ECLI:NL:GHDHA:2017:4129
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging faillissementsvonnis en afwijzing verzoek tot faillietverklaring na getroffen regelingen met schuldeisers
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de appellant, [appellant], op 19 september 2017 in staat van faillissement was verklaard. De appellant heeft het hof verzocht het faillissementsvonnis te vernietigen, stellende dat hij inmiddels met zijn schuldeisers een regeling heeft getroffen. De rechtbank had overwogen dat er summierlijk bewijs was voor het vorderingsrecht van de Rabobank en dat de appellant in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen. In hoger beroep heeft de appellant betwist dat hij in deze toestand verkeert en heeft hij aangetoond dat hij met een groot aantal schuldeisers een regeling heeft getroffen, waarbij hij hen kan voldoen met een schenking van zijn zus. De Rabobank heeft zich op het standpunt gesteld dat de appellant niet-ontvankelijk is in zijn verzoek en dat er nog steeds sprake is van een toestand van hebben opgehouden te betalen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant ontvankelijk is in zijn verzoek en dat de vereisten voor faillietverklaring niet meer zijn voldaan, nu de appellant in staat is om zijn schulden te voldoen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, met de vaststelling van de faillissementskosten op € 4.001,71, die ten laste van de appellant komen.