Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 7 mei 2019
VERENIGING MILIEUDEFENSIE,
STICHTING ADEM IN ROTTERDAM,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat),
Het geding
guidelines”, hierna: de WHO-richtwaarden) opgesteld voor onder meer NO2 en fijnstof. De WHO-richtwaarden houden voor die stoffen de volgende richtwaarden in:
ordering II (ontvankelijkheid)
orderingen IV, V en VI (ontvankelijkheid)
margin of appreciationniet heeft overschreden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen: dat de Staat reeds maatregelen neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit, dat die maatregelen hebben geleid tot verbetering van de luchtkwaliteit, dat de WHO-richtwaarden zijn meegewogen bij de bepaling van de grenswaarden van de Richtlijn, dat de Staat toewerkt naar de WHO-richtwaarden en dat bij het nemen van maatregelen ter bestrijding van de bronnen van verontreiniging vele verschillende economische en maatschappelijke belangen van uiteenlopende aard, inhoud en gewicht zijn betrokken, die de Staat ook in zijn afweging dient te betrekken. Milieudefensie c.s. hebben tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd dat de Staat de hem toekomende
margin of appreciationheeft overschreden.
margin of appreciationis niet zonder betekenis dat de Staat grenswaarden voor luchtverontreiniging heeft ingevoerd die, in aanmerking nemend de WHO-richtwaarden en de grondrechten, aanvaard zijn door de lidstaten en daardoor gelden als minimumeisen binnen de Europese Unie. Voorts heeft de rechtbank in dit verband terecht betekenis toegekend aan het feit dat de Staat wel degelijk maatregelen neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit, dat die maatregelen hebben geleid tot verbetering van de luchtkwaliteit en dat de Staat toewerkt naar de WHO-richtwaarden. Ook al is het zo dat onmiddellijke toepassing van de WHO-richtwaarden tot een hogere bescherming van de volksgezondheid zou leiden en dat vanuit wetenschappelijk oogpunt mogelijk zelfs nog lagere waarden beter zouden zijn, dit betekent niet dat dergelijke overwegingen voor het handelen van de Staat zonder meer doorslaggevend zouden moeten zijn en dat andere belangen, zoals maatschappelijke en economische belangen, geen enkele rol zouden mogen spelen in de afweging die de Staat moet maken aangaande het tempo waarin de WHO-richtwaarden moeten worden ingevoerd. Het is immers onmiskenbaar dat, bijvoorbeeld, aan het terugdringen van luchtvervuiling die veroorzaakt wordt door het verkeer in de binnensteden, economische en sociale aspecten verbonden zijn die (ook) niet mogen worden genegeerd. Hetzelfde geldt voor de vermindering van de luchtvervuiling veroorzaakt door de uitstoot van fijnstof door veehouderijen.
margin of appreciationis gebleven. Het betoog van Milieudefensie c.s. dat de Staat de artikelen 2 en 8 EVRM schendt door niet de WHO-grenswaarden te hanteren faalt dan ook. Voor zover Milieudefensie c.s. zich baseren op de Grondwet leidt dat niet tot een ander resultaat. De rechtbank heeft dan ook terecht beslist dat de vorderingen I en IV niet voor toewijzing in aanmerking komen.
aanvullendemaatregelen omvat waarmee zo snel als mogelijk overal in Nederland kan worden voldaan aan de grenswaarden uit de Richtlijn (memorie van antwoord nr. 2.6). Volgens de Staat is mede op basis van een uitgevoerde knelpuntenanalyse nagegaan wat de oorzaak van de overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 is en zijn aan de hand daarvan de maatregelen geïnventariseerd, waarvan de Staat er 11 noemt (memorie van antwoord nr. 2.7). Het staat verder vast dat op 11 juni 2011 niet overal in Nederland werd voldaan aan de grenswaarde voor PM10, dat op 1 januari 2015 evenmin overal in Nederland werd voldaan aan de grenswaarde voor NO2 en dat er nadien geen moment is geweest waarop in Nederland overal aan de grenswaarde voor deze stoffen is voldaan. De Staat heeft geen redenen aangevoerd waarom de voor de Aanpassing NSL uitgevoerde knelpuntenanalyse of de in de Aanpassing NSL opgenomen aanvullende maatregelen niet in een (veel) eerder stadium hadden kunnen worden uitgevoerd. Dit alles kan niet anders betekenen dan dat het NSL voorafgaand aan de Aanpassing NSL niet voldeed aan de verplichting van art. 23 Richtlijn dat het luchtkwaliteitsplan passende maatregelen inhoudt zodat de periode van overschrijding van de grenswaarden zo kort mogelijk wordt gehouden (vgl. HvJEU 5 april 2017, Commissie/Bulgarije, C-488/15 nrs. 112-117). Grief 31 slaagt.