Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 25 juli 2017
Stichting Maasdelta Groep,
advocaat: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse,
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) Maasdelta verhuurt sinds 5 december 2013 aan [huurster] een eengezinswoning met tuin aan de [adres 1] (hierna de woning) krachtens “voorlopige huurovereenkomst voor de duur van drie jaar”, zijnde een zogenaamde ‘laatste kans-overeenkomst’, nadat een eerdere huurovereenkomst (aan de [adres 2]) door de kantonrechter bij vonnis van 23 augustus 2013 was ontbonden wegens ernstige overlast.
(2.2) In de ‘laatste kans-overeenkomst’ is, naast de gebruikelijke huurvoorwaarden en Algemene huurvoorwaarden van verhuurder, een groot aantal bijzondere voorwaarden opgenomen waaraan [huurster] zich moet houden. Het gaat hierbij met name om het accepteren van zorg. In de ‘laatste kans-overeenkomst’ is dit aldus omschreven:
“Overwegende dat:- Huurder voorafgaande aan deze huurovereenkomst een woning van verhuurderhuurde op hetadres [adres 2];
- Deze overeenkomst bij het vonnis van 23 augustus 2013 ontbonden is wegens ernstige overlast. Het vonnis is bij deze huurovereenkomst gevoegd;
- Verhuurder huurder met deze huurovereenkomst een laatste kans geeft en daarom met huurder een tijdelijke overeenkomst voor de looptijd van drie jaar aangaat;
- Dat huurder en haar inwonende zoon, [naam zoon] geboren [datum 1] en inwonende dochter, mevrouw [naam dochter] geboren [datum 2], verplicht zijn zorg via LTHG en LZN te Rotterdam te accepteren en hieraan actief mee te werken;
- Via LTHG en LZN te Rotterdam de op de situatie van huurder en inwonende kinderen afgestemde zorg en begeleiding zal worden ingezet en dat deze zorginstantie rapportage(s) zullen opmaken waaruit blijkt welke zorg noodzakelijk is;
- Huurder en haar inwonende kinderen verplicht zijn aan de uitkomst van deze rapportages mee te werken;
- Huurder toestemming geeft aan verhuurder en LTHG en LZN om met elkaar informatie te delen over huurder;
- Huurder een verzoek kan doen tot inzage in het dossier "[huurster]";
- Indien aan het eind van dit tijdelijke laatste kansovereenkomst blijkt dat huurder en/of haar inwonende kinderen geen wanprestatie hebben verricht t.a.v. deze overeenkomst en de zorg blijft accepteren zal de tijdelijke huurovereenkomst omgezet worden tot een overeenkomst voor onbepaalde tijd;
- Indien huurder en/of haar inwonende kinderennietaan de in deze overeenkomst opgenomen overwegingen voldoet en/of een andere wanprestatie pleegt t.a.v. deze overeenkomst zal verhuurder onmiddellijk een verzoek bij de rechter indienen om de huurovereenkomst te laten ontbinden en de woning te laten ontruimen.”
Het incidenteel appel
betwist dat zij overlast veroorzaakt en dat zij tekort schiet in de nakoming van de huurovereenkomst. Zo er al sprake was van blaffende honden, is dit inmiddels geëindigd. De honden zitten niet meer in de tuin (zegt ook getuige [getuige 5]). Enkel blaffen van honden betekent nog niet dat er sprake is van overlast, waartoe zij verwijst naar een uitspraak van dit hof (ECLI:NL:GHSGR:2011:BR6430). Uit de getuigenverklaringen komt naar voren dat de beweerdelijke overlast niet door [huurster] zelf wordt veroorzaakt, maar door haar honden. Bij akte van 3 januari 2017 (kennelijk per ongeluk vermeld 2016) heeft [huurster] nog gesproken over de onbetrouwbaarheid van de buurtbewoners, de gebrekkige geluidsisolatie van de woningen en de irrelevantie van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], terwijl zij aanbiedt om de eerder door de kantonrechter gehoorde getuige [getuige 9] te doen horen over de beweerdelijke geluidsoverlast, waartoe zij verwijst naar een schriftelijke verklaring van [getuige 9] die zij heeft overgelegd.
In de eerste plaats wordt opgemerkt dat de overlast niet alleen over de honden gaat, zoals de kantonrechter (in hoger beroep onweersproken) heeft overwogen (zie weergave in 2.6 van dit arrest) en zoals ook volgt uit de gedingstukken en de getuigenverhoren.
In de tweede plaats is [huurster] (behoudens overmacht en/of zeer bijzondere omstandigheden) verantwoordelijk voor haar honden. Niet valt bijvoorbeeld in te zien waarom [huurster] niet zou kunnen voorkomen dat haar honden in de tuin urineren. Ook veelvuldig geblaf en onaangepast gedrag kan worden aangepakt door daarop gerichte opvoeding en training en/of in het uiterste geval een muilkorf.
In de derde plaats verdient opmerking dat tekortkomingen in het verleden (zoals in elk geval tot oktober 2015 in de tuin zittende, blaffende honden) niet ongedaan gemaakt kunnen worden en wat deze tekortkoming betreft is nakoming dan ook niet meer mogelijk. Hetzelfde geldt met betrekking tot het tekortschieten in de nakoming van verplichtingen om niet te doen (HR 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4925).
Indien reeds getuigen zijn gehoord en een partij wenst deze opnieuw te horen, zal het bewijsaanbod tot aanvullend tegenbewijs in hoger beroep nader moeten worden toegelicht, door bijvoorbeeld te vermelden in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan (vgl. HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 en HR 12 september 2003, NJ 2005, 268, ECLI:NL:HR:2003:AF7677)).
Dit laatste heeft [huurster] niet gedaan. De strekking van de in hoger beroep overgelegde schriftelijke verklaring van [getuige 9] wijkt niet af van hetgeen hij als getuige bij de kantonrechter heeft verklaard omtrent de aan [huurster] verweten overlast. Voor zover in de schriftelijke verklaring wordt gesproken over het gedrag van andere omwonenden – wat hier ook van zij – doet dit niet af aan het aan [huurster] verweten gedrag. Daarom acht het hof het bewijsaanbod niet ter zake dienend.
Het principaal appel
Maasdelta heeft in dit verband gesteld (en onderbouwd met getuigenverklaringen) dat [huurster] zich ondanks tal van pogingen van Maasdelta om met haar te bespreken op welke wijze derden hulp kunnen verlenen, aan het initiëren van zorg onttrekt, dat zij elke vorm van hulpverlening tegenhoudt en dat Maasdelta niet bij [huurster] wordt toegelaten. Dit laatste wordt ook door [huurster] erkend (zie proces-verbaal comparitie van 2 november 2016).
zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2016 en
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
- veroordeelt [huurster] om het gehuurde binnen één maand na betekening van dit arrest, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en het gehuurde bezemschoon onder afgifte van de sleutels aan Maasdelta ter beschikking te stellen;
- veroordeelt [huurster] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Maasdelta tot op 13 mei 2016 begroot op € 96,16 aan kosten uitbrengen dagvaarding,
M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.