2.5.De Commissie heeft bij haar vonnis van 26 oktober 2018 onder meer het volgende overwogen:
- uit de stukken, en meer in het bijzonder het rapport van Adinex, blijkt niet van een zodanig ernstige schade dat [naam B.V.] veroordeeld zou moeten worden tot vervanging van alle vier de gevels. Adinex heeft geoordeeld dat gedeeltelijk herstel dient plaats te vinden, hetgeen [naam B.V.] in een eerder stadium ook heeft aangeboden. [eiser] heeft dit aanbod ten onrechte afgewezen, stellende dat alleen algehele vervanging voldoet.
- Nu ter zitting duidelijk is geworden dat [eiser] het vertrouwen in [naam B.V.] is verloren en herstel niet door haar wil laten uitvoeren en ook is gebleken dat [naam B.V.] haar eerdere voorstellen niet gestand wil doen, zal worden bepaald dat [naam B.V.] een geldbedrag aan [eiser] moet betalen in verband met waardevermindering.
- Het door Lengkeek genoemde bedrag van € 5.000,- is te laag en het door Adinex genoemde bedrag van € 12.500,- is te hoog. Het door [naam B.V.] bij brief van 17 juli 2018 vermelde bedrag van € 8.750,- doet recht aan de aard en omvang van de gebreken.
De Commissie heeft vervolgens bepaald dat [naam B.V.] een bedrag van € 8.750,- aan [eiser] is verschuldigd en dat [eiser] ter zake van de laatste termijnbetaling daarom nog een bedrag van (€ 12.878,94 minus € 8.750,- is) € 4.128,94 moet betalen.
De aangevoerde gronden voor vernietiging
3. [eiser] heeft twee vernietigingsgronden aangevoerd.
- In de eerste plaats voert [eiser] aan dat de Commissie zich niet aan de opdracht heeft gehouden (artikel 1065 lid 1 sub c Rv), nu [eiser] algehele vervanging van de gevels heeft gevorderd en expliciet heeft aangegeven dat een financiële vergoeding voor hem geen optie is. De Commissie heeft zijn eis niet af- of toegewezen, aldus [eiser], maar heeft een vergoeding voor waardevermindering toegekend, hetgeen [eiser] niet had gevorderd. [eiser] heeft daarbij ook opgemerkt dat hij niet aan de Commissie heeft gevraagd om een beslissing te nemen die de Commissie “geraden voorkomt” of anderszins een eis heeft neergelegd die de Commissie de gelegenheid bood om een schadevergoeding toe te kennen. [eiser] heeft immers zelf expliciet laten weten dat een financiële vergoeding geen optie voor hem is.
- In de tweede plaats voert [eiser] aan dat het arbitrale vonnis niet met redenen is omkleed (artikel 1065 lid 1 sub d Rv). Volgens [eiser] had de Commissie deugdelijk moeten motiveren waarom zij van het advies van haar eigen deskundige afweek en verder verwijt [eiser] de Commissie dat zij het door [eiser] ingebrachte rapport van VerstandinTpand in het geheel niet noemt. Ook merkt [eiser] op dat de overweging dat Lengkeek de schade te laag heeft begroot en Adinex te hoog, in redelijkheid niet als een voldoende motivering is te beschouwen, te meer niet omdat de Commissie ook in dat opzicht afwijkt van haar eigen deskundige. Volgens [eiser] geldt in zo’n geval een zwaardere motiveringseis. [eiser] stelt dat bovendien niet juist is dat Lengkeek de waardevermindering op een bedrag van € 5.000,- heeft begroot; volgens [eiser] ging het daar om een kostenraming. Tot slot is onverklaarbaar, aldus [eiser], dat het door Lengkeek genoemde bedrag van € 5.000,- zoveel afwijkt van de door Adinex begrote – en wèl gespecificeerde - kosten ad € 22.298,-.