ECLI:NL:GHARL:2025:976

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
200.336.349/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van indirect bestuurder voor onrechtmatige opzegging aannemingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een indirect bestuurder van een vennootschap, Meteor BV, voor schade die is ontstaan door de onrechtmatige opzegging van een aannemingsovereenkomst. De appellanten, [appellant] en Meteor BV, hebben in hoger beroep de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland aangevochten, die op 6 september 2023 had geoordeeld dat Meteor onrechtmatig had gehandeld door de overeenkomst met [geïntimeerden] op te zeggen zonder rechtsgrond. De rechtbank had de vennootschap en de indirect bestuurder hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die [geïntimeerden] hadden geleden. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 28 mei 2021 gaven [geïntimeerden] Meteor de opdracht voor de bouw van een woning voor € 340.000. Meteor voldeed niet aan de contractuele verplichtingen en zegde de overeenkomst op 11 maart 2022 op. [geïntimeerden] hebben daarop Meteor en [appellant] gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat de opzegging onrechtmatig was en dat [appellant] als indirect bestuurder persoonlijk aansprakelijk was voor de schade, omdat hij wist of had moeten begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] verworpen en de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Het hof oordeelde dat [appellant] niet kon ontsnappen aan zijn aansprakelijkheid door te verwijzen naar het advies van zijn advocaat, aangezien hij zelf verantwoordelijk was voor de opzegging en de gevolgen daarvan. De uitspraak bevestigt de strenge eisen die aan bestuurders worden gesteld in het kader van hun aansprakelijkheid voor de daden van de vennootschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.336.349/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 141410
arrest van 14 januari 2025
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.R. van der Veen te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2],
die wonen in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden]
advocaat: mr. T. van der Lans te Naaldwijk.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 6 september 2023 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven van [appellant] met productie
• de memorie van antwoord van [geïntimeerden] met producties
• een akte overleggen productie van [geïntimeerden] van 7 november 2024
• het verslag (proces-verbaal) van de enkelvoudige mondelinge behandeling die op
7 november 2024 is gehouden.
1.3
[appellant] heeft in een brief van zijn raadsman van 27 november 2024 een opmerking gemaakt over het citaat op pagina 3 van het proces-verbaal:
[appellant] verklaart: Mij worden door [geïntimeerden] allemaal verwijten gemaakt, maar die zijn niet terecht. In het proces zijn inderdaad dingen niet goed gegaan, maar daar hebben beide partijen schuld aan. In Ieder geval ben ik daar niet alleen aansprakelijk voor.
Volgens [appellant] is het woordje ‘alleen’ ten onrechte in dat citaat opgenomen.
[geïntimeerde1] heeft in een brief van zijn advocaat laten weten dat [appellant] wel degelijk heeft verklaard als in het proces-verbaal opgenomen.
1.4
Het hof ziet geen aanleiding het proces-verbaal aan te passen. Voor de uitkomst van deze zaak is een en ander ook niet doorslaggevend. Dat [appellant] van mening is dat de rechtbank hem ten onrechte hoofdelijk met Meteor BV aansprakelijk heeft gehouden voor de schade van [geïntimeerden] , heeft hij immers ook in zijn memorie van grieven duidelijk gemaakt.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerden] hebben op 28 mei 2021 aan Meteor BV opdracht gegeven tot de bouw van een woonhuis in [plaats1] voor een bedrag van € 340.000. [appellant] was (indirect) bestuurder van Meteor BV (hierna: Meteor).
2.2
Meteor heeft het werk niet afgerond, maar heeft de overeenkomst op 11 maart 2022 met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.3
[geïntimeerden] hebben Meteor en [appellant] voor de rechtbank gedagvaard en verkort weergegeven gevorderd dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart dat Meteor op grond van artikel 6:87 jo 6:74 BW jegens
[geïntimeerden] hoofdelijk aansprakelijk is en schadeplichtig is voor de
dientengevolge door [geïntimeerden] geleden en te lijden schade;
2. voor recht verklaart dat [appellant] jegens [geïntimeerden] toerekenbaar onrechtmatig
heeft gehandeld en dat [appellant] als (indirect) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is
voor alle dientengevolge door [geïntimeerden] geleden en te lijden schade;
3. Meteor en [appellant] ieder hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerden] een bedrag aan schadevergoeding ten hoogte van € 122.383,57, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. Meteor en [appellant] ieder hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerden] van een vertragingsboetebedrag van € 250 exclusief btw per week;
5. Meteor en [appellant] ieder hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerden] van de buitengerechtelijke kosten
6. Meteor en [appellant] ieder hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.4
De rechtbank heeft in het vonnis van 6 september 2023 de gevorderde verklaringen voor recht gegeven en Meteor en [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 74.404,73 met rente aan schadevergoeding en een bedrag van € 1.519,05 aan buitengerechtelijke kosten. Ook zijn Meteor en [appellant] hoofdelijk in de proceskosten en de nakosten veroordeeld. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
2.5
Meteor is op 11 oktober 2023 in staat van faillissement verklaard en (de curator) is niet van het vonnis in beroep gekomen. [appellant] heeft wel hoger beroep ingesteld. De vraag waar het in dit hoger beroep om gaat is of [appellant] als indirect bestuurder hoofdelijk met Meteor aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] als gevolg van deze opzegging hebben geleden. De omvang van de schade van [geïntimeerden] staat in dit hoger beroep niet ter discussie.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof is van oordeel dat het vonnis van de rechtbank bekrachtigd moet worden, voor zover dat ten aanzien van [appellant] is gewezen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dat oordeel is gekomen, na eerst de feiten op een rij te hebben gezet. De bezwaren (grieven) die [appellant] tegen het vonnis heeft geformuleerd en die erop neerkomen dat Arend persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, zullen gezamenlijk worden behandeld.
De feiten
3.2
[appellant] is (via CIMA BV en JeDe Beheer BV) indirect bestuurder van Meteor.
3.3 Op 28 mei 2021 hebben [geïntimeerden] als opdrachtgever en Meteor als
opdrachtnemer een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woonhuis aan de [adres] te [plaats1] voor een bedrag van € 340.000.
3.4
[geïntimeerden] hebben de volgende facturen van Meteor voldaan:
- 22-06-21 2% bij ondertekening van de overeenkomst € 6.800
- 05-07-21 25% staalframebouwcasco incl. buitenbeplatingen PREFAB gereed € 85.000
- 15-07-21 4% bestelling gevelkozijnen € 13.600
- 21-01-22 5% na gereedkomen ruwe begane grond vloer € 17.000
- 11-02-22 2% staalframebouwcasco incl. buitenbeplatingen gemonteerd
€ 6.800
Totaal: € 129.200
3.5
Op 30 augustus 2021 heeft [naam1] namens Meteor de voorlopige planning
opgesteld en aan [geïntimeerden] gezonden. Uit deze planning bleek dat op maandag 6 september 2021 gestart zou worden met het bouwrijp maken van de kavel en dat de
oplevering op 24 december 2021 zou plaatsvinden.
3.6
Op 15 oktober 2021 hebben [geïntimeerden] per e-mail geklaagd over de door
Meteor ingeschakelde onderaannemer Atlass Afbouw. Meteor heeft dezelfde dag de
onderaannemingsovereenkomst met Atlass Afbouw per e-mail eenzijdig ontbonden.
3.7
Op 19 november 2021 heeft Meteor een gewijzigde planning aan [geïntimeerden]
gezonden. Volgens deze planning zouden de rooilijnen op maandag 15 november 2021
worden uitgezet en zou 18 maart 2022 worden opgeleverd.
3.8
Op 3 december 2021 is [naam2] Grondverzet en Heiwerken B.V. (hierna:
[naam2] ) gestart met het graafwerk voor de fundering van de woning, maar niet dan nadat [geïntimeerden] zelf voor betaling aan [naam2] had zorggedragen.
3.9
Op 3 maart 2022 heeft de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] , mr. Berkovic, Meteor per brief gesommeerd om binnen één kalenderdag schriftelijk te
bevestigen dat de overeenkomst onmiddellijk stipt en volledig zal worden nagekomen, dat
er een definitieve planning wordt overgelegd en dat men zich daar aan zal houden.
Daarnaast werd Meteor gesommeerd om binnen acht kalenderdagen aan te vangen met de
bouwwerkzaamheden en die conform planning uit te voeren. Voor zover Meteor hier niet
aan zou voldoen, werd Meteor in gebreke gesteld en werd aangezegd dat [geïntimeerden]
aanspraak zouden maken op de boeteclausule van € 250 exclusief btw per week indien later dan de 120 werkbare dagen na start bouw wordt opgeleverd en dat het werk door een derde uitgevoerd zal worden, op kosten van Meteor.
3.1
Op 11 maart 2022 reageerde de toenmalige gemachtigde van Meteor, mr. Gepken,
op de brief van 3 maart 2022. In deze brief schrijft mr. Gepken onder meer:
"Er is een onwerkbare situatie ontstaan welke volledig te wijten is aan het gedrag van uw cliënt, de heer [geïntimeerde1] . Cliënte heeft om die reden besloten de tussen partijen gesloten overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Voor voortzetting van de werkzaamheden zullen uw cliënten een andere aannemer moeten gaan zoeken.”
3.11
In reactie hierop heeft mr. Berkovic op 17 maart 2022 aan mr. Gepken medegedeeld dat Meteor niet binnen de op 3 maart 2022 gestelde termijnen gehoor heeft gegeven aan de
sommatie en dat Meteor in verzuim is getreden. Daarnaast heeft mr. Berkovic erop gewezen
dat de bouw, conform artikel 4.2 van het bouwcontract, is gestart op 3 december 2021 en dat
de woning binnen 120 werkbare dagen opgeleverd moet worden. Vervolgens is Meteor in
dezelfde brief nogmaals gesommeerd om binnen acht kalenderdagen de bouwwerkzaamheden te hervatten en conform een definitieve planning uit te voeren. Voor
het geval niet aan die sommatie zou worden voldaan, bracht mr. Berkovic een omzettingsverklaring in de zin van art 6:87 BW uit in die zin dat [geïntimeerden] vervangende schadevergoeding zullen vorderen in plaats van nakoming door Meteor. Bovendien is aangezegd dat de werkzaamheden dan door een derde zullen worden voortgezet op kosten van Meteor.
3.12
Namens Meteor is niet gereageerd op deze brief.
3.13
Op 30 maart 2022 heeft mr. Berkovic schriftelijk medegedeeld aan mr. Gepken dat
hij geen reactie van Meteor heeft ontvangen en dat evenmin is gestart met het hervatten
van de bouwwerkzaamheden, zodat [geïntimeerden] een derde in zullen schakelen om de
werkzaamheden voort te zetten, waarbij de schade op Meteor verhaald zal worden.
3.14
[geïntimeerden] hebben Meteor op 28 april 2022 aangeschreven tot betaling van
€ 77.135,47, zijnde het verschil tussen de aanneemsom van Meteor minus de betalingen van
€ 210.800.00 (€ 340.000 - € 129.200) en de offerte van de derde aannemer om de
werkzaamheden uit te voeren van € 287.935, 47. Daarnaast werd Meteor gesommeerd de
maandelijkse huur voor de vervangende woning ad € 3.535 per maand, van 19 december
2021 tot en met april 2022 berekend op € 13.835, te vergoeden en werden incassokosten
van € 2.038,49 aangezegd indien betaling binnen acht kalenderdagen na dagtekening van de
brief uitbleef.
3.15
Omdat betaling uitbleef, hebben [geïntimeerden] Meteor op 12 mei 2022
aangeschreven tot betaling van € 93.008.96, bestaande uit een hoofdsom van € 90.970,47 vermeerderd met de incassokosten van € 2.038,49.
De beoordeling
3.16
[appellant] heeft niet gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank (in r.o. 4.5 van het vonnis) dat Meteor onrechtmatig jegens [geïntimeerden] heeft gehandeld door zonder rechtsgeldige grond de overeenkomst op te zeggen. Evenmin is bezwaar gemaakt tegen het oordeel dat Meteor in verzuim is geraakt door geen uitvoering te geven aan de sommatie van [geïntimeerden] van 3 maart 2022 om de werkzaamheden te hervatten en dat [geïntimeerden] gerechtigd waren een omzettingsverklaring uit te brengen. Ook tegen de omvang van de door de rechtbank vastgestelde schade van [geïntimeerden] heeft [appellant] niet gegriefd. In dit hoger beroep kan dus van een en ander worden uitgegaan.
3.17
In geschil is of [appellant] als indirect bestuurder van Meteor hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] als gevolg van de onrechtmatige opzegging hebben geleden.
3.18
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is echter, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. [1]
3.19
In geval van benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering, kan volgens vaste rechtspraak [2] naast de aansprakelijkheid van de vennootschap mogelijk ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. [3]
3.2
Voor de onder (i) bedoelde gevallen is in de rechtspraak de maatstaf aanvaard dat, kort gezegd, persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. [4]
3.21
In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. In dit onder (ii) bedoelde geval draait het kort gezegd om frustratie van betaling en verhaal.
3.22
Het ligt daarbij op de weg van de benadeelde crediteur om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat de betreffende bestuurder persoonlijk jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld.
3.23
Artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
Uit de aard van de bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW volgt echter wel dat als een rechtspersoon-bestuurder aansprakelijk is op die grond, een bestuurder van die rechtspersoon-bestuurder aansprakelijkheid op grond van artikel 2:11 BW (alsnog) kan voorkomen door te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen waarop de aansprakelijkheid van de rechtspersoon-bestuurder is gebaseerd. [5]
3.24
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat [appellant] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] geleden schade, omdat hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, waarbij de rechtbank kennelijk zowel het oog heeft gehad op het onder (i) als het onder (ii) genoemde geval. Wat het onder (i) genoemde geval betreft, oordeelt de rechtbank dat er een patroon is dat eruit bestaat dat [appellant] vennootschappen opricht, facturen (van onderaannemers) onbetaald laat en vervolgens de werkzaamheden niet meer afrondt, waardoor schade ontstaat bij opdrachtgevers.
3.25
De grieven 1 tot en met 3 en grief 4 (ten dele) zijn tegen dat oordeel gericht.
Het hof overweegt daarover het volgende. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaring van [naam2] van 1 december 2021 over de kredietwaardigheid van Meteor, een verklaring van [naam3] van 24 november 2022, een nieuwbericht van RTV Drenthe van 1 augustus 2008 over een faillissement van een ander bouwbedrijf van [appellant] en op negatieve uitlatingen over Meteor en [appellant] op een internetforum.
Hoewel uit deze producties blijkt dat niet alleen [geïntimeerden] negatieve ervaringen met Meteor en [appellant] hebben – een beeld dat later ook bevestigd is door het faillissementsverslag van de curator van Meteor van 4 september 2024 – zijn deze naar het oordeel van het hof onvoldoende om de conclusie te trekken dat de bestuurder van Meteor (en [appellant] als indirect bestuurder) al bij het aangaan van de overeenkomst met [geïntimeerden] in mei 2021 wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat Meteor niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. In zoverre zijn de grieven 1 tot en met 3 terecht voorgedragen. Uit het hierna volgende zal echter blijken dat dat niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden.
3.26
Het hof is namelijk met de rechtbank van oordeel dat het hiervoor onder (ii) genoemde geval zich wel voordoet en licht dat als volgt toe.
Vaststaat dat de opzegging van de overeenkomst door Meteor zonder rechtsgrond en daarmee onrechtmatig was. Daarvan kan de (indirect) bestuurder van Meteor persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. [appellant] is bestuurder van CIMA, die op haar beurt bestuurder is van JeDe Beheer, de bestuurder van Meteor. [appellant] is dus indirect bestuurder van Meteor. De rechtbank heeft overwogen – en [appellant] heeft dat niet bestreden met een grief – dat [appellant] als enige natuurlijke persoon aan de zijde van Meteor betrokken was bij de overeenkomst en dat hij degene moet zijn geweest die de overeenkomt zonder rechtsgrond heeft laten opzeggen door mr. Gepken en voorts dat [appellant] eveneens heeft nagelaten de opzegging en haar gevolgen ongedaan te maken of te beperken, hoewel hij daartoe wel de aangewezen persoon was.
3.27
De bestuurder van Meteor wist op het moment van opzegging van de overeenkomst op 11 maart 2022 of had redelijkerwijze behoren te begrijpen dat de door haar bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. De opzegging van de overeenkomst had immers direct tot gevolg dat Meteor haar daaruit voortvloeiende verplichtingen (bouw van de woning) niet meer zou nakomen en dat [geïntimeerden] daardoor schade werd toegebracht. Dat dit voor de bestuurder van Meteor en daarmee voor [appellant] , die als indirect bestuurder feitelijk aan de touwtjes trok, voorzienbaar was, blijkt ook met zoveel woorden uit de opzeggingsbrief die mr. Gepken in opdracht van [appellant] zond in hoedanigheid van indirect bestuurder van Meteor. Daarin wordt immers expliciet benoemd dat [geïntimeerden] voor de voortzetting van de werkzaamheden een andere aannemer zullen moeten gaan zoeken, terwijl [geïntimeerden] al forse bedragen aan Meteor hadden voldaan.
3.28
Eveneens is aannemelijk geworden dat de bestuurder van Meteor – en haar indirect bestuurder [appellant] – op het moment van opzegging van de overeenkomst wisten of redelijkerwijze behoorden te begrijpen dat Meteor voor deze schade van [geïntimeerden] geen verhaal zou bieden. Daarvoor is de volgende gang van zaken redengevend. Het bouwproces is van meet af aan uiterst moeizaam verlopen. Zoals [appellant] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft toegelicht, verzorgde Meteor de bouw van woningen niet zelf, maar schakelde zij daarvoor lokale onderaannemers in. Hoewel Meteor had opgegeven volgens planning op 6 september 2021 te zullen starten met de bouw en de woning voor de Kerst op te zullen leveren, was de bouw op 1 december 2021 nog steeds niet begonnen. Meteor had het contract met een door haar ingeschakelde onderaannemer (Atlass Bouw) die voor het graaf- en heiwerk zou zorgen in oktober 2021 ontbonden. Vervolgens verlangde zij van [geïntimeerden] dat deze meer dan twee keer zoveel voor het heiwerk zouden betalen dan aanvankelijk was overeengekomen. [geïntimeerden] hebben ondanks deze verdubbeling van kosten opdracht gegeven aan Meteor voor het uitvoeren van het heiwerk, maar de volgende onderaannemer die Meteor daarvoor benaderde, [naam2] Grondverzet en Heiwerk (hierna: [naam2] ), liet op 1 december 2021 weten dat zij de werkzaamheden niet voor Meteor wilde uitvoeren:
Gezien de kredietwaardigheid van Meteor BV (Graydon) en het tot op heden niet nakomen van de gemaakte afspraken is het risico voor ons te groot dat onze facturen niet zullen worden voldaan.
3.29
[naam2] heeft de heiwerkzaamheden vervolgens in opdracht van [geïntimeerden] uitgevoerd en door [geïntimeerden] betaald gekregen.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof [appellant] de vraag gesteld waarom [naam2] door [geïntimeerden] was betaald en niet door Meteor. [appellant] heeft op die vraag geen bevredigend antwoord kunnen geven. Hij zei zich niet te kunnen herinneren waarom dat zo is gegaan. [appellant] heeft verder verklaard dat hij met veel moeite een andere aannemer ( [naam4] ) had gevonden die het casco wilde afbouwen, maar dat deze afhaakte nadat [geïntimeerde1] hem waarschuwde dat Meteor haar onderaannemers niet betaalde. Op de vraag van het hof of [appellant] [naam4] niet eenvoudig van het tegendeel had kunnen overtuigen, antwoorde [appellant] dat hij de onderaannemer niet op andere gedachten had kunnen brengen en: “ik ga een onderaannemer niet vooraf betalen”. Een en ander bezien in het licht van het feit dat [geïntimeerden] wel alle door Meteor in rekening gebrachte termijnen had betaald (in totaal € 129.200 ofwel ruim een derde van de aanneemsom) leidt het hof tot de slotsom dat het met de kredietwaardigheid van Meteor op dat moment inderdaad slecht was gesteld, zoals het onderzoek dat [naam2] door Graydon had laten uitvoeren in december 2021 ook aangaf.
3.3
[appellant] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hem ter zake van de onrechtmatige opzegging persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat hij afging op het advies van mr. Gepken. Die zou hem gezegd hebben dat opzegging van de overeenkomst wel kon. Het hof verwerpt dat verweer. [appellant] kan zich niet disculperen met een beroep op het advies van zijn advocaat. Zo mr. Gepken hem al onjuist zou hebben geadviseerd, is dat een zaak tussen [appellant] en mr. Gepken en regardeert dat [geïntimeerden] niet.
Bovendien is [appellant] er in de brief van de advocaat van [geïntimeerden] van 17 maart 2022 op gewezen dat de opzegging feitelijk en rechtens zonder grondslag was. Toch heeft [appellant] ervoor gekozen Meteor geen gevolg te laten geven aan de in die brief vervatte sommatie om het werk te hervatten en [geïntimeerden] niet tegemoet te komen in de door hen als gevolg van de opzegging geleden en te lijden schade.
3.31
De grieven 4 tot en met 9 falen. De grieven 10 tot en met 14 hebben geen zelfstandige betekenis en delen in dat lot.
De conclusie
3.32
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep zal – onder gedeeltelijke verbetering van de gronden – worden bekrachtigd. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak
. [6]
3.33
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
6 september 2023;
4.2
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] in het hoger beroep:
€ 1.780 aan griffierecht
€ 4.426 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (2 procespunten x appeltarief IV à € 2.213)
4.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A. Wind, M.W. Zandbergen en W.F. Boele en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
14 januari 2025.

Voetnoten

1.HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627,
2.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006: AZ0758,
3.HR 18 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4873,
4.De zogenoemde Beklamelnorm naar HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521,
5.HR 12 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:275
6.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.