ECLI:NL:HR:2010:BM9621
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake pensioenreglement ABP en terugwerkende kracht van salarisverhoging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de uitleg van het pensioenreglement van het ABP. De zaak betreft een werknemer, aangeduid als [eiser], die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder geoordeeld dat een salarisverhoging met terugwerkende kracht niet mocht worden meegenomen in de berekening van de pensioengrondslag per 1 januari 2003, omdat deze verhoging na de peildatum was vastgesteld. De Hoge Raad oordeelde echter dat het pensioenreglement, dat gebaseerd is op de Wet privatisering ABP, moet worden uitgelegd aan de hand van de CAO-norm en dat de bedoeling van sociale partners niet kan worden meegewogen als deze niet kenbaar is uit het reglement zelf.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, die eerder had geoordeeld dat de verhoging met terugwerkende kracht wel degelijk in de pensioengrondslag moest worden meegenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het hof leidt tot een onaannemelijk rechtsgevolg voor de werknemer, die met (vervroegd) pensioen ging kort na de salarisverhoging. Dit zou onherstelbare gevolgen hebben voor de hoogte van zijn pensioen. De Hoge Raad concludeerde dat het ABP de verhoging in de pensioengrondslag moest betrekken, ook als deze was vastgesteld in een bezwaarprocedure. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van pensioenreglementen en de rechten van werknemers met betrekking tot salarisverhogingen en pensioenberekeningen.