ECLI:NL:GHDHA:2021:1619

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
200.268.162/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over waterschade en expertisekosten in schadeverzekeringsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de vraag of Aegon Schadeverzekering N.V. gehouden is tot betaling van schadeposten in verband met waterschade in de woning van de appellant, die een schadeverzekeringsovereenkomst met Aegon heeft afgesloten. De appellant heeft in hoger beroep zes grieven ingediend tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag, dat zijn vorderingen had afgewezen. De appellant vorderde onder andere vergoeding van herstelkosten, expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat de appellant op 15 oktober 2016 waterschade heeft gemeld en dat Aegon een bedrag van € 1.607,59 heeft uitgekeerd voor deze schade. Een tweede schadeclaim, die op 29 mei 2017 werd ingediend, werd door Aegon afgewezen, omdat de schade niet kon worden vastgesteld door de appellant. Het hof heeft de grieven van de appellant gedeeltelijk toegewezen, met name met betrekking tot de herstelkosten voor de toiletruimte, en heeft Aegon veroordeeld tot betaling van € 459,27, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten in eerste aanleg en in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in reconventie bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.268.162/01
Zaaknummer rechtbank : 7049553 RL EXPL 18-15076
arrest van 6 juli 2021
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.I. Cambier te Axel,
tegen
Aegon Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Den Haag,
hierna: Aegon,
geïntimeerde,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of een verzekeraar op grond van een met een particulier gesloten schadeverzekeringsovereenkomst gehouden is tot betaling van een aantal schadeposten in verband met waterschades in een woning.

2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

2.1
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 19 november 2019. De in dat tussenarrest gelaste mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden.
2.2
Vervolgens heeft [appellant] een memorie van grieven genomen waarin hij zes grieven tegen het bestreden vonnis van 16 juli 2019 van de rechtbank Den Haag, team kanton, locatie Den Haag (hierna ook: de kantonrechter) heeft aangevoerd. [appellant] vordert in hoger beroep dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [appellant] alsnog geheel of gedeeltelijk zal toewijzen, met veroordeling van Aegon in de kosten van beide instanties.
2.3
Aegon heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep en bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, waaronder de nakosten.
2.4
Partijen hebben ter zitting van 11 juni 2021, die via een Skype-verbinding heeft plaatsgevonden, de zaak door hun advocaten laten toelichten. Er is gepleit, door de advocaat van Aegon aan de hand van pleitnotities die tevoren aan het hof zijn toegestuurd. Vervolgens is arrest gevraagd.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft in het vonnis van 16 juli 2019 onder 2, in hoger beroep onbestreden, feiten vastgesteld. Ook het hof gaat van deze, hierna vermelde, feiten uit.
3.2
[appellant] heeft bij Aegon een Aegon Opstal verzekering Online (hierna: de
verzekering) afgesloten.
3.3
Op voornoemde verzekering zijn de Algemene Voorwaarden (nr. 2010) en de
Bijzondere Voorwaarden (nr. 2014 - OP) van toepassing verklaard.
De algemene voorwaarden bepalen - voor zover relevant - het volgende:
4. Verplichtingen in geval van schade
(...)
Zodra een verzekerde kennis draagt of behoort te dragen van een gebeurtenis die voor ons
tot schadevergoeding kan leiden, is hij verplicht:
4.1
die gebeurtenis zo spoedig mogelijk aan ons te melden;
(...)
4.5
mee te werken aan het regelen van de schade en niets te doen dat in ons nadeel zou
kannen werken;
4.6
alle gegevens die op een schade betrekking hebben aan ons te geven en brieven en
stukken onmiddellijk aan ons door te zenden;
(...)
4.8
de aanwijzingen van ons of door ons ingeschakelde deskundigen op te volgen en de
gestelde vragen volledig en naar waarheid te beantwoorden.
De verzekering geeft geen dekking, als de verzekerde een van deze verplichtingen niet is
nagekomen en daardoor onze belangen heeft geschaad. (...)”
De bijzondere voorwaarden bepalen - voor zover relevant - het volgende:
“(...)1.8 Schade
Onder schade wordt verstaan: de aantasting van het vermogen van een verzekerde door
beschadiging of verlies van het verzekerde woonhuis.
(...)
1.11
Herstelkosten
Onder herstelkosten vallen alle kosten verbonden aan het in de oorspronkelijke staat of
vorm terugbrengen van het verzekerde object (...).

2.Dekking

(...)
Wij vergoeden boven het verzekerde bedrag:
2.1.1.1.a. de bereddingskosten:
b. het salaris en de kosten van alle experts en de door hen geraadpleegde deskundigen.
Het salaris en de kosten van de door u benoemde expert en de door deze geraadpleegde
deskundigen worden vergoed tot maximaal het salaris en de kosten die de door ons
benoemde expert en deskundigen in rekening brengen.

1.Uitsluitingen

Wij vergoeden niet de schade:
* Die het gevolg is van geleidelijk werkende (weers)invloeden;
(...)
* Die veroorzaakt is door onvoldoende onderhoud dat aan een verzekerde te
verwijten is; (...)."
3.4
Op 15 oktober 2016 heeft [appellant] een waterschade in de toiletruimte gemeld bij Aegon (hierna: schade 1). Deze schade was ontstaan doordat [appellant] een waterleiding heeft geraakt tijdens het boren in de tegelwand van de toiletruimte van zijn woning. Aegon heeft
ten behoeve van deze schade een bedrag van € 1.607,59 aan [appellant] uitgekeerd.
3.5
Op 29 mei 2017 is [appellant] nogmaals geconfronteerd met een waterschade, ditmaal
in de badkamer (hierna: schade 2). Aegon heeft deze schadeclaim bij brief van 6 juni 2017
afgewezen. Voor zover relevant schrijft Aegon in die brief het volgende:
“ik heb contact gezocht met de hersteller die bij u is langs geweest. Hij gaf aan (inclusief
foto ’s) dat de badkamer al was opengebroken toen hij ter plaatse kwam. Doordat alles al
was verwijderd, is het niet mogelijk om de schadeoorzaak te achterhalen. Om die reden
heeft de hersteller ook aangegeven dat vanuit de verzekering dan helaas niet meer mogelijk
is om de zaak te behandelen en heeft hij de gevolgschade zelf niet opgenomen.
Doordat u dit heeft gedaan, kunnen wij dus niet de schadeoorzaak vaststellen en bepalen of
er dekking was voor de gevolgschade. Hierdoor zijn wij in onze belangen geschaad en
kunnen wij uw schade niet verder in behandeling nemen. Wij zullen daardoor ook geen
expert inschakelen, omdat de oorzaak niet meer vast te stellen is.”
3.6
[appellant] heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt. Op 7 juni 2017 schrijft
[appellant] in een e-mail aan Aegon - voor zover relevant - het volgende:
“(...) Ten eerste is mijn melding geweest over waterschade en badkamermeubel, die is
ontstaan bij het verwijderen van de grote spiegel die boven het wasbak was bevestigd en ik
per ongeluk een voet op het meubel zette voor wat steun, toen ik met spiegel en bad meubel
op de grond viel, het gevolg was dat er water in mijn woonkamer stroomde.. (...)”
3.7
Aegon heeft vervolgens haar expertise-afdeling. SCS Expertise (hierna: SCS).
verzocht de schade te beoordelen. SCS heeft op 20 juni 2017 een rapport opgesteld. Voor
zover relevant staat in dit rapport het volgende:
“verzekerde geeft aan dat hij op de trap stond toen de badkamerspiegel probeerde weg te
halen. De spiegel zat goed vast. Toen hij harder aan de spiegel trok viel hij op de grond en
nam de badkamermeubel mee en de gootsteen. De leiding is hierdoor beschadigd en
hierdoor is een lekkage ontstaan. Behang en plafond is beschadigd. Hersteller ingeboekt om
schade te beoordelen
(...)
Uit het onderzoek van Fraanje blijkt het volgende:
Ter plaatse geweest voor opname waterschade aan de badkamer. Klant heeft de badkamer
reeds gesloopt, zodat door mij niet meer vastgesteld kan worden wat de oorzaak van de
schade aan het plafond van de woonkamer is. Visuele inspectie wijst uit dat de houten
balklaag onder de plaats waar het ligbad heeft gestaan zwaar is aangetast door water met
houtrot als gevolg. Dit geldt ook voor de houten scheidingswand. Kortom, er is tpv het
ligbad jarenlang lekkage geweest, in mijn optiek via de kit of cementvoegen.
Wij hebben ook de foto 's bestudeerd en komen op grond hiervan vooralsnog tor dezelfde
conclusie. Ook is het natuurlijk niet aannemelijk dat wanneer een badmeubel van de muur
komt dat de leiding onder de vloer beschadigd raakt. Het is dan aannemelijk dat dit boven
het vloeroppervlakte gebeurt.
Verzekerde bezit geen enkele foto of enig ander materiaal waaruit blijkt dat de lekkage
anders is ontstaan dan zoals gesteld door Fraanje. Zoals telefonisch met u besproken voegt
een bezoek ter plaatse daarom niets toe. (...)”
3.8
Aegon heeft onder verwijzing naar voornoemd schaderapport vastgehouden aan
haar afwijzing. [appellant] heeft hierop een contra-expertise laten uitvoeren, door Schadecoach.com. Deze heeft op 26 september 2017 in een e-mail aan Aegon —-voor zover
relevant - het volgende medegedeeld:
“(...)Schadetoedracht en toelichting
Op 29 mei 2017 wilde verzekerde de wandtegels in zijn badkamer vervangen. Daartoe
moest een hangend badkamermeubel worden verwijderd. Bij deze werkzaamheden verloor
verzekerde zijn evenwicht en in zijn val trok hij het deels losgemaakte meubel en de wastafel
van de wand. De waterleiding brak daardoor af en er liep aldus veel water - onder druk – over de tegelvloer. Verzekerde heeft uiteraard als een goed huisvader de waterleiding
afgesloten en het water afgevoerd, en vervolgens de vloer laten drogen.
Enige tijd later ontstond een vocht vlek in het plafond van de woonkamer. Verzekerde kon
de oorsprong daarvan niet meteen herleiden aan de schade van de badkamer, daar de
badkamer boven de hal gesitueerd is en niet boven de woonkamer. Verzekerde heeft daarop
het ligbad en een douche bak in de badkamer verwijderd om de oorzaak te kunnen
achterhalen. Op hem rust immers de plicht de schade aannemelijk te maken. Hij heeft aldus
juist en geheel volgens de polisvoorwaarden gehandeld.
Hem bleek vervolgens dat de afvoer van zowel de douchebak als van het ligbad
gecorrodeerd waren en dat er (geringe) lekkage plaatsvond. Hiervan hebben wij foto 's
bijgevoegd. Door deze lekkage is het houtwerk van de badkamer vloer aangetast. De schade
aan de vloer - dominant cause - was derhalve niet door het afbreken van de waterleiding
ontstaan, maar door de lekkage op de afvoerleiding van bad en douche. En vanwege de
hellingshoek van de vloer is het druppelende water niet rechtstreeks naar beneden, maar
naar de andere kant van de woning, naar de binnenzijde van buitengevel gestroomd.
De houten vloer constructie is inmiddels door het lekwater zodanig aangetast dat alleen
vervanging een oplossing biedt.
(...)
Tweede -eerdere- schade:
Tijdens het bezoek van onze expert liet verzekerde weten dat hij op 15 oktober 2016
eveneens een waterschade had veroorzaakt, bij het boren in de tegelwand van het toilet op
de begane grond. In de wand was namelijk een niet zichtbare waterleiding aanwezig. Deze
schade is bij de verzekeraar gemeld en verzekerde werd toegestaan -onder dekking van de
polis- de wand waarin het gat was geboord, te vervangen. Deze schade is destijds
geïnspecteerd door een expert: deze achtte het echter niet noodzakelijk om alle wanden
opnieuw te betegelen omdat identieke tegels te koop zouden zijn. Verzekerde is daar -
ondanks vele inspanningen- niet in geslaagd en hij heeft alle wanden opnieuw moeten
betegelen. De kosten waren daarom aanzienlijk hoger dan de verstrekte uitkering. Bij ons
bezoek op 15 juni 2017 hebben wij vastgesteld dat de schade in deze toiletruimte
inmiddels was hersteld.
Kostenbegroting
De totaalkosten van die tweede (eerdere) schade waren € 1.920,00, de uitkering
bedroeg destijds € 860,00 dus de verzekerde dient nog een restant betaling te
ontvangen van
€ 1.060,00.
De laatste schade: Wij hebben het herstel van de badkamervloer en de waterschade aan het
plafond in de woonkamer als volgt geraamd:
Kosten volgens offerte € 7.569,43
Isoleren en sausen plafond woonkamer
(60m2) € 900.00
Kamer ontruimen en meubels
afdekken € 150,00
Totaal 2e en le schade € 9.679,43 (...)”.
3.9
Op 13 oktober 2017 heeft Aegon in een brief aan Schadecoach.com - voor zover
relevant - het volgende geschreven:
“(...) de schade aan het plafond komt wel voor vergoeding in aanmerking
Volgens onze expert is deze schade ontstaan door de kapotte waterleiding. Daarom is deze
schade wel verzekerd. We vergoeden de kosten van € 900,- voor het isoleren en het sausen
van het plafond. Ook de kosten voor het ontruimen van de kamer van € 150,-zijn verzekerd.
De overige schade vergoeden wij niet.
(...)
Er is sprake van geleidelijk werkende invloeden. Deze oorzaak is uitgesloten in de
polisdekking. (...)"
3.1
Op of omstreeks 7 november 2017 heeft Aegon voornoemd bedrag van (in totaal) € 1.050.-
aan [appellant] uitgekeerd.
3.11
Op 7 december 2017 heeft Aegon in een brief aan [appellant] - voor zover relevant -
het volgende geschreven:
“(...) Een klein deel van de vordering is aan de verzekerde betaald. Daarom vergoeden wij
een bedrag aan buitengerechtelijke kosten. Deze kosten moeten wel voldoen aan de dubbele
redelijkheidstoets. De ingediende nota 's zijn niet naar tijd en verrichting gespecificeerd. Ze
voldoen daarom niet aan dit criterium. Wij vinden een bedrag van € 250.- redelijk. (...)”.

4.De beoordeling van het hoger beroep

4.1
Tegen de achtergrond van de onder 3 vermelde feiten heeft [appellant] bij inleidende dagvaarding van 25 juni 2018 de onderhavige procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter en daarbij gevorderd de veroordeling van Aegon tot betaling van € 17.584,20, met rente en kosten. De vordering was opgebouwd uit de volgende bedragen:
- € 9.679,43 voor herstelkosten als gevolg van schade 1 en 2;
- € 605,- voor een nieuwe spiegel en € 725,25 voor herstel van het badkamermeubel;
- € 3.323,90 voor expertisekosten van Schadecoach.com;
- € 1.183,19 voor het behangen van twee wanden;
- wettelijke rente van € 17,18 berekend tot 25 juni 2018;
- buitengerechtelijke incassokosten van € 1.119,25 en € 900,-.
4.2
Aegon heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Aegon heeft haar aanvankelijk ingestelde vordering in reconventie tot terugbetaling van een volgens haar onverschuldigd aan [appellant] betaald bedrag ingetrokken nadat [appellant] met een akte van retrocessie had onderbouwd rechthebbende op de verzekeringspenningen te zijn.
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie afgewezen met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide procedures. De kostenveroordeling in reconventie heeft de kantonrechter uitgesproken op basis van zijn oordeel dat Aegon het instellen van die vordering niet verweten kon worden wegens (aanvankelijke) onduidelijkheid over de cessie (4.9). De afwijzing van de vorderingen van [appellant] in conventie motiveerde de kantonrechter, samengevat, als volgt. Met betrekking tot de kosten van het opnieuw betegelen van de niet beschadigde tegelwanden in de toiletruimte komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat geen sprake is van ‘aantasting van het vermogen door beschadiging of verlies van het verzekerde woonhuis’ als bedoeld in art. 1.8 van de bijzondere voorwaarden. De eventuele waardevermindering als gevolg van een kleurverschil is geen aantasting ontstaan door beschadiging of verlies van het verzekerde woonhuis en is niet verzekerd (4.1). Wat schade 2 betreft, heeft [appellant] erkend dat deze is veroorzaakt door een langdurige lekkage en niet doordat het badkamermeubel van de muur werd getrokken (4.2). De schade aan de vloer en balk is daarom ingevolge art. 3 bijzondere voorwaarden niet gedekt (4.3). Uit niets blijkt dat er op 29 mei 2017 schade is ontstaan aan het badkamermeubel en de spiegel, zodat de vordering op dit punt wordt afgewezen (4.4). De schade aan het plafond, laminaat en dorpel is onvoldoende onderbouwd, zodat ook op dit punt de vordering wordt afgewezen (4.5). De door de expert in rekening gebrachte kosten zijn gezien de omvang van de schade niet redelijk en [appellant] heeft ook niet onderbouwd waarom dat anders zou zijn. Voor toewijzing van meer dan Aegon al heeft voldaan (€ 250,-) bestaat geen aanleiding (4.6). Dit laatste geldt ook voor de vordering voor de buitengerechtelijke incassokosten (4.7).
4.4
[appellant] komt met zijn grieven I tot en met V op tegen de afwijzing van zijn onder 4.1 weergegeven vorderingen.
4.5
Grief Ikeert zich in verband met schade 1 tegen het oordeel van de kantonrechter in rov. 4.1 dat de herstelkosten, gemoeid met het vervangen van de onbeschadigde tegelwanden in de toiletruimte, niet gedekt zijn onder (art. 1.8 en 1.11 van de bijzondere voorwaarden bij) de verzekeringsovereenkomst. Volgens de grief konden vervangende tegels van hetzelfde formaat of kleur niet meer worden gevonden en was [appellant] daardoor genoodzaakt alle tegels in de kleine toiletruimte te vervangen. Volgens [appellant] wordt hij in zijn vermogen aangetast en blijft hij met schade zitten indien in de toiletruimte niet alle wanden opnieuw in één kleur worden betegeld met tegels van hetzelfde formaat, nu dat een waardevermindering van de woning tot gevolg heeft.
4.6
De grief legt aan het hof de uitleg van zowel art. 1.8 als art. 1.11 van de bijzondere voorwaarden aan het hof voor. Volgens art. 1.8 wordt “
[o]nder schade […] verstaan: de aantasting van het vermogen van een verzekerde door beschadiging of verlies van het verzekerde woonhuis”en overeenkomstig art. 1.11 vallen “
[o]nder herstelkosten [..] alle kosten verbonden aan het in de oorspronkelijke staat of vorm terugbrengen van het verzekerde object.”Het gaat hierbij om niet-uitonderhandelde bepalingen in een met een consument gesloten verzekeringsovereenkomst. Voor de uitleg daarvan gelden de maatstaven van HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427. Bij gebreke van verklaringen en gedragingen van partijen ligt de nadruk bij de uitleg meer op objectieve uitlegfactoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Bij twijfel over de betekenis van het beding geldt de voor de consument meest gunstige uitleg (HR 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:83).
4.7
Uitleg aan de hand van de genoemde maatstaven brengt in dit geval mee dat Aegon krachtens de onderhavige bepalingen gehouden is de kosten van het opnieuw betegelen van de gehele toiletruimte te vergoeden. Voor zover Aegon betoogt dat de schade beperkt is tot de (fysieke) beschadiging van één tegel of één tegelwand, bestaat daarvoor onvoldoende steun in de bewoordingen van art. 1.8 en 1.11 van de Bijzondere Voorwaarden, bezien in onderling verband en samenhang.
Deze bepalingen dienen redelijkerwijs aldus te worden begrepen dat als schade is gedekt de vermogensaantasting
die het gevolg is van(curs. hof) een fysieke beschadiging, zoals de met de opheffing van die vermogensaantasting gemoeide herstelkosten.
In dit geval waren de wanden van de toiletruimte voorafgaand aan het plaatsvinden van het verzekerde evenement (onbetwist) voorzien van gave tegels van hetzelfde formaat en dezelfde kleur. Als gevolg van het beschadigen van een tegel is de betegeling van de toiletruimte als zodanig aangetast geraakt. Er zou resterende vermogensaantasting (en dus schade) blijven bestaan als de toiletruimte niet opnieuw werd betegeld met tegels van gelijk formaat en kleur. Het hof wijst hierbij op de ruime formulering van art. 1.11, waarin is bepaald dat
allekosten worden vergoed die zijn verbonden aan het
in de oorspronkelijke staat of vormterugbrengen van het verzekerde object. De betegeling van de toiletruimte in zijn oorspronkelijke staat en vorm (bestaande uit volledig gave tegels van gelijk formaat en kleur) bevat als object - in zijn geheel beschouwd - een bepaalde vermogenswaarde. Dit laatste is op zich ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Aegon heeft namelijk op geen enkele wijze toegelicht dat de toiletruimte in de woning van [appellant] zo gedateerd zou zijn dat (ook) de betegeling daarvan geen waarde meer zou hebben.
[appellant] mocht dan ook, mede gelet op het feit dat het hier om een duidelijk afgescheiden en beperkte ruimte gaat (toilet van 1 x 1 m2), redelijkerwijs verwachten dat de kosten van het opnieuw betegelen van de gehele toiletruimte met tegels van hetzelfde formaat en dezelfde kleur gedekt zouden zijn. Voor zover de genoemde bepalingen op dit punt al onduidelijk zouden zijn, komt dat voor rekening van Aegon als opsteller daarvan en prevaleert de voor [appellant] - als consument - meest gunstige uitleg daarvan, als voormeld.
4.8
Dat het opnieuw betegelen van de toiletruimte ter vermijding van kleur- en formaatverschil feitelijk noodzakelijk was, acht het hof voldoende aannemelijk. Naar als algemeen bekend mag worden verondersteld, is een tegel die deel uitmaakt van de wand van een al bestaande woning, doorgaans niet eenvoudig te vervangen door aankoop van een tegel met (precies) dezelfde kleur en hetzelfde formaat. Dat dit in het geval van [appellant] anders zou zijn, heeft Aegon onvoldoende gemotiveerd, zodat aan dit verweer voorbij wordt gegaan.
Daarnaast heeft [appellant] ter zitting nog (onweersproken) toegelicht dat het betegelen van uitsluitend de wand waarin de beschadiging had plaatsgevonden mede gelet op de rechte hoeken in de kleine toiletruimte, volgens het advies van een door hem geraadpleegde tegelzetter, feitelijk niet zonder beschadiging aan de overige wanden kon worden gerealiseerd. Dit komt het hof niet als onaannemelijk voor.
4.9
Het deel van de vordering dat op de (extra) herstelkosten van schade 1 ziet, is dan ook toewijsbaar. Aegon heeft in eerste aanleg onweersproken gesteld (en met producties 4 en 5 onderbouwd) dat zij voor schade 1 destijds in totaal € 1.607,59 heeft uitgekeerd in plaats van het door Schadecoach.com genoemde bedrag van € 860,-, zodat die betalingen vaststaan. Daarmee is in verband met schade 1 nog toewijsbaar (€ 1.920,- minus € 1.607,59 =) € 312,41. [appellant] heeft tevens (onweersproken) rente gevorderd die het hof, bij gebreke van (voldoende) aanknopingspunten voor een eerder ingangstijdstip, zal toewijzen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding. De grief slaagt aldus gedeeltelijk.
4.1
Grief IIkomt op tegen de afwijzing van de vordering met betrekking tot de schade aan de vloer en balk. Volgens de grief rust de bewijslast van de stelling dat deze schade onder de uitsluiting van art. 3 valt op Aegon. Dat rotting is geconstateerd, is onvoldoende om dit aan te nemen. Het is onredelijk om [appellant] de omstandigheden waaronder deze schade is ontdekt tegen te werpen, aldus de grief.
4.11
De grief faalt. Vast staat dat van dekking is uitgesloten ‘schade die het gevolg is van geleidelijk werkende (weers)invloeden en/of die veroorzaakt is door onvoldoende onderhoud dat aan een verzekerde te verwijten is’ (zie hiervoor, onder 3.3). De rechtbank heeft (in hoger beroep onbestreden) vastgesteld dat [appellant] in eerste aanleg heeft erkend dat de hier bedoelde schade het gevolg is van een langdurige lekkage. Daarnaast hebben zowel Fraanje als SCS Expertise geconstateerd dat het om schade gaat die het typisch gevolg is van een langdurige lekkage door slecht kitwerk en slechte cementvoegen. Dit laatste duidt, zoals Aegon heeft aangevoerd, op slecht onderhoud. Niet in geschil is dat dergelijke schade onder de hiervoor vermelde uitsluitingen valt. [appellant] heeft hiertegenover niet voldoende toegelicht of onderbouwd dat de schade een andere, wel gedekte, schadeoorzaak zou hebben. Daarmee staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat de onderhavige schade van dekking is uitgesloten. Bij het voorgaande speelt, anders dan [appellant] kennelijk meent, geen rol op welke wijze de schade aan het licht is gekomen.
4.12
Volgens
grief IIIheeft de kantonrechter ten onrechte de vordering ter zake van de schade aan het badkamermeubel en de spiegel afgewezen. Aegon heeft zowel de (tijdige) melding als de schade zelf betwist.
4.13
De grief faalt. Ook indien ervan zou worden uitgegaan dat [appellant] de schade bij brief van 2 juni 2017 heeft gemeld, laat dit onverlet dat Aegon heeft betwist dat zich (op 29 mei 2017) dit schadevoorval en deze schade als zodanig hebben voorgedaan. Dat op die dag op de door [appellant] gestelde wijze schade aan het badkamermeubel en de spiegel is ontstaan, is niet zelf vastgesteld door Fraanje of SCS. In de desbetreffende rapportage is kennelijk slechts weergegeven wat [appellant] hen daarover bij het bezoek had gemeld, terwijl voorts uit de overgelegde rapportage blijkt dat ten tijde van het bezoek van Fraanje en SCS de badkamer al was gesloopt. Schade aan het badmeubel en de spiegel is in die rapportages niet geconstateerd. Ook in het rapport Schadecoach.com is deze schade niet vastgesteld of (zelfs maar) genoemd. Verder zijn de foto’s die [appellant] bij akte van 23 april 2019 heeft overgelegd onherkenbaar en ongedateerd. Het had op de weg van [appellant] gelegen om in ieder geval van deze – kennelijk ook volgens de kantonrechter onbruikbare – foto’s in hoger beroep alsnog zichtbare exemplaren over te leggen, hetgeen hij heeft nagelaten. Met de enkele offerte van 13 juli 2017 van klusbedrijf De Reu (“badmeubel repareren exc. nieuwe spiegel van € 500,00”) heeft [appellant] naar het oordeel van het hof in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd dat Aegon op grond van een verzekerd schadevoorval schade aan het badkamermeubel en de spiegel dient te vergoeden. Ten slotte heeft [appellant] ook geen (specifiek) bewijs aangeboden van het gestelde schadevoorval en de schade.
4.14
Grief IVkeert zich tegen de afwijzing van de vordering ter zake van de expertisekosten van Schadecoach.com. Volgens de grief komen de kosten van de expert voor toewijzing in aanmerking en kan daarvan niet ten nadele van [appellant] in de polisvoorwaarden worden afgeweken. Subsidiair zijn de kosten toewijsbaar tot het bedrag dat de eigen expert van Aegon in rekening heeft gebracht, aldus de grief.
4.15
Het hof overweegt als volgt. De door [appellant] gevorderde kosten ter vaststelling van schade zijn toewijsbaar voor zover de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. In de gegeven omstandigheden mocht [appellant] in redelijkheid de schade door een derde laten beoordelen, zij het dat het onderzoek in overwegende mate betrekking heeft gehad op niet gedekte schade (schade 2). Al met al acht het hof in dit geval voor de schadebeoordeling een totaalbedrag van € 350,- redelijk. Op de subsidiaire grondslag is geen hoger bedrag toewijsbaar. Aegon heeft bij memorie van antwoord immers (onderbouwd) gesteld dat de kosten van haar expert(s) in deze zaak niet meer dan in totaal € 175,- hebben bedragen. Die stelling is vervolgens niet meer weersproken. Omdat Aegon voor de expertisekosten reeds € 250,- aan [appellant] had voldaan (zie rov. 4.5 van het vonnis) is uitsluitend het meerdere (€ 100,-) toewijsbaar. De grief slaagt gedeeltelijk.
4.16
Grief V, gericht tegen de afwijzing van de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten, slaagt gedeeltelijk. Dat in dit geval incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden is voldoende komen vast te staan. Het hof zal overeenkomstig het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van (15% van € 312,41=)
€ 46,86 toewijzen.
Slotsom
4.17
De grieven I, IV en V slagen gedeeltelijk, de grieven II en III falen. Toewijsbaar zijn de nog niet vergoede kosten voor het opnieuw betegelen van de gehele toiletruimte
(€ 312,41 met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2018), een deel van de gevorderde expertisekosten (€ 100,-) en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 46,86), tezamen € 459,27.
Proceskosten
4.18
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om de kosten in eerste aanleg (in conventie) en in hoger beroep te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Grief VIslaagt gedeeltelijk. [appellant] heeft tegen de in reconventie ten laste van [appellant] gegeven kostenveroordeling geen (kenbare) grief gericht. Nu het vonnis in reconventie ook overigens in hoger beroep niet is bestreden, zal het vonnis in zoverre worden bekrachtigd.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van 16 juli 2019 van de rechtbank Den Haag, team kanton, voor zover in conventie gewezen, en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt Aegon tot betaling aan [appellant] van € 459,27, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 312,41 vanaf 25 juni 2018 tot de dag van voldoening;
compenseert de kosten in eerste aanleg in conventie aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt het vonnis van 16 juli 2019 voor zover in reconventie gewezen;
compenseert de kosten in hoger beroep aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, P.M. Verbeek en P.M. Leerink, en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer J.E.H.M. Pinckaers op 6 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.