gelieve uw e-mail inbox te controleren, hier kunt u de betaling afronden
» We gaan even een controle uitvoeren dit is een standaard procedure
» Graag ter bevestiging uw rekeningnummer en pasnummer
» Heeft u uw reader bij de hand? Dan gaan we de eerste verificatie uitvoeren
» Uw kaart in de houder, druk op 1, dan voert u uw code in en drukt u op OK
» Nu ziet u een code in uw scherm
» Graag melden
» Moment geduld, ik help even de andere klanten snel dan kom ik bij u terug geduld graag
» We zullen er een extra goodie bij doen, voor het lange wachten
» Wij bieden helaas geen telefonische diensten aan, wij zijn zo klaar
» Bijna klaar, ik moet ook nog 4 andere klanten verwerken
» We gaan de verificatie voltooien, en dan komt alles in orde goed?
» Heeft u uw reader nog bij
» Nogmaals excuses, wij zullen er een extra oplader bij doen en een paar telefoon hoesjes
Uit het logbestand van de toetsaanslagen blijkt voorts dat de chat partners/klanten met een beroep op de algemene voorwaarden werden overgehaald mee te werken aan zogenaamde ‘verificatie’ van hun gegevens:
» U heeft de algemene voorwaarden geaccepteerd, dus ik verzoek u om ook netjes mee te werken.
Aan dit chatgesprek is te zien dat de gebruiker van het geautomatiseerde werk waarop de RAT actief was gelijktijdig de website van ABN AMRO Bank (hierna: ‘ABN AMRO’) bezoekt. Hierbij wordt een code ingevoerd die vermoedelijk de autorisatiecode betreft die de klant heeft teruggekoppeld. Tevens werd een pagina aangeroepen waarop de gebruiker van het geautomatiseerde werk waarop de RAT actief was vermoedelijk een betalingsopdracht klaarzette om vervolgens te laten bevestigen door middel van een autorisatiecode afkomstig van de klant/rekeninghouder. Het getal 5.000 werd op de pagina ‘Overboeken’ ingetypt.
Voorts blijkt uit de logbestanden van de periode
29 januari 2015 tot en met 14 februari 2015 dat de gebruiker van het geautomatiseerde werk waarop de RAT actief was en daarmee de gebruiker van het chatprogramma Zopim Chat, intensief gebruik maakt van het e-mailadres [e-mailadres 7]. Zo is onder andere te zien dat de gebruiker de map met de naam ‘Postvak In’ van het e-mailaccount bekijkt, diverse e-mailberichten bekijkt en zoekopdrachten uitvoert. Uit de logbestanden blijkt dat de gebruiker van het geautomatiseerde werk waarop de RAT actief was in diezelfde periode tevens gebruik maakte van het e-mailadres [e-mailadres 6].
Het e-mailadres [e-mailadres 6] werd - zoals hiervoor vastgesteld - gebruikt door de verdachte. Nu voor het hof - zoals eveneens reeds eerder overwogen - vaststaat dat de verdachte de eigenaar en de gebruiker is geweest van de Samsung SSD en de HP laptop, is het hof van oordeel dat de verdachte de persoon moet zijn geweest die de chatgesprekken heeft gevoerd en de handelingen op de website van ABN AMRO heeft verricht.
dixons-aanbieding.com, dixons-aanbiedingen.com, dixons-dagdeal.com, dixons-dagdeals.com, dixons-dagdeals.nl, dixons-sale.com en dixonssale.com, dixons-store.com, dixons-winkel.com, dixonsdeals.be en dixons-discounter.com
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkels dixons-aanbieding.com, dixons-aanbiedingen.com, dixons-dagdeal.com, dixons-dagdeals.com, dixons-dagdeals.nl, dixons-sale.com, dixonssale.com, dixons-store.com, dixons-winkel.com, dixonsdeals.be en dixons-discounter.com.
De advocaten-generaal hebben ten aanzien van de verdachte geen standpunt ingenomen omtrent de oplichtingen met betrekking tot dixons-aanbieding.com, dixons-aanbiedingen.com, dixons-dagdeal.com, dixons-dagdeals.com, dixons-dagdeals.nl, dixons-sale.com, en dixonssale.com dixonsdeals.be en dixons-discounter.com.
Ten aanzien van dixons-store.com hebben de advocaten-generaal zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de verdachte terecht van dit onderdeel heeft vrijgesproken.
De advocaten-generaal hebben zich ten aanzien van dixons-winkel.com op het standpunt gesteld dat de rechtbank de verdachte terecht heeft veroordeeld. Nu de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken van dit onderdeel, vermoedt het hof dat het standpunt van de advocaten-generaal ten aanzien van de oplichtingen met betrekking tot dixonswebshop.com per abuis door de advocaten-generaal in het schriftelijk requisitoir zijn opgenomen onder de paragraaf ‘dixons-winkel.com’. Daarom begrijpt het hof de advocaten-generaal aldus dat zij ten aanzien van dixons-winkel.com geen standpunt innemen.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep geen standpunt ingenomen omtrent de oplichtingen met betrekking tot dixons-aanbieding.com, dixons-aanbiedingen.com, dixons-dagdeal.com, dixons-dagdeals.com, dixons-dagdeals.nl, dixons-sale.com en dixonssale.com, dixons-store.com, dixons-winkel.com, dixonsdeals.be en dixons-discounter.com.
Met de rechtbank, de advocaten-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend gebleken is van betrokkenheid van de verdachte bij de malafide webwinkels dixons-aanbieding.com, dixons-aanbiedingen.com, dixons-dagdeal.com, dixons-dagdeals.com, dixons-dagdeals.nl, dixons-sale.com en dixonssale.com, dixons-store.com, dixons-winkel.com, dixonsdeals.be en dixons-discounter.com. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van de betreffende onderdelen.
dixons-nederland.com
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld voor de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkel dixons-nederland.com.
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte en de medeverdachte [verdachte 4] de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkel dixons-nederland.com hebben medegepleegd.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet is gebleken van een geldstroom naar de verdachte en dat er slechts twee aangiften zijn uitgerechercheerd.
Het hof stelt allereerst de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 januari 2015 heeft mevrouw [benadeelde partij 190] aangifte van oplichting gedaan. Uit haar aangifte blijkt dat zij op 19 januari 2015 voor € 500,- een iPhone heeft gekocht op de website dixons-nederland.com (opmerking hof: in de aangifte staat vermeld ‘dixons.nedeland.com’, uit het bij de aangifte gevoegde screenshot blijkt echter dat het gaat om ‘dixons-nederland.com’). Zij heeft verklaard dat zij daar een bestelling heeft geplaatst omdat Dixons een bekend bedrijf is. Na het plaatsen van de bestelling kreeg de aangeefster een e-mailbericht, waarin stond dat zij de betaling van de iPhone via iDEAL moest voltooien. De aangeefster heeft het geld overgemaakt naar de bankrekening met nummer [bankrekeningnr. 4]. De aangeefster merkte dat ze bij de betaling op een andere website terecht kwam, te weten van Skrill/Myaccount. De aangeefster meldde dit bij de klantenservice en kreeg te horen dat de € 500,- teruggestort werd, zodat zij opnieuw een bestelling kon plaatsen. De aangeefster ontdekte vervolgens dat er
€ 1.235,- van haar spaarrekening bij Rabobank Nederland (hierna: ‘Rabobank’) naar haar lopende bankrekening was overgeboekt. De aangeefster heeft zelf deze overboeking ongedaan gemaakt en alles afgesloten, omdat zij het gevoel kreeg dat ze werd opgelicht.
Uit de door Rabobank verstrekte gegevens van de inlogsessie internetbankieren uitgevoerd vanaf het aan de verdachte te koppelen IP-adres [IP-adres 3], blijkt dat er vanaf dit IP-adres op 19 januari 2015 werd ingelogd op de Rabobankrekening van aangeefster [benadeelde partij 190].
Op 21 januari 2015 heeft mevrouw [benadeelde partij 186] (hof: de naam ‘[benadeelde partij 186]’ in de tenlastelegging wordt beschouwd als een kennelijke verschrijving) aangifte gedaan van oplichting. Uit haar aangifte blijkt dat haar man op 17 januari 2015 een bestelling voor een Xbox plaatste op de website dixons-nederland.com. Even later ontvingen zij en haar man op het e-mailadres [e-mailadres bp 186] een e-mailbericht van Dixons, bevattende een betaallink van iDEAL om de bestelling volledig af te ronden. De aangeefster en haar man hebben daarna € 150,- overgemaakt naar [bankrekeningnr. 4]. Na betaling ontvingen de aangeefster en haar man een emailbericht met de mededeling dat er wat fout was gegaan en werd hen gevraagd om zich te melden op de live chat. In het chatgesprek werd gezegd dat de € 150,- teruggestort zou worden en ook werd in de chatsessie gevraagd om een code in te voeren. Toen het niet meer mogelijk bleek om de chatsessie te activeren, kreeg de aangeefster argwaan en controleerde zij haar bankrekening. Zij ontdekte dat haar spaarrekening was leeggehaald; er was een bedrag van
€ 1.232,- overgeboekt naar haar betaalrekening. Er bleek tevens een bedrag van € 1.300,- te zijn overgeboekt naar de bankrekening met nummer [bankrekeningnr. 4] op naam van Global Collect B.V.. In totaal is aangeefster en haar man dus € 1.450,- afhandig gemaakt.
Uit onderzoek blijkt dat de overboeking van € 1.300,- door Global Collect B.V. was doorbetaald aan Skrill Limited (hierna: ‘Skrill’) in Londen. Skrill is een internetdienst die de mogelijkheid biedt geld over te maken met behulp van alleen een e-mailadres. Uit de gevorderde gegevens bleek de volgende betalingsomschrijving:
[persoon 5],
ZIP [postcode adres 1],
E-mail: [e-mailadres 6],
IP-adress Customer: [IP-adres 2].
Zowel dit IP-adres als het e-mailadres van [persoon 5] werd, zoals hiervoor vastgesteld, door de verdachte gebruikt. Voorts is op 26 oktober 2015 tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte onder andere een mastercard van Skrill, geldig van 01/15 tot 01/18, op naam van [persoon 5] en een welkomstbrief van Skrill gericht aan [persoon 5], [adres 1] aangetroffen.
Met betrekking tot de aangifte van de heer [benadeelde partij 185] merkt het hof allereerst op dat in de aangifte niet de webwinkel wordt genoemd via welke de aangever zou zijn opgelicht. De aangever vermeldt enkel dat hij via Marktplaats is doorgelinkt naar Dixons. Het hof is derhalve van oordeel dat de aangifte van [benadeelde partij 185] niet kan worden gebruikt voor bewezenverklaring van (een onderdeel van) de tenlastelegging te komen. Het hof spreekt de verdachte derhalve reeds op basis hiervan vrij van het onderdeel van de tenlastelegging met betrekking tot de oplichting van [benadeelde partij 185].
Voorts stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 januari 2015 heeft mevrouw [benadeelde partij 187] aangifte gedaan van internetoplichting. Uit de aangifte blijkt dat de aangeefster op 19 januari 2015 via iDEAL een bedrag van € 400,- heeft overgemaakt naar de bankrekening met nummer [bankrekeningnr. 4] op naam van Global Collect B.V. voor een iPhone die zij op de website dixons-nederland.com had gekocht. Zij was via Marktplaats op deze website van Dixons terecht gekomen.
Uit onderzoek naar Skypechatgegevens op de Samsung SSD van de verdachte blijkt dat hij beschikte over de inloggegevens van en toegang had tot de webwinkel met het internetadres dixons-nederland.com. Doordat de verdachte via een Skypechat met iemand met de Skypenaam ‘[skypenaam persoon 4]’ de inloggegevens had ontvangen van de beheerapplicatie van dixons-nederland.com, had de verdachte de mogelijkheid deze website op te zetten, te onderhouden en aan te passen. Tevens is er een tekstbestand aangetroffen met de inloggegevens van het beheerpanel van dixons-nederland.com. Op de Samsung SSD zijn in het bestand met filepath Users/1337/AppData/Roaming/FileZilla/recentservers.xml de inloggegevens van de server waarop dixons-nederland.com draaide aangetroffen. In een chat van 19 januari 2015 stuurde [skypenaam persoon 4] (schermnaam ‘[persoon 4]’) een bericht door aan [skypenaam 1 verdachte 1] (schermnaam ‘!’ en, zoals hiervoor vastgesteld, een alias gebruikt door de verdachte), waaruit blijkt dat het domein dixons-nederland door hem geregistreerd was. Hij stuurde ook de inloggegevens. De naam [skypenaam 1 verdachte 1] is zoals reeds overwogen toe te kennen aan de verdachte. In een chat van 20 januari 2015 vroeg [skypenaam persoon 4] of [skypenaam 1 verdachte 1] ingelogd was. Direct hierna meldde [skypenaam 1 verdachte 1] dat http://dixons-nederland.com offline was en vroeg aan [skypenaam persoon 4] ([persoon 4]) of het bij hem wel werkte. [skypenaam persoon 4] antwoordde dat hij offline was en dat de site uit de lucht was gehaald (“They took it down”). Vervolgens schreef hij dat ze een nieuwe nodig hadden en vroeg aan [skypenaam 1 verdachte 1] of hij een nieuwe kon opzetten.
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat uit de informatie aangetroffen op de Samsung SSD van de verdachte volgt dat hij de malafide webwinkel dixons-nederland.com heeft beheerd en geëxploiteerd. Het enkele feit dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de bankrekening waarnaar door de aangevers geld is overgemaakt aan de verdachte toebehoort, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof is van oordeel dat de rol van [skypenaam persoon 4] bij het beheren en exploiteren van de malafide webwinkels van ondergeschikt belang is geweest. [skypenaam persoon 4] heeft de webwinkel kennelijk geregistreerd en de verdachte de inloggegevens hiervan verstrekt, maar het hof is van oordeel dat dit onvoldoende is om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen bij de tenlastegelegde oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkel dixons-nederland.com.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de malafide webwinkel dixons-nederland.com drie dagen actief is geweest, te weten van 17 tot en met 19 januari 2015. Op 20 januari 2015 schreef [skypenaam persoon 4] dat de webwinkel uit de lucht was. In twee gevallen kan de verdachte op basis van de IP-adressen en de gegevens van Skrill rechtstreeks aan de oplichtingen worden gekoppeld. Bij de overige drie hier besproken oplichtingen blijkt exact dezelfde werkwijze te zijn gehanteerd. Gezien de identieke werkwijze, de korte periode waarbinnen de oplichtingen hebben plaatsgevonden, het ontbreken van aanwijzingen dat ook anderen bij de exploitatie van deze malafide webwinkel waren betrokken en bij het uitblijven van enige verklaring van de verdachte (hoewel de situatie daar wel nadrukkelijk om vraagt) is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte ook deze oplichtingen heeft gepleegd.
dixons-shop.com
In eerste aanleg is de verdachte door de rechtbank veroordeeld voor de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkel dixons-shop.com.
De advocaten-generaal hebben ten aanzien van de verdachte geen standpunt ingenomen omtrent de oplichtingen met betrekking tot dixons-shop.com.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er slechts twee aangiften zijn uitgerechercheerd.
Het hof stelt allereerst de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 januari 2015 heeft de heer [benadeelde partij 196] aangifte gedaan van internetoplichting. Uit de aangifte en uit de als bijlage bij de aangifte gevoegde details van de transacties blijkt dat de aangever via marktplaats.nl terecht is gekomen bij de malafide webwinkel dixons-shop.com. Bij deze webwinkel heeft hij op 9 januari 2015 een iPhone gekocht. De aangever heeft voor deze iPhone via iDEAL € 500,- overgemaakt naar de bankrekening met nummer [bankrekeningnr. 4] ten name van Global Collect B.V. Uiteindelijk is dit bedrag twee keer afgeschreven van de bankrekening van de aangever. Hem werd verteld dat het teveel betaalde bedrag teruggestort zou worden met een retourlink, maar verder contact was niet mogelijk.
Uit de door Rabobank verstrekte gegevens van de inlogsessie internetbankieren uitgevoerd vanaf het aan de verdachte te koppelen IP-adres [IP-adres 3], blijkt dat er vanaf dit IP-adres op 9 januari 2015 werd ingelogd op de Rabobankrekening van aangever [benadeelde partij 196].
Op 8 januari 2015 heeft mevrouw [benadeelde partij 197] namens de heer [benadeelde partij 197] aangifte gedaan van oplichting. Uit de aangifte blijkt dat de aangeefster op 5 januari 2015 voor € 500,- een telefoon heeft gekocht bij de malafide webwinkel dixon-shop.com (opmerking hof: nu in een aan de aangeefster gericht e-mailbericht afkomstig van deze webwinkel het e-mailadres info@dixon
s-shop.com wordt vermeld, begrijpt het hof dat de webwinkel dixon
s-shop.com wordt bedoeld). De aangeefster heeft deze telefoon betaald vanaf de gezamenlijke bankrekening van haar en haar man, de heer [benadeelde partij 197], met bankrekeningnummer [bankrekeningnr. BP 197]. Tijdens het chatten met de aanbieder doorliep de aangeefster de procedure van het internetbankieren. De aangeefster werd verzocht het aankoopbedrag in vijf afzonderlijke overboekingen van ieder € 101,99 over te maken naar bankrekeningnummer [bankrekeningnr. 5] ten name van Adyen (opmerking hof: de naam van een legitieme payment processor). De aangeefster zou het teveel betaalde bedrag van € 8,- teruggestort krijgen en haar werd tijdens de chatsessie gevraagd om de codes van het internetbankieren door te geven. Daarbij werd de aangeefster doorverwezen naar diverse links. Vervolgens kreeg de aangeefster van de persoon met wie zij chatte het advies om drie kwartier niet te gaan internetbankieren, omdat het geld dan niet op de juiste wijze kon worden teruggestort. De aangeefster heeft hieraan voldaan. De volgende dag,
6 januari 2015, ontdekte de aangeefster dat van de spaarrekeningen van de kinderen van de aangeefster een bedrag van € 1.200,- en een bedrag van € 1.700,- was overgeboekt naar de betaalrekening van de aangeefster en haar man. Ook was er van de spaarrekening van de aangeefster en haar man een bedrag van € 2.200 overgeboekt naar hun betaalrekening. De aangeefster zag dat er daarna een bedrag van € 5.000,- euro overgemaakt was naar bankrekeningnummer [bankrekeningnr. 6] ten name van [moneymule 3]. In totaal is de aangeefster en haar man dus € 5.509,95 afhandig gemaakt.
Uit de door Rabobank verstrekte gegevens van de inlogsessie internetbankieren uitgevoerd vanaf het IP-adres [IP-adres 3] blijkt dat er vanaf dit IP-adres op
5 januari 2015 werd ingelogd op de Rabobankrekening van aangeefster [benadeelde partij 197].
Uit nader onderzoek naar de vijf afzonderlijke overboekingen van € 101,99 van de aangeefster naar “Ayden” bleek dat dit vijf aankopen van ‘digitaal paysafecards’ betrof, gedaan op de website pscode.nl van het bedrijf Online Prepaid Services B.V. te Eindhoven. Via de website van Online Prepaid Services B.V. kunnen klanten tegoeden en codes voor diverse diensten afnemen. Uit de door Online Prepaid Services B.V. verstrekte klantgegevens van [verdachte 1] (het hof neemt aan: de verdachte) blijkt onder andere dat op 5 januari 2015 respectievelijk om 22:13 uur, 22:14 uur, 22:16 uur, 22:17 uur en 22:19 uur in vijf afzonderlijke transacties in totaal vijf paysafecards (elk ter waarde van € 100,-) werden aangeschaft en online betaald vanaf bankrekeningnummer [bankrekeningnr. BP 197] ten name van
[benadeelde partij 197]. Deze vijf aankopen werden online verricht vanaf het aan de verdachte te koppelen IP-adres [IP-adres 3]. De klant [verdachte 1] (wederom: de verdachte) maakte hierbij gebruik van het e-mailadres [e-mailadres 7].
Op de HP laptop van de verdachte werd in de gebruikersdirectory c:\Users\herql_000\Downloads het bestand DixxoGoeie.sql aangetroffen. Dit bestand bevat een kopie van de database van hoogstwaarschijnlijk de webwinkel dixons-shop.com. Deze database bevat meerdere tabellen. In de tabel “oc_information_description” zijn de algemene voorwaarden opgenomen, waarin in artikel 2 de naam van de onderneming als Dixons B.V. wordt aangemerkt met het e-mailadres info@dixons-shop.com. Ook werden in het bestand DixxoGoeie.sql de tabellen “oc_order” en “oc_order_product” aangetroffen met daarin de order met ID-nummer 38171973 van 5 januari 2015 op naam van [benadeelde partij 197] (de aangeefster) voor de aankoop van een iPhone 6 voor een bedrag van € 500,-.
De volledige naam van [moneymule 3] is [moneymule 3]. Uit onderzoek op de op 26 oktober 2015 in de woning van de verdachte inbeslaggenomen iPhone 5S met het aan de verdachte te koppelen telefoonnummer [telefoonnr. verdachte 1] blijkt dat onder de rubriek “contacten” in totaal 8 naamsvermeldingen waren opgeslagen met de vermelding “[voornaam mm 3]”, te weten:
[voornaam mm 3] Beste 0658802359;
[voornaam mm 3] Beste (06)58802359;
[moneymule 3] 0619142569;
[moneymule 3] 0619142569;
[voornaam mm 3] Nieuw (06)33495118;
[voornaam mm 3] Nieuw 0633495118;
[voornaam mm 3] 0647538418;
31647538418@s.whatsapp.net;
[voornaam mm 3] (06)47538418.
Op 10 januari 2015 deed de heer [benadeelde partij 198] aangifte van internetoplichting. Uit de aangifte en uit de als bijlage bij de aangifte gevoegde details van de transacties blijkt dat de aangever via marktplaats.nl terecht is gekomen bij de malafide webwinkel dixons-shop.com. Bij deze webwinkel heeft hij op 9 januari 2015 een PlayStation 4 gekocht. De aangever heeft voor deze PlayStation 4 via iDEAL € 300,- overgemaakt naar de bankrekening met nummer [bankrekeningnr. 4] ten name van Global Collect B.V.. De aangever kreeg een foutmelding van iDEAL, hoewel hij op zijn bankrekening zag dat het geld wel was afgeschreven. Een medewerker hielp hem via de live chat om de stappen te doorlopen, maar dat werkte niet. Vervolgens werd om zijn bankrekening- en pasnummer gevraagd en om de inloggegevens. Toen de aangever zei dat hij die niet mocht doorgeven, werd de chat afgebroken. In totaal is de aangever dus € 300,- afhandig gemaakt.
Op 9 januari 2015 deed de heer [benadeelde partij 199] aangifte van internetoplichting. Uit de aangifte en uit de als bijlage bij de aangifte gevoegde details van de transacties blijkt dat de aangever via marktplaats.nl terecht is gekomen op de malafide webwinkel dixons-shop.com. Bij deze webwinkel heeft hij op 8 januari 2015 een telefoon gekocht. De aangever heeft voor deze telefoon via iDEAL € 300,- overgemaakt naar [bankrekeningnr. 4] ten name van Global Collect B.V.. Nadat de aangever had betaald, kreeg hij de volgende dag bericht dat er iets niet goed was gegaan en via de chat werd hem een retourlink aangeboden. De aangever is hier niet op ingegaan. In totaal is de aangever dus € 300,- afhandig gemaakt.
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat de malafide webwinkel dixons-shop.com van 5 tot en met
9 januari 2015 actief is geweest. De eerste twee besproken oplichtingen zijn naar het oordeel van het hof direct tot de verdachte te herleiden. Gezien de identieke werkwijze, de korte periode waarbinnen de oplichtingen hebben plaatsgevonden, het ontbreken van aanwijzingen dat ook anderen bij de exploitatie van deze malafide webwinkel waren betrokken en bij het uitblijven van enige verklaring van de verdachte (hoewel de situatie daar wel nadrukkelijk om vraagt) is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij ook de andere twee besproken oplichtingen via deze malafide webwinkel heeft gepleegd.
dixonswebshop.com
In eerste aanleg is de verdachte door de rechtbank veroordeeld voor de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkel dixonswebshop.com.
De advocaten-generaal hebben ten aanzien van de verdachte geen standpunt ingenomen omtrent de oplichtingen met betrekking tot dixonswebshop.com. Het hof vermoedt echter dat het standpunt van de advocaten-generaal ten aanzien van de oplichtingen met betrekking tot dixonswebshop.com per abuis door de advocaten-generaal in het schriftelijk requisitoir zijn opgenomen onder de paragraaf ‘dixons-winkel.com’ en begrijpt het standpunt van de advocaten-generaal aldus dat de rechtbank ten aanzien van de verdachte terecht tot dit oordeel is gekomen.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet is gebleken van een geldstroom naar de verdachte en dat er slechts één aangifte is uitgerechercheerd.
Het hof stelt allereerst de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 januari 2015 deed mevrouw [benadeelde partij 203] aangifte van internetoplichting. Uit de aangifte en uit de als bijlage bij de aangifte gevoegde details van de transacties blijkt dat de aangeefster via marktplaats.nl terecht is gekomen bij de malafide webwinkel dixonswebshop.com. Bij deze webwinkel heeft zij op 26 januari 2015 een telefoon gekocht. De aangeefster heeft voor deze telefoon via iDEAL € 300,- overgemaakt naar de bankrekening met nummer [bankrekeningnr. 7] ten name van Global Collect B.V.. De aangeefster heeft daarna in een chatgesprek met 'Dixons klantenservice' gemeld dat zij wel had betaald, maar geen bevestiging had ontvangen. Haar werd een “iDEAL-retourlink” aangeboden omdat er bij de iDEAL-betaling iets fout zou zijn gegaan. De aangeefster moest vervolgens een nieuwe betaling uitvoeren. Daarvoor moest zij een aantal handelingen ter verificatie verrichten met gebruikmaking van de reader (het hof neem gezien de weergeven handelingen aan dat het de ‘Random Reader’ betreft) van Rabobank. Vervolgens kreeg de aangeefster een iDEAL-link voor een retourbetaling. De aangeefster zag echter dat het bedrag nog een keer zou worden afgeschreven in plaats van dat zij het terug zou krijgen. De aangeefster heeft het chatgesprek vervolgens afgebroken. In totaal is de aangeefster dus € 300,- afhandig gemaakt. De aangeefster heeft informatie ingewonnen bij de klantenservice van Global Collect B.V. en zij kreeg te horen dat de betaling was doorgestuurd naar Skrill.
Uit de bij de aangifte gevoegde “Chat Transcript with [voornaam benadeelde partij 203]” blijkt dat tijdens het chatgesprek, gevoerd op 26 januari 2015 met de malafide “dixons klantenservice”, aan de aangeefster het volgende internetadres werd verstrekt om een overzicht van de bestelling te bekijken:
http://www.directlinkupload.com/uploads/[IP-adres 2]/Betaling%20Dixxons.zip. Op de website “directlinkupload.com” is/was het mogelijk om bestanden naar een shared folder te uploaden en een download-link aan te maken voor anderen. Na activering van de toegezonden link werd het zip-bestand “Betaling%20Dixxons.zip” gedownload. Vermoedelijk is de upload van dit zip-bestand verricht vanaf het IP-adres [IP-adres 2].
Uit de door Rabobank verstrekte gegevens van de inlogsessie internetbankieren uitgevoerd vanaf het IP-adres [IP-adres 2] blijkt dat er vanaf dit IP-adres op 26 januari 2015 werd ingelogd op de Rabobankrekening van aangeefster [benadeelde partij 203].
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat de malafide webwinkel dixonswebshop.com in ieder geval op 26 januari 2015 actief is geweest. De besproken oplichting is naar het oordeel van het hof direct tot de verdachte te herleiden.
dixxons.nl en dixxons.com
In eerste aanleg zijn de verdachte en de medeverdachten vrijgesproken van de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkels dixxons.nl en dixxons.com.
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen en zijn van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkels dixxons.nl en dixxons.com heeft gepleegd.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het procesdossier geen aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van de verdachte bij de malafide webwinkels dixxons.nl en dixxons.com.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vast staat dat de malafide webwinkels dixxons.nl en dixxons.com succesvol zijn gebruikt voor oplichting. Er zijn immers meerdere aangiften binnengekomen met betrekking tot deze webwinkels. De vraag die voorligt aan het hof, is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de oplichtingen met betrekking tot deze malafide webwinkels.
Met betrekking tot die vraag stelt het hof de volgende relevante feiten en omstandigheden vast.
Op de Western Digital harde schijf van de verdachte is onder andere de map ‘wamp22222’ aangetroffen. Wamp is een ontwikkelomgeving voor webapplicaties. Na het openen van de map ‘wamp22222’ heeft de politie de map ‘www’ gevonden. ‘Www’ is de standaardmap waarin wamp de pagina’s opslaat die een webserver moet tonen. In de map ‘www’ bevinden zich onder andere de mappen ‘www.dixxons.com’ en ‘www.dixxons.nl’. In de map ‘wamp22222’ staan meerdere configuratiebestanden behorende bij de betreffende websites, waaronder ‘config.php’ met daarin het wachtwoord ‘[wachtwoord 1]’
.Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van dit wachtwoord.
Op de bij de medeverdachte [verdachte 3] inbeslaggenomen SD-kaart is een Skypechatgesprek tussen [skypeschermnaam verdachte 3] (de medeverdachte [verdachte 3]) en [skypenaam verdachte 2] (de medeverdachte [verdachte 2] gebruikte deze Skypeschermnaam) aangetroffen. De medeverdachte [verdachte 3] zegt tegen de medeverdachte [verdachte 2] dat hij achter dixxons.com zat. De medeverdachte [verdachte 2] reageert hierop door te zeggen: “dat was [verdachte 1].”. De medeverdachte [verdachte 3] houdt echter vol dat hij achter dixxons.com zat. Uit onderzoek naar communicatie met verschillende contacten die is aangetroffen op de gegevensdragers van de verdachte blijkt onder andere dat de verdachte (met Skypenaam “[bijnaam 4]”) chatte met iemand die zich “[persoon 6]” noemt. Op 22 juni 2014 zegt [persoon 6] tegen [bijnaam 4] “eej k kan promotie maken voor die dixxons.com van jou dat je veel klanten krijgt”. Hierop zegt [bijnaam 4] op 23 juni 2014 “dixxons.com is niet van mij”.
Op 16 juni 2014 doet de heer [benadeelde partij 205] aangifte van internetoplichting via dixxons.com. Uit de aangifte blijkt onder andere dat de aangever na het plaatsen van zijn bestelling een e-mailbericht heeft ontvangen van [e-mailadres 10], een e-mailadres dat aan de verdachte wordt gekoppeld.
Hoewel het voorgaande de nodige vragen oproept, is het hof van oordeel dat op basis van het voorgaande onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkels dixxons.nl en dixxons.com. Het hof zal de verdachte dan ook van deze onderdelen vrijspreken.
Conclusie
Het hof acht zoals hiervoor weergegeven wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in januari 2015 schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de genoemde elf aangevers met betrekking tot de malafide webwinkels dixons-nederland.com, dixons-shop.com en dixonswebshop.com. Van betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde oplichtingen met betrekking tot de malafide webwinkels dixons-aanbieding.com, dixons-aanbiedingen.com, dixons-dagdeal.com, dixons-dagdeals.com, dixons-dagdeals.nl, dixons-sale.com, dixonssale.com, dixons-store.com, dixons-winkel.com, dixxons.nl, dixxons.com, dixonsdeals.be en dixons-discounter.com is naar het oordeel van het hof niet gebleken. Van deze onderdelen spreekt het hof de verdachte derhalve vrij.
Feiten 6 en 7 (Zaaksdossier 7: Simyo)
De verdachte wordt in dit deelonderzoek zowel oplichting (feit 6) als computervredebreuk (feit 7) verweten. Zo zou hij twee personen middels valse webwinkels - nabootsingen van de webwinkel van het bedrijf Simyo - hebben opgelicht. Daarnaast zou hij, eenmaal in het bezit gekomen van de daartoe benodigde gegevens, onbevoegdelijk hebben ingelogd in de bankieromgeving van mevrouw
[benadeelde partij 321] met als doel haar geld naar een ander over te boeken. Een geldbedrag van € 8.000,- was door de verdachte daartoe al “klaargezet”. Deze beoogde overboeking heeft uiteindelijk door haar snelle handelen niet plaatsgevonden.
De verdachte heeft steeds, zo ook ter terechtzitting in hoger beroep, gezwegen. De verdediging heeft zich namens de verdachte ten aanzien van deze twee feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof.
In eerste aanleg zijn beide feiten grotendeels overeenkomstig het tenlastegelegde bewezenverklaard.
Het hof zal dat ook doen, aangezien daartoe voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat.
Twee punten moeten nog wel worden beoordeeld.
De verdachte wordt onder feit 6 verweten twee personen te hebben opgelicht: [benadeelde partij 320] en [benadeelde partij 321]. De rechtbank heeft de verdachte partieel vrijgesproken ten aanzien van [benadeelde partij 320]. Het hof sluit zich, evenals de advocaten-generaal, hierbij aan. De oplichting waarvan [benadeelde partij 320] aangifte heeft gedaan valt namelijk buiten de tenlastegelegde periode.
De advocaten-generaal stellen - kort samengevat - dat steeds sprake is geweest van medeplegen, reeds omdat de verdachte onderdeel uitmaakte van een dadergroep. Dat standpunt is echter al eerder door het hof verworpen.
Voor zover de verdachte inzake beide feiten al met anderen zou hebben samengewerkt, kan die samenwerking niet als medeplegen worden geduid.
Feiten 8 en 9 (Zaaksdossier 11: Topprice)
De verdachte wordt verweten dat hij middels nagemaakte, op echt lijkende webwinkels, meerdere personen heeft opgelicht (feit 8). In dit deelonderzoek betreft het nabootsingen die moesten doorgaan voor de bonafide webwinkel van het bedrijf TopPrice24. Daarnaast zou hij de bank- en inloggegevens van verschillende klanten onbevoegdelijk hebben weten te bemachtigen (door daar
- met enige druk - misleidend om te vragen in chatgesprekken vanuit genoemde webwinkels), om vervolgens daarmee in te loggen in hun internetbankierenomgevingen (feit 9).
De verdachte heeft zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht. In eerste aanleg is geen verweer gevoerd. In eerste aanleg zijn beide feiten grotendeels overeenkomstig het ten laste gelegde bewezenverklaard. Het verweer in hoger beroep beperkt zich tot de ontkenning van het verweten medeplegen.
Evenals de rechtbank acht het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot bewezenverklaring van beide feiten te komen. Wel resteert een beoordeling van het tenlastegelegde medeplegen en van de partiële vrijspraak door de rechtbank ten aanzien van drie bij naam genoemde aangevers onder feit 8.
Het verweer dat geen sprake is geweest van medeplegen is in zijn algemeenheid gevoerd, het ziet op alle feiten die op de dagvaarding staan. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt. Het is kennelijk gericht tegen het standpunt van de advocaten-generaal dat de verdachte onderdeel uitmaakte van een dadergroep en dat om die reden het medeplegen steeds een gegeven is. Dat standpunt is echter al eerder door het hof verworpen.
Ten aanzien van de onder 8 tenlastegelegde oplichtingen volgt uit het dossier dat de verdachte met anderen heeft samengewerkt om zo het slagen van de oplichtingen mogelijk te maken. Die samenwerking moet als medeplegen worden geduid. Zo blijkt bijvoorbeeld uit het dossier dat de verdachte niet beschikte over voldoende (digitale) vaardigheden om een functionerende (OpenCart) webwinkel op te zetten, en zoekende was naar iemand om dat voor hem te doen. Uiteindelijk is de verdachte daarin ook geslaagd, de betreffende webwinkel (www.topprice24.info) is online gekomen en heeft ook een slachtoffer gemaakt (mevrouw [slachtoffer 6]).
Daarnaast is hij ook op zoek gegaan naar verschillende accounts, en die zijn vervolgens aan hem verstrekt. Een voorbeeld daarvan vormt de uiteindelijk nagemaakte webwinkel www.toprice24.com (bevat een enkele “p”). Ook die webwinkel is vervolgens online gekomen en heeft slachtoffers gemaakt (mevrouw [slachtoffer 7], mevrouw
[slachtoffer 8] en de heer [slachtoffer 9]).
Ten aanzien van feit 9, de computervredebreuk, heeft de rechtbank vastgesteld dat geen sprake is geweest van medeplegen. Het hof sluit zich daarbij aan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het de verdachte alléén is geweest die onbevoegdelijk heeft ingelogd in de Rabobank computers (om zo toegang te krijgen tot de internetbankierenomgeving van zijn slachtoffers). Voor zover de verdachte al met anderen zou hebben samengewerkt inzake dit feit, kan die samenwerking niet als medeplegen worden geduid.
De rechtbank heeft partieel vrijgesproken met betrekking tot de aangevers de heer [aangever 5], de heer
[benadeelde partij 374] en mevrouw [aangeefster 6]. Dit omdat hun aangiften niet rechtstreeks kunnen worden gekoppeld aan een specifieke, door de verdachte nagemaakte, op echt lijkende malafide webwinkel.
Het hof komt echter wel tot een bewezenverklaring. De drie aangevers hebben allen verklaard in de laatste dagen van het jaar 2015 te zijn opgelicht via een webwinkel die, achteraf gezien, dus niet de bonafide webwinkel van TopPrice24 bleek te zijn. In hun aangiften hebben de aangevers echter geen specifieke website (of internetadres) genoemd. Om die reden kan inderdaad niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is geweest van interactie tussen de aangevers en een van de specifieke door de verdachte nagemaakte malafide webwinkels. Daar staat echter tegenover dat zij allen hebben verklaard te hebben gecommuniceerd met het e-mailadres “Phonespotklantenserve@gmail.com”. Reeds eerder heeft het hof vastgesteld dat dit e-mailadres door de verdachte is gebruikt. Daarom komt het hof ook met betrekking tot de genoemde drie aangevers tot bewezenverklaring van dit feit.
Feiten 10 en 11 (Zaaksdossier 12: scrypt.cc)
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk ten aanzien van één of meer computers en/of servers van scrypt.cc en het medeplegen van de diefstal van BTC 629,95 toebehorende aan scrypt.cc.
De verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep verklaard: “(...) ik weet niet hoe ik toegang heb gekregen tot de site. Het klopt dat ik het heb gedaan”. De raadsman heeft bij pleidooi met betrekking tot deze zaak slechts opgemerkt geen commentaar te hebben. Het hof zal het onder 12 tenlastegelegde derhalve bewezen verklaren en volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feiten 12 en 13 (Zaaksdossier 13: HoogstraAutosport)
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 12 tenlastegelegde computervredebreuk. Hij is vrijgesproken van de onder 13 tenlastegelegde poging tot afpersing. De advocaten-generaal hebben bij requisitoir verklaard zich neer te leggen bij deze vrijspraak. Derhalve zal het openbaar ministerie wat deze vrijspraak betreft niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep; het hof ziet geen ambtshalve gronden voor inhoudelijke beoordeling.
Ten aanzien van de verdachte geldt het volgende. Het hoger beroep is namens hem onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal daarom de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze vrijspraak.
De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard zich niets meer van deze feiten te herinneren maar dat het wel mogelijk is dat een kopie van de website van Hoogstra Autosport op zijn laptop is aangetroffen. De raadsman heeft bij pleidooi met betrekking tot deze zaak slechts opgemerkt geen commentaar te hebben.
Het hof zal het onder 12 tenlastegelegde derhalve bewezen verklaren en volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feiten 14, 15, 16 en 17 (Zaaksdossier 14: Phonespot.nl)
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan computervredebreuk ten aanzien van Phonespot.nl, oplichting van [slachtoffer 10] met behulp van de website van Phonespot.nl, het verwerven en voorhanden hebben van toegangscodes tot geautomatiseerde werken van Phonespot B.V. en poging tot afpersing van [slachtoffer 2]. Hij is ervan vrijgesproken bij een en ander tezamen en in vereniging met een ander of anderen te hebben gehandeld.
De advocaten-generaal hebben bij requisitoir verklaard zich neer te leggen bij deze partiële vrijspraak.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard zich niets meer van deze feiten te herinneren. De raadsman heeft bij pleidooi met betrekking tot deze zaak slechts opgemerkt geen commentaar te hebben. Het hof zal het tenlastegelegde derhalve bewezen verklaren en volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feiten 18 en 19 (Zaaksdossier 15: Sanitairfiliaal)
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan computervredebreuk ten aanzien van Het Sanitairfiliaal, [slachtoffer 3], Interieur van nu en [slachtoffer 4] en oplichting van [slachtoffer 5] op 1 november 2014.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard zich niets meer van deze feiten te herinneren. De raadsman heeft bij pleidooi met betrekking tot deze zaak slechts opgemerkt geen commentaar te hebben. Het openbaar ministerie heeft verzocht de veroordelingen in stand te laten. Het hof zal het tenlastegelegde derhalve bewezen verklaren en volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 20 (Zaaksdossier: Witwassen)
De verdachte wordt verweten dat hij zich, al dan niet als medepleger, schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een drietal voorwerpen: een geldbedrag (€ 1.065,-), een Piaggio-bromfiets en een LG-televisie.
In eerste aanleg is het witwassen bewezenverklaard in die zin dat de verdachte (niet zijnde een medepleger) ten tijde van het voorhanden krijgen van deze voorwerpen wist dat deze van enig - en wel eigen - misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte het geld slechts voorhanden heeft gehad, hetgeen maakt dat dit - nu het gaat om inkomsten uit eigen misdrijf - niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Dit omdat “het enkel voorhanden hebben van met misdrijven verdiend geld geen verbergen of verhullen van de criminele herkomst inhoudt”. Het hof begrijpt deze overweging aldus dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat de gedragingen van de verdachte erop gericht zijn geweest de criminele herkomst van het geld te verbergen of te verhullen. Nu kwalificatie als witwassen niet mogelijk was, is de verdachte op dit punt van alle rechtsvervolging ontslagen (OVAR).
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen verweer gevoerd. Volstaan is met “geen commentaar”.
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de kwalificatie-uitsluitingsgrond heeft toegepast.
De rechtbank heeft, evenals het hof (zie feit 11), vastgesteld dat de verdachte een groot aantal bitcoins heeft gestolen. Vervolgens heeft hij allerlei stappen doorlopen om de buitgemaakte bitcoins om te zetten in ander geld en daarbij technieken ingezet die zijn digitale sporen leidende naar de diefstal verhulden. Bitcoins werden verplaatst en werden uiteindelijk door de verdachte aan de dienstverlener Anycoin Direct verkocht. De opbrengsten van die verkoop-transacties werden uitgekeerd op de bankrekening van de verdachte. In totaal gaat het om een bedrag van ongeveer € 50.000,-.
De verdachte heeft omstreeks 24 juni 2015 genoemde scooter gekocht voor een bedrag van € 4.069,-. Een dag later kocht hij genoemd televisiescherm voor een bedrag van € 1.599,-.
Gebleken is dat zijn enige legale inkomstenbron in die periode zijn maandelijkse Wajong-uitkering van € 582,69 was. Nu de verdachte dit niet betwist, mag daarom worden aangenomen dat de verdachte zijn eigen misdrijf-opbrengsten heeft aangewend om deze voorwerpen te verwerven. Het witwassen van die voorwerpen kan daarom worden bewezenverklaard en vervolgens ook als zodanig worden gekwalificeerd.
Dit oordeel strekt zich ook uit tot het geldbedrag.
Evenals de rechtbank gaat het hof ervan uit dat dit geld afkomstig moet zijn geweest van enig door de verdachte gepleegd misdrijf.
Het hof komt echter tot het oordeel dat mag worden aangenomen dat, daar waar de verdachte zijn misdrijfopbrengsten te gelde heeft gemaakt, dat steeds het eindresultaat is geweest van elkaar opeenvolgende verbergings- en/of verhullingshandelingen.
Het hof heeft reeds bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal vermogensdelicten.
Wat betreft de bitcoindiefstal blijkt uit het proces-verbaal dat is opgemaakt met betrekking tot de zaak scrypt.cc onder meer het volgende.
Van door scrypt.cc beheerde bitcoinadressen is BTC 199,998 overgemaakt naar de volgende twee bitcoinadressen die deel uitmaken van een lijstje van acht bitcoinadressen waar de scrypt.cc-bitcoins volgens de administrator van scrypt.cc op terecht zouden zijn gekomen:
  • [bitcoinadres 1]
  • [bitcoinadres 2]
Op de HP laptop is het programma Multibit aangetroffen waarmee wallets kunnen worden beheerd. Uit de logbestanden van Multibit blijkt dat onder meer deze vier transacties hebben plaatsgevonden:
  • 21 juni, 23:53 BTC 149,999 naar [bitcoinadres 2] in de wallet ‘naamlossos.wallet’;
  • 21 juni, 23:49 BTC 49,999 naar [bitcoinadres 1] in de wallet ‘REDDO.wallet’;
  • 24 juni, BTC 150,001 van [bitcoinadres 2] in de wallet ‘naamlossos.wallet’ naar bitcoinadres
  • 24 juni, BTC 45,9001 van [bitcoinadres 1] in de wallet ‘REDDO.wallet’ naar bitcoinadres
Het bitcoinadres
[bitcoinadres 3]is diverse malen gebruikt voor het overboeken van bitcoins naar Anycoin Direct. Tussen 22 juni en 15 augustus 2015 heeft de verdachte aldus voor € 48.203,99 aan bitcoins bij Anycoin Direct omgewisseld.
De geldelijke opbrengst van die diefstal was zelfs na de aanschaf van de scooter en het televisiescherm nog niet opgesoupeerd. Als het gaat om de bewezenverklaarde - kort gezegd - oplichtingen via internet zijn eveneens methodieken ingezet om sporen te verhullen, zoals aldaar ook uitvoerig besproken. Kort genoemd kan worden de inzet van moneymules.
Behoudens aanwijzingen van het tegendeel, die het dossier niet biedt en waarover de verdachte ook niets heeft verklaard, mag het er - gelet op al het bovenstaande - voor worden gehouden dat de herkomst van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag als gevolg van genoemde elkaar opeenvolgende handelingen is verborgen en/of verhuld. Dat maakt dat ook dit geldbedrag is witgewassen en dat het te dien aanzien bewezenverklaarde vervolgens ook als zodanig kan worden gekwalificeerd.
Bewezenverklaring
De volledige tekst van de bewezenverklaring is opgenomen in bijlage II en aan dit arrest gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande - kort samengevat - dat:
feit 2 (Marktplaats)
in de periode van 13 maart 2014 tot en met 26 oktober 2015 zich schuldig gemaakt aan het plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Marktplaats- en Admarkt-accounts;

feit 3 (Marktplaats)

in de periode van 13 maart 2014 tot en met 26 oktober 2015 zich schuldig gemaakt aan het plegen van:
- manipulatie van computergegevens ten aanzien van Marktplaats- en Admarkt-accounts;
feit 4 (BCC)
in de periode van 13 tot en met 29 maart 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- oplichting van tenminste twee personen met behulp van malafide webwinkels die leken op de webwinkel van BCC;

feit 5 (Dixons)

in de periode van 5 tot en met 26 januari 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan:
- oplichting van tien personen met behulp van malafide webwinkels die leken op de webwinkels van Dixons;
feit 6 (Simyo)
op 3 en 4 mei 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan:
- oplichting van [benadeelde partij 321] met behulp van een malafide webwinkel die leek op de webwinkel van Simyo;
feit 7 (Simyo)
op 4 mei 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van [benadeelde partij 321] en ABN AMRO Bank;
feit 8 (Topprice24)
in de periode van 1 tot en met 31 december 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan:
- het oplichten van tien personen, en ook aan het oplichten van [slachtoffer 6], alles met behulp van malafide webwinkels die leken op de webwinkel van Topprice24;
feit 9 (Topprice24)
in de periode van 7 tot en met 20 december 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van drie met name genoemde personen en de Rabobank;
feit 10 (Scrypt.cc)
op 21 en 22 juni 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Scrypt.cc;
feit 11 (Scrypt.cc)
op 21 en 22 juni 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van:
- diefstal van BTC 629,95 van Scrypt.cc;
feit 12 (Hoogstra Autosport)
in de periode van 1 tot en met 12 juni 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Hoogstra Autosport en [slachtoffer 1];
feit 14 (Phonespot)
in de periode van 11 tot en met 17 november 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Phonespot;
feit 15 (Phonespot)
op 11 en 12 november 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- oplichting van [slachtoffer 10] met behulp van een malafide webwinkel die leek op de webwinkel van Phonespot;
feit 16 (Phonespot)
in de periode van 11 tot en met 17 november 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- het verwerven en voorhanden hebben van toegangscodes tot geautomatiseerde werken van Phonespot;
feit 17 (Phonespot)
in de periode van 11 tot en met 17 november 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- poging tot afpersing van [slachtoffer 2];
feit 18 (Het Sanitairfiliaal, Interieur van Nu en Vendiweb)
in de periode van 31 oktober 2014 tot en met 10 november 2014 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- computervredebreuk ten aanzien van Het Sanitairfiliaal, [slachtoffer 3], Interieur van nu en [slachtoffer 4];
feit 19 (Het Sanitairfiliaal, Interieur van Nu en Vendiweb)
op 1 november 2017 zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van:
- oplichting van [slachtoffer 5];
feit 20 (witwassen)
in de periode van 25 juni 2015 tot en met 26 oktober 2015 zich heeft schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van:
- witwassen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin Sv wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 bewezenverklaarde levert op:
feit 2 (Marktplaats)
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 3 (Marktplaats)
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen en worden verwerkt en worden overgedragen, veranderen en andere gegevens toevoegen, meermalen gepleegd;
feit 4 (BCC)
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 5 (Dixons)
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 6 (Simyo)
oplichting;
feit 7 (Simyo)
computervredebreuk;
feit 8 (Topprice24)
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 9 (Topprice24)
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 10 (Scrypt.cc)
medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dadervervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden
verwerkt of overgedragen, door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt en opneemt, meermalen gepleegd;
feit 11 (Scrypt.cc)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 12 (Hoogstra Autosport)
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt en opneemt, meermalen gepleegd;
feit 14 (Phonespot)
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt en opneemt, meermalen gepleegd;
feit 15 (Phonespot)
oplichting;
feit 16 (Phonespot)
het, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede lid of derde lid Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of daarmee vergelijkbare gegevens - waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of deel daarvan -, verwerven en voorhanden hebben;
feit 17 (Phonespot)
poging tot afpersing;
feit 18 (Het Sanitairfiliaal, Interieur van Nu en Vendiweb)
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt en opneemt, meermalen gepleegd;
feit 19 (Het Sanitairfiliaal, Interieur van Nu en Vendiweb)
oplichting;
feit 20 (witwassen)
witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Standpunten
De advocaten-generaal hebben – overeenkomstig het overgelegde schriftelijk requisitoir - gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 13 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tot en met 12 en 14 tot en met 20 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaten-generaal hebben daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen bepleit dat - indien het hof tot een bewezenverklaring mocht komen – het hof rekening dient te houden met het gegeven dat de verdachte werk heeft en zich sinds zijn invrijheidstelling niet meer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en verzoekt het hof aan te sluiten bij in de pleitaantekeningen genoemde vergelijkbare zaken.
Ernst van de feiten
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim anderhalf jaar schuldig gemaakt aan computervredebreuk en manipulatie van computergegevens ten aanzien van de accounts van adverteerders op een advertentieplatform. Dat deed hij door met gephishte gegevens in te loggen op Marktplaats-accounts en via die accounts advertenties op marktplaats.nl te plaatsen. Daarop voortbouwend heeft hij zich schuldig gemaakt aan grootschalige oplichting van consumenten door middel van die juist daartoe opgezette webwinkels, waarbij door die consumenten bestelde en betaalde goederen niet werden geleverd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van toegangscodes tot accounts en aan witwassen. Een deel van deze feiten is gepleegd in vereniging met een of meer andere verdachten.
Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, is de verdachte daarbij planmatig, professioneel en geraffineerd te werk gegaan: de door de verdachte gebruikte malafide webwinkels zagen er zo goed uit dat ze niet of nauwelijks waren te onderscheiden van de echte webwinkels van gerenommeerde bedrijven als BCC en Dixons. Consumenten hadden, nadat zij via een betrouwbaar ogende advertentie op marktplaats.nl werden doorgelinkt, dan ook niet door dat zij op een frauduleuze website waren beland. In goed vertrouwen kochten zij artikelen, betaalden op een door de verdachte opgegeven bankrekeningnummer waarna levering van de bestelde producten uitbleef. Dat resulteerde in financiële schade tot in een enkel geval wel duizenden euro’s per slachtoffer.
In enkele gevallen schroomde de verdachte niet om slachtoffers, nadat die hadden betaald voor hun bestelling, per e-mailbericht te laten weten dat er bij de betaling iets was misgegaan en hen door middel van een zogenaamde retourlink nogmaals te laten betalen.
Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen van een groot aantal slachtoffers en hen financiële schade toegebracht, maar ook in algemene zin het vertrouwen van gebruikers van een populair advertentieplatform in het doen van online aankopen via dat platform ondermijnd. Waar het aankoopgedrag van consumenten al vele jaren een meer online karakter krijgt en aldus steeds meer een integraal en substantieel onderdeel van de economie wordt, vormt dit een belemmering van de online detailhandel. Daarnaast beschadigt het daarmee het vertrouwen dat alle betrokkenen moeten kunnen stellen in het maatschappelijk en economisch verkeer via het internet.
De verdachte heeft zich bij zijn handelen enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers of voor de maatschappij in het algemeen.
Het hof neemt de verdachte dit alles ernstig kwalijk.
In strafverzwarende zin houdt het hof bovendien rekening met het feit dat de verdachte in een aantal gevallen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers door het persoonlijk contact voorafgaand aan hun betalingshandelingen en het misbruik van vertrouwen daarbij. Als strafverzwarend beschouwt het hof ook de planmatige en professionele werkwijze bij het plegen van de onderhavige feiten en de omstandigheid dat een deel daarvan is gepleegd in vereniging met een of meer medeverdachten.
Justitiële documentatie
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2021, waaruit blijkt dat hij eerder – zij het langere tijd geleden - onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
Tevens heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden zoals op de terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
Redelijke termijn
De advocaten-generaal hebben betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: ‘EVRM’) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de inleidende dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Met betrekking tot de redelijke termijn in hoger beroep overweegt het hof als volgt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn in de fase van eerste aanleg en in hoger beroep wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meer in het bijzonder ook de mate waarin die termijn in eerste aanleg is overschreden, kan die overschrijding ook worden gecompenseerd door een voortvarende behandeling in hoger beroep, mits de procedures in eerste aanleg en hoger beroep tezamen niet meer dan vier jaar in beslag hebben genomen.
Het hof overweegt met betrekking tot het totale procesverloop in deze zaak het volgende.
De verdachte is op 26 oktober 2015 in verzekering gesteld. Het vonnis waarvan beroep is op 22 december 2017 uitgesproken. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met 2 maanden overschreden.
Namens de verdachte is op 4 januari 2018 hoger beroep ingesteld. Het arrest wordt op 26 augustus 2021 uitgesproken. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 19 maanden overschreden.
Het hof is van oordeel, gelet op genoemd procesverloop, dat de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep in ernstige mate, te weten met in totaal 21 maanden, is overschreden. Ondanks de ingewikkeldheid en de omvang van de zaak en gelet op het feit dat er door en namens de verdachte geen onderzoekswensen zijn gedaan, is het hof van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
Voor feiten als de onderhavige kan, gezien de ernst, het aantal en de duur van de periode waarin zij zijn gepleegd en het grote aantal gedupeerden en ondanks de ouderdom van de feiten, niet met een andersoortige straf dan een langdurige gevangenisstraf worden volstaan. Ook vanuit een oogpunt van generale preventie acht het hof een langdurige gevangenisstraf passend en noodzakelijk.
Het hof is dan ook - alles overwegende – van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 39 maanden een passende en geboden reactie vormt, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft een uitzonderlijk groot aantal personen zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden (im)materiële schade. Gesteld voor de uitdaging om enerzijds recht te doen aan al die vorderingen en anderzijds de leesbaarheid c.q. begrijpelijkheid van dit arrest te dienen en tegelijk een balans te vinden tussen de overwegingen en de beslissingen die specifiek betrekking hebben op de veelheid en verscheidenheid van de vorderingen van elk van de benadeelde partijen binnen de beoordeling van de strafzaak als geheel, heeft het hof ervoor gekozen aan elk van de benadeelde partijen een nummer te koppelen. Na vooropstelling en aanduiding van de namen van de benadeelde partijen zal het hof op de vorderingen ingaan met vermelding van deze nummers, voor zover mogelijk ingedeeld in clusters van vorderingen waarop dezelfde uitgangspunten van toepassing zijn:
BCC
[benadeelde partij 2] (2), [benadeelde partij 3] (3), [benadeelde partij 4] (4), [benadeelde partij 7] (7), [benadeelde partij 8] (8), [benadeelde partij 10] (10), [benadeelde partij 11] (11), [benadeelde partij 12] (12), [benadeelde partij 13] (13), [benadeelde partij 14] (14), [benadeelde partij 15] (15), [benadeelde partij 16] (16), [benadeelde partij 17] (17), [benadeelde partij 19] (19), [benadeelde partij 20] (20), [benadeelde partij 21] (21), [benadeelde partij 22] (22), [benadeelde partij 23] (23), [benadeelde partij 25] (25), [benadeelde partij 26] (26), [benadeelde partij 27] (27), [benadeelde partij 28] (28), [benadeelde partij 29] (29), [benadeelde partij 30] (30), [benadeelde partij 31] (31), [benadeelde partij 32] (32), [benadeelde partij 33] (33), [benadeelde partij 35] (35), [benadeelde partij 38] (38), [benadeelde partij 39] (39), [benadeelde partij 40] (40), [benadeelde partij 41] (41), [benadeelde partij 43] (43), [benadeelde partij 45] (45), [benadeelde partij 48] (48), [benadeelde partij 49 (49), [benadeelde partij 52] (52), [benadeelde partij 55] (55), [benadeelde partij 57] (57);
Dixons
[benadeelde partij 128] (128), [benadeelde partij 129] (129), [benadeelde partij 130] (130), [benadeelde partij 131] (131), [benadeelde partij 132] (132), [benadeelde partij 133] (133),
[benadeelde partij 134] (134), [benadeelde partij 135] (135), [benadeelde partij 136] (136), [benadeelde partij 138] (138), [benadeelde partij 139] (139), [benadeelde partij 143] (143), [benadeelde partij 144] (144), [benadeelde partij 145] (145), [benadeelde partij 147] (147), [benadeelde partij 148] (148), [benadeelde partij 149] (149), [benadeelde partij 150] (150), [benadeelde partij 152] (152), [benadeelde partij 153] (153), [benadeelde partij 155] (155), [benadeelde partij 158] (158), [benadeelde partij 160] (160), [benadeelde partij 162] (162),
[benadeelde partij 163] (163), [benadeelde partij 164] (164), [benadeelde partij 169] (169), [benadeelde partij 171] (171), [benadeelde partij 172] (172), [benadeelde partij 173] (173),
[benadeelde partij 174] (174), [benadeelde partij 177] (177), [benadeelde partij 178] (178), [benadeelde partij 179] (179), [benadeelde partij 180] (180), [benadeelde partij 181] (181),
[benadeelde partij 183] (183), [benadeelde partij 184] (184), [benadeelde partij 185] (185), [benadeelde partij 186] (186), [benadeelde partij 187] (187), [benadeelde partij 190] (190),
[benadeelde partij 191] (191), [benadeelde partij 192] (192), [benadeelde partij 193] (193),
[benadeelde partij 195] (195), [benadeelde partij 196] (196), [benadeelde partij 197] (197), [benadeelde partij 198] (198), [benadeelde partij 199] (199), [benadeelde partij 200] (200),
[benadeelde partij 201] (201), [benadeelde partij 202] (202), [benadeelde partij 203] (203), [benadeelde partij 204] (204), [benadeelde partij 205] (205), [benadeelde partij 206] (206), [benadeelde partij 207] (207), [benadeelde partij 208] (208), [benadeelde partij 209] (209),
[benadeelde partij 210] (210), [benadeelde partij 211] (211), [benadeelde partij 212] (212), [benadeelde partij 213] (213), [benadeelde partij 215] (215), [benadeelde partij 217] (217),
[benadeelde partij 218] (218), [benadeelde partij 219] (219), [benadeelde partij 220] (220), [benadeelde partij 221] (221), [benadeelde partij 222] (222), [benadeelde partij 224] (224),
[benadeelde partij 225] (225), [benadeelde partij 226] (226), [benadeelde partij 229] (229), [benadeelde partij 231] (231), [benadeelde partij 233] (233), [benadeelde partij 235] (235),
[benadeelde partij 236] (236), [benadeelde partij 237] (237), [benadeelde partij 238] (238), [benadeelde partij 239] (239), [benadeelde partij 240] (240), [benadeelde partij 242] (242),
[benadeelde partij 243] (243), [benadeelde partij 244] (244), [benadeelde partij 246] (246), [benadeelde partij 247] (247), [benadeelde partij 248] (248), [benadeelde partij 249] (249),
[benadeelde partij 250] (250), [benadeelde partij 251] (251), [benadeelde partij 252] (252), [benadeelde partij 254] (254), [benadeelde partij 255] (255), [benadeelde partij 256] (256), [benadeelde partij 258] (258);
Simyo
[benadeelde partij 320] (320), [benadeelde partij 321] (321);
Topprice[benadeelde partij 370] (370), [benadeelde partij 371] (371), [benadeelde partij 373] (373), [benadeelde partij 374] (374), [benadeelde partij 375] (375).
In bijlage III bij dit arrest is vermeld tot welk bedrag – vermeerderd met de wettelijke rente - de benadeelde partijen een vordering hebben ingediend.
In eerste aanleg zijn de benadeelde partijen
niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De volgende benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gesteld voor het bedrag van hun oorspronkelijke vordering, tenzij in bijlage III expliciet vermeld wordt dat zij zich voor een ander bedrag hebben gesteld. Zoals reeds eerder vermeld worden de benadeelde partijen voor de leesbaarheid van dit arrest in het vervolg aangeduid met het hiervoor achter hun naam vermelde nummer:
BCC
2 t/m 4, 7, 8, 11 t/m 14, 16, 17, 19, 21, 26, 27, 29, 30 t/m 32, 35, 38 t/m 41 43, 48, 49, 52, 55 en 57;
Dixons
129 t/m 133, 135, 136, 138, 143, 144, 148, 149, 152, 153, 155, 158, 162, 163, 169, 171 t/m 174, 177, 179, 180, 183 t/m 187, 190, 192, 193, 196, 199 t/m 204, 207, 209 t/m 211, 213, 215, 217 t/m 219, 221, 222, 225, 226, 229, 231, 233, 236 t/m 239, 242, 247 t/m 252, 254 t/m 256, 258;
Simyo
320 en 321;
Topprice370 en 373 t/m 375.
In hoger beroep is hun vordering derhalve aan de orde tot het bedrag van hun oorspronkelijke vordering - tenzij in bijlage III expliciet vermeld wordt dat zij zich voor een ander bedrag hebben gesteld.
De volgende benadeelde partijen hebben zich opnieuw gevoegd in hoger beroep, maar hebben op het geretourneerde wensenformulier niet het parketnummer van onderhavige strafzaak vermeld:
BCC
20, 25;
Dixons
150, 195, 205, 243 en 246.
Deze benadeelde partijen hebben zich derhalve enkel gevoegd in het hoger beroep in de strafzaken van de medeverdachten, waardoor deze vorderingen thans in onderhavige strafzaak niet meer aan de orde zijn.
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het geheel niet opnieuw gevoegd in hoger beroep, waardoor ook die vorderingen thans niet meer aan de orde zijn:
BCC10, 15, 22, 23, 28, 33 en 45;
Dixons128, 134, 139, 145, 147, 160, 164, 173, 178, 181, 191, 206, 208, 212, 220, 224, 235, 240 en 244;
Topprice
371 en 374.
De advocaten-generaal hebben ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen een standpunt ingenomen, overeenkomstig het door hen als bijlage bij de overgelegde en in het procesdossier gevoegde vorderingen gehechte Excel-bestand. Zij hebben in het geval van toewijzing geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen een standpunt ingenomen, overeenkomstig de door de verdediging overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen behorende bij zaaksdossier BCC is namens de verdachte verzocht de benadeelde partijen met nummers 38 tot en met 41, 43, 48, 49, 52, 55 en 57 niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen behorende bij zaaksdossier Dixons heeft de verdediging zich met betrekking tot de benadeelde partijen met nummers 186, 190, 196, 197 en 203 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Met betrekking tot de overige benadeelde partijen behorende bij het zaaksdossier Dixons is namens de verdachte verzocht de benadeelde partijen met nummers 185, 187, 198, 199, 204, 205, 207, 209, 210, 211, 213, 215, 217, 218, 219, 221, 222, 225, 226, 229, 231, 233, 236, 237, 238, 239, 242, 243, 246 en 247 niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen behorende bij zaaksdossier Simyo heeft de verdediging aangevoerd dat - mocht het hof tot een veroordeling komen - de benadeelde partij met nummer 321 ontvankelijk is in haar vordering. Met betrekking tot de benadeelde partij met nummer 320 heeft de verdediging geen standpunt ingenomen. De vorderingen van de benadeelde partijen behorende bij zaaksdossier Topprice zijn door de verdediging niet anders dan in verband met vrijspraak van het betreffende feit betwist.
Het hof overweegt ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen als volgt.
Geheel of gedeeltelijk toewijzen
Nu uit het procesdossier blijkt dat in sommige gevallen niet uitsluitend de verdachte, maar ook de medeverdachten en andere personen, oplichtingen hebben gepleegd via dezelfde malafide webwinkels, dient het hof voor alle vorderingen van de benadeelde partijen vast te stellen of er een causaal verband bestaat tussen de door die benadeelde partij geleden schade en de door de verdachte gepleegde oplichtingen. Enkel het feit dat een benadeelde partij schade heeft geleden ten gevolge van een oplichting gepleegd via een malafide webwinkel die is opgenomen in de bewezenverklaring van de verdachte, acht het hof hiervoor onvoldoende. Het hof heeft daarom de volgende criteria gebezigd om tot toewijzing van een vordering te komen.
Ten eerste heeft het hof in zijn oordeel betrokken of een vordering verband houdt met een malafide webwinkel in relatie waartoe het hof tot een bewezenverklaring is gekomen. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord, komt de vordering reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen die in de tenlastelegging als opgelichte personen zijn opgenomen en waarvan het hof tot een bewezenverklaring komt, kan er naar het oordeel van het hof van worden uitgegaan dat de verdachte aan de oplichting van de betreffende benadeelde partijen kan worden gekoppeld.
Voorts komen naar het oordeel van het hof voor toewijzing in aanmerking de vorderingen van de benadeelde partijen die weliswaar niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, maar waarvan uit de bewijsoverweging blijkt dat zij door de verdachte zijn opgelicht.
Voor toewijsbaarheid van de overige vorderingen gelden naar het oordeel van het hof de navolgende twee cumulatieve eisen:
- het bankrekeningnummer waarnaar een benadeelde partij geld heeft overgemaakt komt overeen met een bankrekeningnummer waarvan het hof heeft vastgesteld dat dit aan de verdachte is te koppelen, en
- de aanwezigheid van een ander aanknopingspunt dat de verdachte bij de betreffende oplichting betrokken is.
Uitgaande van voormelde criteria en rekening houdend met de inhoud van de aangiftes is het hof van oordeel dat de vorderingen van de hierna genoemde benadeelde partijen geheel of gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen:
BCC
bcc-winkel.com38, tot een bedrag van € 700,00
39, tot een bedrag van € 680,99
40, tot een bedrag van € 300,99
43, tot een bedrag van € 580,98
48, tot een bedrag van € 490,00
49, tot een bedrag van € 289,99
52, tot een bedrag van € 399,95
55, tot een bedrag van € 289,99
57, tot een bedrag van € 289,99
Dixons
dixons-nederland.com
186, tot het bedrag van € 1.400,00
187, tot het bedrag van € 400,00
190, tot het bedrag van € 500,00
dixons-shop.com
196, tot het bedrag van € 1.000,00
197, tot het bedrag van € 5.509,95
198, tot het bedrag van € 300,00
199, tot het bedrag van € 300,00
dixonswebshop.com
203, tot het bedrag van € 300,00
Simyo
simyo-aanbieding.ml
321, tot het bedrag van € 500,00
Topprice
topprice24.com370, tot een bedrag van € 1.350,00
top-price24.com
373, tot een bedrag van € 609,00
375, tot een bedrag van € 400,00.
Ten aanzien van de benadeelde partijen die hiervoor zijn vermeld onder het kopje bcc-winkel.com is het hof van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk dienen te worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof hebben voormelde benadeelde partijen aangetoond dat zij tot de vermelde toewijsbare bedragen materiële schade hebben geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Deze vorderingen van deze benadeelde partijen zullen derhalve tot die bedragen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf na te melden dag tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de in enkele gevallen gevorderde vergoeding van geleden immateriële schade, overweegt het hof als volgt.
In het licht van het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019 (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793,
NJ2019/379) over de vordering van de benadeelde partij, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2019 (HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376 (
EBI-arrest)), komt het hof tot het volgende oordeel.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten - voor zover in onderhavige zaak relevant - in geval van:
oogmerk om zodanige schade toe te brengen, bijvoorbeeld indien de verdachte iemand heeft gedood met het oogmerk aan de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen;
aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel,
2) door schade in zijn eer of goede naam, of
3) op andere wijze.
Het hof is van oordeel dat geen sprake is een situatie als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder a, BW, noch van lichamelijk letsel en evenmin van aantasting in eer of goede naam. Het hof dient derhalve te onderzoeken/vast te stellen of de benadeelde partijen op andere wijze in hun persoon zijn aangetast in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW.
Van de in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356). Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partijen die een beroep hebben gedaan op vergoeding van immateriële schade in onderhavige zaak geen concrete informatie hebben verstrekt waaruit het bestaan van enig geestelijk letsel als een in de psychiatrie erkend ziektebeeld naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, althans waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Echter, uit eerder aangehaalde rechtspraak blijkt dat ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, het niet is uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan, voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Gezien het civiele arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2004 (HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721 (
Oosterparkrellen), NJ 2005/391) komt het hof tot het oordeel dat de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zo moet worden uitgelegd dat het zal moeten gaan om een normschending die op min of meer rechtstreekse wijze een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van die persoon maakt. Dat het moet gaan om een misdrijf tegen een persoon impliceert dat de aantasting nauw verband moet houden met de persoonlijke rechten van de benadeelde. Het moet gaan om een normschending die naar zijn aard een fundamenteel persoonsbelang raakt: schending van de persoonlijke levenssfeer, schending van het recht op bewegingsvrijheid, enzovoorts.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat in onderhavige gevallen - hoewel het hof onderkent dat de oplichtingen bij de benadeelde partijen woede, frustratie en verdriet teweeg hebben gebracht - geen grond bestaat voor toewijzing van immateriële schade. Het hof zal de vorderingen van de benadeelde partijen die een vordering hebben ingediend ter vergoeding van immateriële schade derhalve afwijzen voor zover hun vordering betrekking heeft op gevorderde immateriële schade.
Voor het overige levert behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partijen voor het overige - in die gevallen waarin het hof heeft besloten tot een gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen - niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot vergoeding van de geleden schade. Deze kunnen in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Niet-ontvankelijk in verband met vrijspraken
Nu de verdachte ter zake van oplichting met betrekking tot onderstaande malafide webwinkels zal worden vrijgesproken, is het hof van oordeel dat de volgende benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard:
BCC
outlet-bcc.com2, 3, 4 en 8;
bcc-store.com11, 12, 13, 14, 16, 19, 21, 26, 27, 29, 30 en 32;
bcc-wk.com35;
Dixons
dixons-aanbieding.com129, 130, 131, 132, 135, 136 en 138;
dixons-dagdeals.com143, 144, 148, 149, 152, 153, 155, 158, 162,
163, 169, 171, 172, 174, 248 en 250;
dixons-discounter.com
177, 179, 180, 183, 184 en 251;
dixonssale.com
192 en 193;
dixons-store.com200 en 201;
dixons-winkel.com
204;
dixxons.com
207, 209, 210, 211, 213, 215, 217, 218, 219, 221, 222, 225, 226, 229, 231, 233, 236, 237, 238, 239 en 242;
dixxons.nl
247;
dixonsdeals.be
258.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen de vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof evenwel begroot op nihil.
Niet-ontvankelijk in verband met ontbreken causaliteit
Uit de aangiften van onderstaande benadeelde partijen blijkt niet, althans onvoldoende, op welke malafide webwinkel de met deze aangiften samenhangende oplichtingen betrekking heeft. Het hof zal deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering:
BCC
7 en 31;
Dixons133, 185, 202, 249, 252, 254, 255 en 256.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen de vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof evenwel begroot op nihil.
Niet-ontvankelijk in verband met tenlastegelegde periode
Uit onderstaande aangifte volgt dat de oplichting op
23 maart 2015 zou hebben plaatsgevonden, terwijl de tenlastegelegde periode van 3 mei 2015 tot en met
26 oktober 2015 loopt. Gelet op het voorgaande zal het hof onderstaande benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering:
Simyo
simyo.ga320.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen de vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof evenwel begroot op nihil.
Niet-ontvankelijk in verband met ontbreken koppeling verdachte
Het hof komt met betrekking tot onderstaande malafide webwinkel tot een bewezenverklaring ter zake van oplichting. Gelet op de inhoud van de aangifte en de onder het kopje “Geheel of gedeeltelijk toewijzen’ geformuleerde criteria is het hof echter van oordeel dat de navolgende benadeelde partij niet aan de verdachte kan worden gekoppeld. Deze benadeelde partij zal het hof derhalve niet-ontvankelijk verklaren in diens vordering:
BCC
bcc-winkel.com41.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen de vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof evenwel begroot op nihil.
Maatregel tot schadevergoeding
Nu vaststaat dat de verdachte ten aanzien van de volgende benadeelde partijen en voor de volgende bedragen aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente:
BCC
bcc-winkel.com38, tot een bedrag van € 700,00
39, tot een bedrag van € 680,99
40, tot een bedrag van € 300,99
43, tot een bedrag van € 580,98
48, tot een bedrag van € 490,00
49, tot een bedrag van € 289,99
52, tot een bedrag van € 399,95
55, tot een bedrag van € 289,99
57, tot een bedrag van € 289,99
Dixons
dixons-nederland.com
186, tot het bedrag van € 1.400,00
187, tot het bedrag van € 400,00
190, tot het bedrag van € 500,00
dixons-shop.com
196, tot het bedrag van € 1.000,00
197, tot het bedrag van € 5.509,95
198, tot het bedrag van € 300,00
199, tot het bedrag van € 300,00
dixonswebshop.com
203, tot het bedrag van € 300,00
Simyo
simyo-aanbieding.ml
321, tot het bedrag van € 500,00
Topprice
topprice24.com370, tot een bedrag van € 1.350,00
top-price24.com
373, tot een bedrag van € 609,00
375, tot een bedrag van € 400,00.
Beslag
Ten aanzien van de te nemen beslissing omtrent de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen hebben de advocaten-generaal zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie de in de beslaglijst ingenomen standpunten handhaaft.
Namens de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat hij graag de beschikking zou hebben over zijn laptops en de overige ter terechtzitting aan te geven gegevensdragers, nadat eventueel daarop aanwezige ‘verboden’ bestanden daarvan zijn verwijderd. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat deze gegevensdragers persoonlijke informatie bevatten zoals foto’s, persoonlijke berichten en dergelijke. Volgens de verdediging zou onttrekking aan het verkeer c.q. verbeurdverklaring van deze inbeslaggenomen gegevensdragers tot gevolg hebben dat andere (niet strafbare) bestanden verloren gaan, terwijl niet kan worden vastgesteld dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang en evenmin dat de andere gegevens een relatie hebben met het strafbare feit als bedoeld in artikel 33a en 36c Sr.
Het hof zal ten aanzien van de onder
3, 4, 5, 10, 11, 12, 15 en 17genummerde voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage IV),
de teruggave aan de verdachte gelasten.Uit het dossier wordt niet duidelijk dat er een verband is tussen deze voorwerpen en enig strafbaar feit.
Het hof zal ten aanzien van het onder
7genummerde voorwerp op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen,
de teruggave aan de medeverdachte [verdachte 3] gelasten, nu er in de jegens de verdachte bewezenverklaarde feiten geen aanleiding is om dit voorwerp verbeurd te verklaren of te onttrekken aan het verkeer.
Met betrekking tot het verzoek van de verdediging tot teruggave van de inbeslaggenomen laptops en de overige gegevensdragers, overweegt het hof als volgt.
Indien een verdachte gemotiveerd verzoekt om verstrekking van een of meer door de verdachte (duidelijk) omschreven gegevensbestanden die op de betreffende inbeslaggenomen gegevensdrager(s) zijn opgeslagen, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de strafvorderlijke en maatschappelijke belangen bij verbeurdverklaring enerzijds en de persoonlijke belangen van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de verzochte gegevensbestanden anderzijds.
Bij deze belangenafweging kunnen naar het oordeel van het hof onder meer de navolgende aspecten worden betrokken:
  • of, en zo ja: de mate waarin, door de verdachte informatie is verstrekt over het aantal gegevensbestanden waarop zijn verzoek ziet alsmede over de daarop betrekking hebbende bestandsnamen en bestandslocaties;
  • de (geschatte) technische en personele uitvoerbaarheid voor de betrokken opsporingsdienst die met het verzoek samenhangt alsmede het daarmee gemoeide tijdsbeslag;
  • het belang van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de betreffende gegevensbestanden alsmede de mate waarin de verdachte dat belang heeft onderbouwd;
  • de omstandigheid of de verdachte door zijn wijze van handelen c.q. wijze van opslag moet worden geacht zelf het risico te hebben aanvaard van vermenging van strafbare en niet-strafbare gegevensbestanden en/of dat (daardoor) de gegevensbestanden waarop het verzoek betrekking heeft niet dan wel slechts op onevenredig arbeidsintensieve wijze weer van de strafbare gegevensbestanden kunnen worden gescheiden (vgl. Gerechtshof Den Haag 22 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2019:391).
Naar het oordeel van het hof zijn door en namens de verdachte in onderhavig geval de persoonlijke belangen van de verdachte bij verkrijging van zijn gegevensdragers onvoldoende gemotiveerd. Dat had wel in de rede gelegen. Evenmin is door of namens de verdachte enige informatie verstrekt over het aantal gegevensbestanden waarop zijn verzoek ziet alsmede over de daarop betrekking hebbende bestandsnamen en bestandslocaties. Door of namens de verdachte is zelfs niet nader gespecificeerd welke bestanden op welke gegevensdrager zouden staan. Bovendien heeft de verdachte toegelaten dat foto’s en persoonlijke berichten werden vermengd met strafbare bestanden, doordat hij de laptops en andere gegevensdragers heeft gebruikt bij de bewezenverklaarde feiten.
Het hof wijst daarom het algemeen geformuleerde verzoek van de verdediging tot teruggave van de laptops en overige gegevensdragers af.
Het hof zal de onder
1, 2, 6, 8, 9, 13, 16, 18 en 19genummerde voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
verbeurd verklaren.Het hof is van oordeel dat de onder
1, 2, 6, 8, 9, 13, 16 en 18genummerde voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en geheel of grotendeels door middel van de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen, dan wel met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Wat het onder
19vermelde voorwerp, te weten een 3V-Visakaart, betreft is het hof van oordeel dat deze voor verbeurdverklaring in aanmerking komt. Dergelijke niet op naam staande prepaid betaalkaarten zijn populair onder oplichters, omdat zij het mogelijk maken om zonder moneymule anoniem te bankieren. Uit het feit dat deze 3V-Visakaarten in de woning van de verdachte zijn aangetroffen leidt het hof af dat deze 3V-Visakaarten aan de verdachte toebehoren. Gelet op de bewezenverklaarde feiten gaat het hof er van uit dat de verdachte deze 3V-Visakaarten heeft gebruikt om de opbrengsten verkregen uit deze misdrijven op te storten en wit te wassen.
Het hof heeft bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat de onder nummer
14vermelde Skrill-mastercard op naam van [persoon 5] dient te worden
onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit van deze met behulp van identiteitsfraude verkregen kaart in strijd is met de wet en de kaart kan worden gebruikt bij het begaan van soortgelijke feiten als de verdachte veroordeeld wordt. Het hof heeft daartoe vastgesteld dat de verdachte de opbrengst van oplichtingen meermaals aan Skrill liet uitbetalen en dat de verdachte de identiteit van [persoon 5] meermaals heeft misbruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten. In het huis van de verdachte werd bovendien een aan [persoon 5] gerichte welkomstbrief van Skrill aangetroffen. Voor het hof staat dan ook vast dat de verdachte de eigenaar is van deze prepaid betaalkaart.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 138ab, 139d, 311, 317, 326, 350a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaarthet openbaar ministerie en de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 13 tenlastegelegde.
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) maanden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vorderingen van de navolgende benadeeldepartijen toe,vermeerderd met de wettelijke rente (hierna: ‘wr’) vanaf de genoemde aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening op de volgende wijze:
BCCbcc-winkel.com
Naam bedrag wr duur gijzeling
[benadeelde partij 38] (38) € 700,00 29-03-2014 15 dagen
[benadeelde partij 39] (39) € 680,99 27-03-2014 14 dagen
[benadeelde partij 40] (40) € 300,99 28-03-2014 06 dagen
[benadeelde partij 43] (43) € 580,98 17-03-2014 11 dagen
[benadeelde partij 48] (48) € 490,00 14-03-2014 09 dagen
[benadeelde partij 49] (49) € 289,99 13-03-2014 05 dagen
[benadeelde partij 52] (52) € 399,95 19-03-2014 05 dagen
[benadeelde partij 55] (55) € 289,99 19-03-2014 05 dagen
[benadeelde partij 57] (57) € 289,99 19-03-2014 05 dagen
Dixonsdixons-nederland.comNaam bedrag wr duur gijzeling[benadeelde partij 186] (186) € 1.400,00 17-01-2015 28 dagen
[benadeelde partij 187] (187) € 400,00 19-01-2015 08 dagen
[benadeelde partij 190] (190) € 500,00 19-01-2015 10 dagen
dixons-shop.comNaam bedrag wr duur gijzeling[benadeelde partij 196] (196) € 1.000,00 09-01-2015 20 dagen
[benadeelde partij 197] (197) € 5.509,95 05-01-2015 70 dagen
[benadeelde partij 198] (198) € 300,00 09-01-2015 06 dagen
[benadeelde partij 199] (199) € 300,00 08-01-2015 06 dagen
dixonswebshop.comNaam bedrag wr duur gijzeling[benadeelde partij 203] (203) € 300,00 26-01-2015 06 dagen
Simyosimyo-aanbieding.mlNaam bedrag wr duur gijzeling[benadeelde partij 321] (321) € 500,00 04-05-2015 10 dagen
Toppricetopprice24.comNaam bedrag wr duur gijzeling[benadeelde partij 370] (370) € 1.350,00 11-05-2015 27 dagen
top-price24.comNaam bedrag wr duur gijzeling[benadeelde partij 373] (373) € 609,00 29-12-2014 12 dagen
[benadeelde partij 375] (375) € 400,00 30-12-2014 08 dagen
Bepaaltten aanzien van de benadeelde partijen die hiervoor zijn vermeld onder het kopje ‘bcc-winkel.com’ dat deze vorderingen
hoofdelijkworden toegewezen.
Wijst afde vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 38] (38) en
[benadeelde partij 351] (351) terzake van immateriële schade.
Bepaalt datde benadeelde partijen voor het overige - in die gevallen waarin het hof heeft besloten tot een gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen - niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot vergoeding van de geleden schade.
Veroordeeltde verdachte in de door de respectieve benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak steeds begroot op
nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de respectieve benadeelde partijen de bovengenoemde bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltten aanzien van de benadeelde partijen die hiervoor zijn vermeld onder het kopje 'bcc-winkel.com' dat voornoemde verplichting tot betaling aan de Staat,
hoofdelijkwordt opgelegd.
Bepaalt de duur van de gijzelingsteeds op ten hoogste het aantal dagen zoals hiervoor genoemd onder ‘duur gijzeling’. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de respectieve benadeelde partijen niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte - of ten aanzien van de benadeelde partijen die hiervoor zijn vermeld onder het kopje 'bcc-winkel.com' zijn mededader(s) - steeds aan een van die beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de betalingsverplichting voor dat betaalde deel
vervalt.
Verklaartde volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding:
BCC
[benadeelde partij 2] (2)
[benadeelde partij 3] (3)
[benadeelde partij 4] (4)
[benadeelde partij 7] (7)
[benadeelde partij 8] (8)
[benadeelde partij 11] (11)
[benadeelde partij 12] (12)
[benadeelde partij 13] (13)
[benadeelde partij 14] (14)
[benadeelde partij 16] (16)
[benadeelde partij 19] (19)
[benadeelde partij 21] (21)
[benadeelde partij 26] (26)
[benadeelde partij 27] (27)
[benadeelde partij 29] (29)
[benadeelde partij 30] (30)
[benadeelde partij 31] (31)
[benadeelde partij 32] (32)
[benadeelde partij 35] (35)
[benadeelde partij 41] (41)
Dixons
[benadeelde partij 129] (129)
[benadeelde partij 130] (130)
[benadeelde partij 131] (131)
[benadeelde partij 132] (132)
[benadeelde partij 135] (135)
[benadeelde partij 136] (136)
[benadeelde partij 138] (138)
[benadeelde partij 143] (143)
[benadeelde partij 144] (144)
[benadeelde partij 148] (148)
[benadeelde partij 149] (149)
[benadeelde partij 152] (152)
[benadeelde partij 153] (153)
[benadeelde partij 155] (155)
[benadeelde partij 158] (158)
[benadeelde partij 162] (162)
[benadeelde partij 163] (163)
[benadeelde partij 169] (169)
[benadeelde partij 171] (171)
[benadeelde partij 172] (172)
[benadeelde partij 174] (174)
[benadeelde partij 177] (177)
[benadeelde partij 179] (179)
[benadeelde partij 180] (180)
[benadeelde partij 183] (183)
[benadeelde partij 184] (184)
[benadeelde partij 185] (185)
[benadeelde partij 192] (192)
[benadeelde partij 193] (193)
[benadeelde partij 200] (200)
[benadeelde partij 201] (201)
[benadeelde partij 202] (202)
[benadeelde partij 204] (204)
[benadeelde partij 207] (207)
[benadeelde partij 209] (209)
[benadeelde partij 210] (210)
[benadeelde partij 211] (211)
[benadeelde partij 213] (213)
[benadeelde partij 215] (215)
[benadeelde partij 217] (217)
[benadeelde partij 218] (218)
[benadeelde partij 219] (219)
[benadeelde partij 221] (221)
[benadeelde partij 222] (222)
[benadeelde partij 225] (225)
[benadeelde partij 226] (226)
[benadeelde partij 229] (229)
[benadeelde partij 231] (231)
[benadeelde partij 233] (233)
[benadeelde partij 236] (236
[benadeelde partij 237] (237)
[benadeelde partij 238] (238)
[benadeelde partij 239] (239)
[benadeelde partij 242] (242)
[benadeelde partij 247] (247)
[benadeelde partij 248] (248)
[benadeelde partij 249] (249)
[benadeelde partij 250] (250)
[benadeelde partij 251] (251)
[benadeelde partij 252] (252)
[benadeelde partij 254] (254)
[benadeelde partij 255] (255)
[benadeelde partij 256] (256)
[benadeelde partij 258] (258)
Simyo
[benadeelde partij 320] (320).
Veroordeeltdeze benadeelde partijen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak steeds begroot op nihil.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. KL066.01.02.001, Samsung SSD 840 EVO serie [serienummer 1];
4. KL066.01.03.001, Samsung telefoon (onbekend);
5. KL066.02.02.001, Laptop Acer Aspire mc lader en SD kaart Sandisk [serienummer 2];
10. KL066.02.04.002, Harde schijf Seagate Momentus 7200.4 serie [serienummer 3];
11. KL066.02.04.003, Harde schijf Seagate Barracuda 7200.10-serie [serienummer 4];
12. KL066.02.04.005, Apple iPhone A1457 mc snoertje lader serie [serienummer 5];
15. KL066.02.05.001, Apple iPhone [serienummer 6];
17. KL066.03.01.001, Packard Bell [serienummer 7].
Gelast de teruggave aan [verdachte 3]van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
7. KL066.02.03.001 [verdachte 3], Apple IPad MD79 1NF/A - serie [serienummer 8].
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. BERGM93.01.001, contant geld 1065 euro;
2. KL066.01.01.001, HP Pavillion G7 laptop;
6. KL066.02.02.002, [verdachte 3], Laptop Asus R505C mc lader;
8. KL066.02.03.002, [verdachte 3], Laptop Toshiba satellite C7OD-B-306 serie [serienummer 9];
9. KL066.02.04.001, Harde schijf Western Digital WD5000LPVX-serie WX51 [serienummer 10];
13. KL066.02.04.006 [verdachte 3], Samsung Galaxy telefoon;
16. KL066.02.06.001, LG Televisie 55Uf 800V (MMS) mc afstandsbediening;
18. DO18VG.01, [kenteken 1] PiaggioC38 (scooter);
19. KL066.02.04.008.01, VISA 3V 4 stuks.
Beveelt de onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
14. KL066.02.04.007, Skrill prepaid mastercard onv [persoon 5], serie [serienummer 11].
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. J.W. van den Hurk en mr. F.W. van Lottum,
in het bijzijn van de griffiers mr. C.M. Jellema en
mr. J.J. Mossink.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 augustus 2021.