2.9.In het kader van het boekenonderzoek heeft op 2 september 2014 op het kantoor van [D] een bespreking plaatsgevonden tussen de controle-ambtenaren, de echtgenoot en de gemachtigde. Van deze bespreking is een verslag opgemaakt (het besprekingsverslag), dat onder meer de volgende passages bevat:
“Twee aspecten speelden een belangrijke rol, namelijk de exploitatie van het kantoor en het pand in [G] waarin die exploitatie plaatsvond. Er zijn gesprekken gevoerd met de […] Bank, kredietgever voor de operationele activiteiten en met de [bank] (hypotheeknemer pand [G] . De [bank] wilde in eerste instantie geld zien, maar ging uiteindelijk akkoord met het verkopen van het pand aan [D] tegen executiewaarde, conform het taxatierapport dat inmiddels was opgemaakt. Meer dan de executiewaarde wilde de heer [B] niet betalen omdat de risico's enorm waren. Er was nog geen zicht op hoe het allemaal zou lopen met de nieuwe exploitatie van het kantoor, mogelijk vielen er nog
oude lijken uit de kast (debiteurenrisico?) en de mogelijkheid tot een mislukking was niet denkbeeldig. Mocht de doorstart mislukken, dan. zit je met een pand wat je maar moeilijk kwijt kunt, aldus de heer [B] , vandaar de executiewaarde.
(...)
Op 19 maart 2012 kocht de heer [B] het pand (koopovereenkomst). Op 27 april 2012 vond de levering plaats. Direct na de aankoop is [D] gestart met de integratie van het nieuwe kantoor. (...)
Gaandeweg dit tijdrovende proces, kwam [B] erachter dat de overname veel minder lucratief was dan verwacht. (...)
Dat het allemaal heel moeizaam zou gaan, daar kwam de heer [B] , zo vertelde hij, al achter tijdens de eerste maanden van de doorstart. Hij voelde dat hij daarmee een probleem in privé zou krijgen. Stel dat het kantoor zou omvallen, dan zou hij een enorm risico in privé lopen. Waar vind je immers een nieuwe huurder voor zo'n specifiek pand. Hij heeft toen besloten het pand niet in privé te houden en het in een nieuw op te richten BV onder te brengen, lldo Properties BV. De heer [B] vertelde dat hij het pand in augustus 2012 verkocht aan deze BV en dat in die maand de levering ook heeft plaatsgevonden. Hij vertelde dat hij toen heeft nagedacht over de koopsom die hij daarbij moest hanteren en natuurlijk was het zo, zei hij, dat hij de waarde in het economisch verkeer moest hanteren en dat was de vrije verkoopwaarde zoals genoemd in hetzelfde taxatierapport waarmee de executiewaarde was vastgesteld. Dat hij daarmee in privé een voordeel behaalde, kwam ook wel goed uit (“zeg ik eerlijk"), aldus de heer [B] . [A] heeft zich hardop afgevraagd waarom de waarde in het economisch verkeer na zo'n korte tijd zoveel hoger was dan de executiewaarde van het pand, immers de risico's stonden nog steeds overeind en juist die risico's waren de aanleiding om het pand in privé weer van de hand te doen. De heer [B] heeft hier niet op gereageerd. (...)
Na zijn betoog concludeert de heer [B] dat van ROW geen sprake kan zijn. De transactie dient bezien te worden in de bedrijfseconomisch gemaakte beslissingen, het behaalde voordeel (verkoopresultaat) is gezien het bovenstaande dus niet beoogd.
[A] gaf hierbij aan dat mogelijk aan de TBS-regeling voorbij is gegaan. De heer [B] gaf al in een e-mail aan dat de korte periode dat hij het pand in privé had terwijl [D] er haar praktijk in uitvoerde, als terbeschikkingstelling kan worden gezien. En dat is ook zo, zei [A] . Dat daar geen huur voor is berekend is niet relevant. Daar moet overigens nog wel rekening mee worden gehouden. Als sprake is van TBS, dan dient een balans te worden opgemaakt waarop het pand tegen de koopsom wordt geactiveerd. De winst bij verkoop aan de BV valt dan eveneens onder de TBS-regeling en wordt daarmee belast in box 1. [A] heeft niet zozeer stellig deze stelling ingenomen maar meer neergelegd als een vraag aan de heer [B] en mevrouw Hoogstad . Hoe denken zij daarover?
Aan het begin van het gesprek heeft de heer [B] aangegeven dat hij zijn emoties nogal snel laat gaan. Dat heeft hij ook gedaan in eerdere gesprekken met [N] en dat had hij niet moeten doen, zegt hij. Mevrouw Hoogstad wijst hem daar ook altijd op. (...) De emoties lopen aan het eind van het gesprek, naar aanleiding van de TBS-discussie, weer zichtbaar op bij de heer [B] . Hij zegt ook dat hij, als hij dit van te voren geweten had, hij er nooit aan was begonnen, niet aan de koop in privé, zelfs niet aan de hele doorstart. Hij voelt het als een straf dat hij nu € 100.000 moet aftikken in privé. De opmerking van [A] dat hij er na belastingheffing toch ook nog flink wat aan over houdt, dringt niet tot hem door.
[A] heeft een toelichting gegeven op de fenomenen ROW en ROW-TBS en gezegd dat de discussie ten aanzien van het normale ROW vaak lastiger is dan de ROW-TBS discussie. Hij stelde voor dat de heer [B] en mevrouw Hoogstad zich eerst buigen over de ROW-TBS en dat afhankelijk van hun reactie wordt bekeken hoe we hiermee verder gaan. [A] bood aan dat wanneer de heer [B] daar behoefte aan heeft, wij vanzelfsprekend bereid zijn het gesprek nog een keer aan te gaan. De heer [B] zei dat hij dat niet nodig vond en dat hij zo snel mogelijk van “dit circus” af wil. Hij zal het bespreken met mevrouw Hoogstad die volgens hem moet onderzoeken of zij de stelling dat sprake is van TBS “kan ondermijnen”.
Met de heer [B] en mevrouw Hoogstad-Lijbers is afgesproken dat zij hetgeen besproken is laten bezinken en binnen 3 weken reageren op het mogelijk belasten van het verkoopresultaat en de huuropbrengsten in box 1 (TBS), in plaats van box 3. (...)”