Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Voorafgaande opmerking
3.Feiten
4.Beoordeling
bij wijze vandisciplinaire straf. Het hof verwijst naar de schorsingsbrief van 15 augustus 2018, de ontslagbrief van 16 augustus 2018, het verweerschrift van CTE in eerste aanleg onder 4 en het Non-conformity rapport van 15 augustus 2018. Uit een en ander valt af te leiden dat [geïntimeerde] is geschorst in verband met het onderzoek naar de toedracht van het ongeval.
ernstigeverwijtbaarheid. Zij baseert dit standpunt op rechtsoverweging 4.3.5 van de beschikking van de Hoge Raad van 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:484. De daar aangehaalde vermelding in de Nota naar aanleiding van het verslag (“Wat betreft de vraag over een dringende reden in combinatie met geen verwijtbaarheid van de werknemer en het wel/niet verschuldigd zijn van de transitievergoeding, luidt het antwoord dat in die situatie uiteraard een transitievergoeding verschuldigd is.”) komt er kort gezegd op neer dat “uiteraard” een transitievergoeding verschuldigd is in geval van een dringende reden waarbij zich geen verwijtbaarheid van de werknemer voordoet. Deze passage rechtvaardigt echter niet de - zoals CTE ook zelf onderkent: op een a contrario redenering berustende - conclusie dat een dringende reden aan toewijzing van een transitievergoeding in de weg staat in geval van ‘gewone’ (niet ernstige) verwijtbaarheid van de werknemer en de eis van ernstige verwijtbaarheid in zodanig geval niet zou gelden. Het primaire standpunt van CTE berust dus op een onjuiste lezing van de genoemde beschikking van de Hoge Raad en de daarin aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis en wordt daarom verworpen.