ECLI:NL:GHDHA:2021:1508
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.A. Bosman
- P.J.J. Vonk
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing en dubbele belasting in het kader van werkzaamheden aan boord van een schip
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de belastingheffing over inkomsten uit een dienstbetrekking aan boord van een schip werd behandeld. Belanghebbende, die in 2015 als 'Third Mate ER' werkzaam was bij een Zwitserse onderneming, stelde dat hij recht had op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op basis van artikel 15, lid 3, van het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. De Rechtbank had eerder geoordeeld dat het schip waarop belanghebbende werkte, niet werd geëxploiteerd voor het vervoer van personen of goederen in internationaal verkeer, waardoor Nederland het exclusieve heffingsrecht over de inkomsten had. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarbij het oordeelde dat de voorwaarden voor toepassing van het belastingverdrag niet waren vervuld. Belanghebbende had in 2015 186 dagen aan boord van het schip gewerkt, maar het schip was in die periode niet in gebruik voor internationaal vervoer. Het Hof concludeerde dat de stelling van belanghebbende dat het schip was ontworpen voor internationaal vervoer, niet relevant was voor de belastingheffing. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.