Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 4] ,
[geïntimeerde 5] ,
[geïntimeerde 6] ,
1.Het geding
2.De feiten
UURBELONING EN VERGOEDINGEN
SBI-code: 17211 – Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton
Werkingssfeer
(…)
a. Werkgever: iedere natuurlijk of rechtspersoon aangesloten bij partij ter ene zijde die het kartonnage- (…) als bedoeld in artikel 1A uitoefent. (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling in hoger beroep
Zijn [geïntimeerden 2] gebonden aan artikel 22 lid 3 NBBU-cao?
“uit niets blijkt dat Solutions met [geïntimeerden 1] steeds weer de meest recente versie van de NBBU-cao is overeengekomen”. Deze ongemotiveerde betwisting hebben [geïntimeerden 1] niet nader onderbouwd en kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet slagen. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis als feit vastgesteld (onder 2.2 van de vaststaande feiten) dat de NBBU-cao van toepassing is op iedere arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde 4] . Daarbij heeft de kantonrechter de tekst van artikel 22 NBBU-cao geciteerd, zoals deze geldt vanaf 1 juli 2015, dus inclusief het nieuwe lid 3. Tegen dit vaststaande feit zijn in hoger beroep geen bezwaren opgeworpen.
Wat is de betekenis van de nieuwe zinsnede van artikel 22 lid 3 NBBU-cao?
Toepassing van de inlenersbeloning zal dan nooit worden aangepast met terugwerkende kracht”, welke zinsnede deel uitmaakt van artikel 22 lid 3 NBBU-cao zoals dit geldt per 1 juli 2015. [geïntimeerden 1] bepleiten dat deze bepaling alleen ziet op het
aanpassenvan de inlenersbeloning en dat dit niet aan de orde kan zijn als de inlenersbeloning niet eerst is
toegepast. In dit verband is het volgende van belang. Voor de uitleg van een cao-bepaling geldt de cao-norm. Dit betekent dat een uitleg naar objectieve maatstaven dient te worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt dus niet aan op de bedoelingen van partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze bedoelingen niet uit de in de cao opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9621).
Is artikel 22 lid 3 NBBU-cao een rechtsgeldige afwijking van artikel 8 lid 1 en 2 Waadi?
Staat art. 22 lid 3 NBBU-cao er aan in de weg dat een uitzendkracht na 1 juli 2015 met terugwerkende kracht een beroep doet op de inlenersbeloning?