ECLI:NL:GHDHA:2020:561
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herstel van de arbeidsovereenkomst na reorganisatieontslag met voorzieningen ter compensatie van nadeel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, hier aangeduid als [appellant], tegen de Koninklijke PostNL B.V. over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst na een reorganisatie. De kantonrechter had eerder bepaald dat de arbeidsovereenkomst van [appellant] hersteld moest worden met ingang van 1 juli 2019, maar [appellant] verzocht om herstel met terugwerkende kracht tot 1 februari 2019. De werknemer was sinds 1 juni 1997 in dienst bij PostNL en was werkzaam als Teamleider Sorteren. Door reorganisatie werd zijn functie opgeheven en werd hij overcompleet verklaard. PostNL had hem een vergoeding van € 14.900,42 bruto betaald, maar [appellant] stelde dat hij recht had op een hogere transitievergoeding en dat zijn arbeidsovereenkomst voor een groter aantal uren hersteld moest worden.
Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat [appellant] geen belang had bij herstel per een eerdere datum, omdat PostNL had toegezegd dat de onderbreking van het dienstverband geen nadelige gevolgen zou hebben voor zijn rechtspositie. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had besloten tot herstel van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2019, maar dat de omvang van de arbeid voor [appellant] 24,5 uur per week moest zijn in plaats van 20 uur. Het hof oordeelde dat PostNL de WW-uitkering van [appellant] moest suppleren tot 100% van het loon dat bij deze arbeidsomvang hoort en dat PostNL ook een vergoeding moest betalen voor de gemiste pensioenafdracht. Tevens werd [appellant] veroordeeld tot terugbetaling van de eerder ontvangen vergoeding van € 14.900,42 bruto. De beslissing van de kantonrechter werd gedeeltelijk vernietigd en de zaak werd opnieuw beoordeeld.