ECLI:NL:RBGEL:2024:2337

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10714482 \ HA VERZ 23-48
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en re-integratieverplichtingen in een arbeidsconflict

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en haar werkgever, Stichting Innoforte. [verzoekster] heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW, omdat zij lijdt onder de huidige arbeidsrelatie en het arbeidsconflict haar herstel belemmert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord is geraakt, maar dat Innoforte niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 februari 2024, maar heeft de verzoeken van [verzoekster] om een transitievergoeding en billijke vergoeding afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat Innoforte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter heeft ook het tegenverzoek van Innoforte om de arbeidsovereenkomst te ontbinden afgewezen, omdat er geen sprake was van een ernstige tekortkoming aan de zijde van [verzoekster]. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10714482 \ HA VERZ 23-48 \ 25115 \ 40140
uitspraak van 19 januari 2024
beschikking
in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verwerende partij in het zelfstandige tegenverzoek
gemachtigde N.J. van Dijk
en
de stichting
Stichting Innoforte
gevestigd te Velp
verwerende partij
verzoekende partij in het zelfstandige tegenverzoek
gemachtigde mr. A.G.M. Dera- ten Bokum en mr. L.K. de Haan
Partijen worden hierna [verzoekster] en Innoforte genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift inclusief producties 1 t/m 83 ingekomen op 11 september 2023;
- het herziene verzoekschrift ingekomen op 10 november 2023;
- de brief van 10 november 2023 van de gemachtigde van Innoforte met het verzoek een termijn te verlenen om schriftelijk op het herziene verzoekschrift te kunnen reageren dan wel verlenging van de spreektijd tijdens de geplande mondelinge behandeling van 20 naar 45 minuten;
- het (eerste) aanvullend verzoekschrift inclusief producties 84 t/m 94 ingekomen op
13 november 2023;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken van 14 november 2023;
- de e-mail van 14 november 2023 van de gemachtigde van [verzoekster] met het verzoek een dupliek in te mogen dienen dan wel verlenging van de spreektijd tijdens de mondelinge behandeling;
- het herziene verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken inclusief producties 1 t/m 34 en het aanvullend verweerschrift inclusief producties 35 en 36 ingekomen op 17 november 2023;
- het tweede aanvullend verzoekschrift inclusief producties 95 en 96 en
het derde aanvullend verzoekschrift, beide ingekomen op 18 november 2023;
- de e-mail van18 november 2023 van de gemachtigde van [verzoekster] inclusief producties
97 t/m 102;
- de e-mail van 20 november 2023 van de gemachtigde van Innoforte waarin zij haar bezwaren uit tegen het tweede en derde aanvullende verzoek van [verzoekster] ;
- de e-mail van 21 november 2023 van de rechtbank aan partijen waarin is meegedeeld dat de zitting van 22 november 2023 doorgang zal vinden en alle verzoeken en tegenverzoeken in volle omvang aan de orde zullen komen en dat beide partijen ruimere spreektijd dan gebruikelijk krijgen;
- de e-mail van 21 november 2023 van de gemachtigde van [verzoekster] met het verzoek de behandeling van de tegenverzoeken uit te stellen en [verzoekster] toe te staan digitaal deel te laten nemen aan de mondelinge behandeling;
- de e-mail van dezelfde datum van de rechtbank waarin het verzoek tot uitstel van behandeling van de tegenverzoeken wordt afgewezen en [verzoekster] wordt toegestaan digitaal de zitting bij te wonen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2023. [verzoekster]
heeft de mondelinge behandeling (via Teams) bijgewoond en werd bijgestaan door haar
gemachtigde N.J. van Dijk. Namens Innoforte is verschenen [naam 1] (hoofd
HR), [naam 2] (bestuurder) en [naam 3] (A.S.R.),
bijgestaan door mr. A.G.M. Dera-ten Bokum en mr. L.K. de Haan. De griffier heeft
aantekeningen gemaakt van wat besproken is. Partijen hebben hun standpunten (mede)
toegelicht aan de hand van pleitnotities.
De kantonrechter heeft bij het nalopen van de ontvangen processtukken vastgesteld dat Innoforte niet in het bezit was van producties 97 en 98 van [verzoekster] . Innoforte heeft haar bezwaren geuit tegen het opnemen van de producties in het procesdossier zonder dat zij daar kennis van heeft kunnen nemen. Omdat [verzoekster] niet bereid was deze stukken ook aan Innoforte te verstrekken, heeft de kantonrechter voornoemde producties geweigerd en aan de gemachtigde van [verzoekster] geretourneerd.
1.3.
Uiteindelijk is beschikking bepaald op 19 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
Innoforte biedt omgevingsgerichte zorg aan mensen met dementie en hun naasten alsmede thuiszorg aan ouderen en dagbesteding voor mensen met beginnende dementie.
2.2.
[verzoekster] is in dienst bij Innoforte in de functie Verzorgende Niveau 3 op basis van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd (per 1 oktober 1998) met een arbeidsomvang van 29 uur per week (24 uur voor zorgwerkzaamheden en 5 uur voor OR-werkzaamheden). Per 1 januari 2024 komen de 5 uur voor OR-werkzaamheden te vervallen.
2.3.
[verzoekster] heeft zich op 27 juni 2022 ziekgemeld als gevolg van niet-werkgerelateerde omstandigheden. Na afspraken met de bedrijfsarts en Praktijkondersteuner bedrijfsarts is [verzoekster] op 22 augustus 2022 gestart met re-integratie en hebben partijen op 1 september 2022) een plan van aanpak opgesteld. Als re-integratie activiteit hebben partijen afgesproken: ondersteuning van collega’s op de afdeling/ koffiedrinken, drie keer 2 uur per week.
2.4.
Op 27 september 2022 is [verzoekster] op consult geweest bij de bedrijfsarts, waarna een probleemanalyse is opgesteld. Daarin staat onder meer:
(..)
Reden van het verzuim
Ziekte. Werkgerelateerde factoren hebben niet bijgedragen aan het verzuim.
Advies voor werkmogelijkheden
- Werknemer kan medisch gezien werkzaamheden uitvoeren in eigen of aangepaste taken. (..)
- Betrokkene doet nu 2 uur aangepast werk per dag.
- Ik adviseer dat betrokkene de komende drie weken drie uur per dag gaat werken en als het goed gaat daarna 4 uur per dag.
- Betrokkene is verwezen voor gerichte begeleide gesprekken die intensief zullen zijn. (..)
- Mocht behandeling starten voor het volgende spreekuur dan adviseer ik dat betrokkene niet werkt op dagen dat behandeling plaatsvindt. (..)
Er zijn factoren die de re-integratie belemmeren:
Betrokkene zit zeer complexe privé situatie die aandacht vraagt. Betrokkene heeft hiervoor hulp gezocht.
Werkgever en werknemer:
- Bespreek bovenstaande factoren in een open dialoog en zoek naar een oplossing zodat deze de re-integratie niet meer hoeven te belemmeren. (..)
- Leg dit vast in het Plan van aanpak of de bijstelling daarop. (..)
2.5.
Innoforte heeft [verzoekster] vervolgens uitgenodigd voor een gesprek op 3 oktober 2022, dat uiteindelijk is verschoven naar 31 oktober 2022.
2.6.
Op 26 oktober heeft [verzoekster] via de Whatsapp contact met haar collega [naam 4] (roosteraar binnen haar team) gehad over werkdiensten op 27 en 28 oktober 2022. Daarin zijn over en weer de volgende berichten gestuurd:
(..)
[verzoekster] :
Donderdag zou ik na de OR aansluiten naar de afdeling van 16.30-19.30
Vrijdag: 8:00-11:00
[naam 4] :
Je werkt gewoon jouw diensten.. en dat is op maandag avonddienst en op donderdag vroege dienst. Wat niet gaat gebeuren is dat je laat/vroeg hebt. Dat passen we dan aan. Dus nu donderdag vroege dienst en vrijdag ook vroege dienst. Dat is jouw rooster.
[verzoekster] :
Helaas sinds ik gestart ben van een zware behandeling, slaap ik nog slechter dat trek ik niet de vroege dienst. Dit ga ik ook aangeven tijdens onze volgende evaluatie gesprek. Ook bij [naam 5] [
toenmalige teamleidster [verzoekster] ; toevoeging kantonrechter] is een gesprek ingepland voor maandag a.s. over de evaluatie en verdere plan van aanpak.
[naam 4] :
ok… maar wij weten helemaal niet meer waar we aan toe zijn op de afdeling. Dan bespreek dit nu met [naam 5] .
(..)
2.7.
[verzoekster] heeft diezelfde dag telefonisch contact met haar teamleidster gehad en heeft vervolgens op donderdag 27 oktober van 16.30-19.00 uur gewerkt en op vrijdag 28 oktober 2022 van 08:00-11.00 uur.
2.8.
Bij e-mail van 30 oktober 2022 heeft [verzoekster] de afspraak van 31 oktober afgezegd. [verzoekster] heeft daarbij aangegeven dat zij niet meer goed in staat is om alles te overzien en de situatie graag eerst met bedrijfsarts wil bespreken tijdens het op 8 november 2022 geplande consult. Daarna zou op basis van het nieuwe advies het plan van aanpak kunnen worden herzien.
2.9.
Op 1 november 2022 heeft de teamleidster van [verzoekster] in een Whatsappbericht aan [verzoekster] gevraagd telefonisch contact met haar op te nemen en heeft zij [verzoekster] uitgenodigd voor een gesprek op 3 november 2022. [verzoekster] heeft dezelfde dag daarop gereageerd met:
(..)
Momenteel ben ik niet in staat om met jou te bellen, noch het gesprek met HR aan te gaan. Ik heb aangegeven op 8 november een afspraak met de bedrijfsarts te hebben en zijn advies af te wachten.
Dat je dat negeert begrijp ik niet. Ten overvloede wil ik erop wijzen dat deze handelswijze van jou niet bevorderend is voor mijn herstel door de druk die jij op mij legt.
2.9.1.
Naast voornoemd contact heeft [naam 6] (HR adviseur van Innoforte, hierna te noemen HR) die dag per e-mail de afspraakbevestiging voor het gesprek van 3 november 2022 aan [verzoekster] gestuurd, met daarin, voor zover hier van belang:
(..)
Uw nieuwe afspraak is op donderdag 3 november a.s. om 9:30 uur op uw werklocatie (..). Ondergetekende sluit tevens aan bij het verzuimgesprek.
Ik maak u erop attent dat het verplicht is om samen met uw werkgever afspraken te maken rondom uw verzuim en re-integratie. De Wet Verbetering Poortwachter is hier van toepassing, u bent mede verantwoordelijk voor het nakomen van de afspraken rondom uw verzuim. U kunt niet opnieuw deze afspraak afzeggen.
(..)
2.10.
[verzoekster] heeft zich daarop tot haar gemachtigde gewend, die ook dezelfde dag heeft gereageerd op de e-mail van HR met onder meer:
(..)
Op 30 oktober 2022 heeft mijn cliënte per email (..) doorgegeven dat zij niet meer in staat is om alles goed te overzien en zich overvraagd voelt. (..)
De overvraging is een gevolg van het feit dat mijn cliënte, ondanks dat zij op therapeutische basis werkt en als boventallig dient te worden beschouwd, diensten moet draaien vanwege gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel om gaten in de bezetting te vullen. Daarnaast is bij Innoforte bekend dat de behandeling van mijn cliënte is gestart waardoor zij nog minder belastbaar is. De werkgever schendt daarmee aldus zijn re-integratieverplichtingen!
(..)
Mijn cliënte voldoet volledig aan haar verplichtingen inzake de Wet verbetering poortwachter. Juist via een herbeoordeling door de bedrijfsarts kan worden vastgesteld of de lopende afspraken nog passend zijn danwel herzien moeten worden. Daarom is het ook verstandig om eerst dit advies af te wachten, voordat nieuwe afspraken worden gemaakt en vastgelegd in het Plan van Aanpak. Een verwijt in deze aan het adres van mijn cliënte is dan ook volkomen onterecht.
Mijn cliënte zal om hiervoor genoemde redenen niet aan de oproep gehoor geven om op 3 november 2022 op gesprek te komen. Zij is wel bereid tot een gesprek na het beschikbaar komen van het nieuwe advies van de bedrijfsarts volgend uit het onderzoek van 8 november 2022, mits de bedrijfsarts haar tot dit gesprek in staat acht. Overigens zal ondergetekende daar dan ook bij aanwezig zijn, tenzij de druk die momenteel door de Innoforte op mijn cliënte wordt uitgeoefend zal worden weggenomen, het vertrouwen terugkeert en de verhoudingen normaliseren.
(..)
2.10.1.
Innoforte heeft in reactie daarop bij e-mail van 2 november 2022 aangevoerd dat [verzoekster] niet boventallig therapeutisch werk verricht, maar dat ze re-integreert in aangepaste taken in het eigen werk (conform probleemanalyse van 27 september 2022). Innoforte heeft toegezegd het advies van de bedrijfsarts af te wachten en een voorstel van [verzoekster] voor het plannen van een gesprek.
2.10.2.
Bij e-mail van 4 november 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] daarop gereageerd en aangegeven dat [verzoekster] aangepast werk kon doen en heeft hij Innoforte aangeraden om de invulling van de casemanager-rol binnen de organisatie kritisch te beschouwen. Daarnaast is meegedeeld dat [verzoekster] in ieder geval tot en met 8 november 2022 thuis zou blijven.
2.11.
Op 8 november 2022 is [verzoekster] op consult geweest bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft als volgt geadviseerd:
(..)
In optiek van betrokkene is het niet zo dat ze geen contact zou willen met leidinggevende.
Betrokkene wil met juridisch adviseur en casemanager graag deelnemen aan een gesprek om eventuele werkgerelateerde problematiek te bespreken.
Ik adviseer dat gesprek volgende week te doen.
(..)
Ik adviseer dat betrokkene na volgende week twee x vier uur per week gaat werken en dat boventallig.
Ik adviseer dat betrokkene niet werkt op de dag van de behandeling en de dag erna.
(..)
Ik adviseer een gesprek met de nieuwe bedrijfsarts begin januari.
Ik adviseer de afspraken te handhaven tot het bezoek aan de nieuwe bedrijfsarts.
(..)
2.12.
Bij e-mail van 14 november 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] HR verzocht een afspraak te plannen om het advies van de bedrijfsarts te bespreken en naar aanleiding daarvan het plan van aanpak bij te stellen.
2.13.
Op 17 november 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , haar gemachtigde en, namens Innoforte, aanvankelijk alleen HR ( [naam 6] en [naam 7] (interim HR) en later ook de teamleidster van [verzoekster] ( [naam 8] ). Tijdens het gesprek zijn (onder andere) de volgende onderwerpen besproken: contact tussen de teamleidster en [verzoekster] , ureninzet en verantwoording en invulling van het plan van aanpak. Tussen de teamleidster en de gemachtigde van [verzoekster] zijn de gemoederen op enig moment hoog opgelopen, waarbij de teamleidster heeft uitgesproken dat [verzoekster] niet meer kon re-integreren op haar afdeling en waarna zij het gesprek heeft verlaten.
Bij afronding van het gesprek heeft HR aangegeven dat het gespreksverslag uiterlijk op 24 november 2022 zou worden toegezonden vergezeld met een voorstel voor het vervolg van het re-integratietraject van [verzoekster] .
2.14.
Bij e-mail van 21 november 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] Innoforte een aansprakelijkstelling gestuurd, met daarin onder meer:
(..)
Mij bereikte het bericht dat mijn cliënte (..) een ernstige mentale terugval heeft gehad als gevolg van de wijze waarop Innoforte haar afgelopen donderdag (en daarvoor) heeft bejegend en geïntimideerd. Zij was hierdoor genoodzaakt om contact met haar behandelaar op te nemen om de rust terug te vinden. Namens mijn cliënte stel ik Innoforte hiervoor volledig aansprakelijk.
Innoforte is bekend met het feit dat mijn cliënte zeer kwetsbaar is als gevolg van een psychische aandoening en de zware behandeling die zij daarvoor ondergaat. Echter zonder enige waarschuwing vooraf wordt mijn cliënte door u beiden en de later aangeschoven teamleider (..) overvallen en op een zeer intimiderende wijze geconfronteerd met onterechte beschuldigingen inzake haar functioneren. (..) Het is onaanvaardbaar dat de gevolgen van dit grensoverschrijdend gedrag nu bij mijn cliënte zijn komen te liggen en haar gezondheid hierdoor verder is geschaad. Ook het effect van de behandeling wordt door deze handelswijze van Innoforte teniet gedaan.
(..)
Erkenning dat mijn cliënte onjuist en onrechtvaardig door Innoforte is behandeld, zou daarbij een eerste stap kunnen zijn om weer tot normale verhoudingen te komen en haar re-integratie op te pakken.
(..)
2.15.
Op 1 december 2022 heeft Innoforte, nadat zij (de gemachtigde van) [verzoekster] op de hoogte had gesteld van een latere toezending, het gespreksverslag van het gesprek van
17 november 2022 aan (de gemachtigde van) [verzoekster] gestuurd. Daarin staat voor zover hier van belang:
(..)
Contact met [verzoekster]
Het is [naam 5] niet gelukt om in persoonlijk contact te komen met [verzoekster] , ondanks verschillende pogingen. (..) Er is onduidelijkheid over de reintegratie afspraken van [verzoekster] binnen het team. Hierop heeft [naam 5] de (..) ondersteuning gevraagd bij HR.
Ureninzet
We hebben besproken dat er bij de registratie van de verschillende uren door [verzoekster] iets niet goed gaat. Het is belangrijk om dit te herstellen. Zodat duidelijk is wat ziekte-uren, wat zorg-uren en wat OR-uren zijn. Het betreft een aantal in ieder geval onterechte uren tijdens verlof en ziekte vanaf maart jl. tot heden, die niet goed zijn geregistreerd. Dit is ook door [verzoekster] bevestigd. (..)
In augustus heeft [naam 5] het volledige verzuimoverzicht uitgedraaid en overhandigd aan [verzoekster] met de afspraak dat [verzoekster] dit zou aanpassen. Dit is tot op heden nog niet gebeurd.
(..)
Na de bespreking van de randvoorwaarden schuift [naam 5] aan om invulling te geven aan het plan van aanpak. Zij vraagt zich af of er voldoende basis is om te komen tot een re-integratieplan. Hiervoor geeft zij een aantal redenen:
 Het niet in contact komen met [verzoekster] aangaande de re-integratieafspraken;
 Geen gehoor geven aan meerdere verzoeken van de planner/roosteraar om contact op te nemen met [naam 5] inzake de onduidelijkheid van het inroosteren van diensten (..);
 Het recente advies van de bedrijfsarts waarin wordt aangegeven dat er eventueel sprake zou zijn van werkgerelateerde problematiek;
 Een aantal opmerkingen in het schrijven van [naam 9] , die door [verzoekster] als adviseur is betrokken. (..)
Over de uitlatingen in de diverse e-mails van de juridische adviseur en het recente advies van de bedrijfsarts, wil [naam 5] graag in gesprek met [verzoekster] . [naam 9] laat [naam 5] meerdere malen niet uitpraten. [naam 5] geeft meerdere malen aan dat zij in gesprek is met haar medewerker: [verzoekster] . (..) Het gesprek loopt helaas hoog op.
[naam 5] voelde zich niet gepast bejegend en stopt het gesprek. Waarbij zij aangeeft dat de re-integratie van [verzoekster] prima is, echter niet bij haar en in het team.
(..).
In de begeleidende e-mail heeft Innoforte [verzoekster] uitgenodigd op 8 december 2022 een vervolggesprek te voeren met de volgende toelichting:
(..)
We willen graag verder in gesprek om met elkaar van gedachten te wisselen hoe we ervoor zorgen dat je herstel en je re-integratie centraal staan.
Natuurlijk zullen we het advies van de bedrijfsarts daarin betrekken en samen komen tot een plan van aanpak dat passend is en waarmee we verder kunnen.
In de mail correspondentie lezen we dat ons verzoek om in gesprek te gaan als dwingend is ervaren. Dat is jammer en ook zeker niet de bedoeling. We hopen om in het volgende gesprek ervaringen en knelpunten van de afgelopen tijd te bespreken en de gevoelens die daaruit ontstaan zijn met elkaar te delen. Vervolgens willen we heel graag met elkaar de blik vooruit richten en afspraken maken die in jouw situatie haalvaar en redelijk zijn en je herstel bevorderen.
Het is natuurlijk prima om [naam 9] mee te nemen naar dit gesprek. Zoals je begrijpt zullen we het gesprek met jou voeren, [naam 9] kan mee luisteren en hier en daar ondersteunend en helpend zijn.
(..)
2.16.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij e-mail van 6 december 2022 daarop gereageerd, met onder meer:
(..)
Het is teleurstellend dat na bijna 2 weken vanuit Innoforte geen begin van een voorstel voor het vervolg van het re-integratietraject van mijn cliënte is gedaan, ondanks de toezegging hiervoor door HR aan het einde van het gesprek (..). Mijn cliënte heeft daardoor nodeloos in spanning gezeten en weet nu feitelijk nog steeds niet waar zij aan toe is, mede vanwege uw felle woorden dat zij niet op haar eigen afdeling zou mogen re-integreren.
Als gevolg van de gebeurtenissen is, zoals ik al eerder heb gemeld, de medische situatie van mijn cliënte sterk verslechterd. Ook is haar behandeling inmiddels volledig tot stilstand gekomen als rechtstreeks gevolg van de gebeurtenissen waar Innoforte de verantwoordelijkheid voor draagt. (..)
Mijn cliënte voelt zich enorm beschadigd. De wijze waarop zij is aangepakt was onnodig en extra ziekmakend. (..) Het lijkt mij daarom noodzakelijk de re-integratieactiviteiten wat betreft haar werkzaamheden op de afdeling voor enige tijd, ik stel voor tot begin januari 2023, op te schorten.
(..)
2.17.
Vervolgens heeft de gemachtigde van [verzoekster] op 12 december 2022 een uitgebreide reactie op het gesprek(sverslag) van 17 november 2022 aan Innoforte gestuurd, met daarin onder meer:
(..)
Bij de teamleidster (mevrouw [naam 8] ) en HR ( [naam 6] en [naam 7] ) lijkt er totaal geen begrip te zijn voor het feit dat mijn cliënte ernstig ziek is. Zij wordt op een zeer intimiderende wijze onder druk gezet en geconfronteerd met beschuldigingen die helemaal niets met haar re-integratie van doen hebben. Ook wordt zij belemmerd bij haar re-integratie als gevolg van intimidatie, onterechte beschuldigingen en door een zeer onveilige werksituatie die is gecreëerd door haar teamleidster. Dat de behandeling en het herstelproces van mijn cliënte hierdoor ernstig verstoord worden, lijkt u allen totaal niet te deren. Het lijkt mij verstandig dat u ieder bij zichzelf te rade gaan, of u op deze weg voort moet blijven gaan.
(..)
Mijn cliënte heeft het eerste deel van het gesprek vooral ervaren als een reeks van onterechte beschuldigingen waarin haar integriteit ter discussie werd gesteld.
(..)
Tijdens het gesprek werden voortdurend door HR en de teamleidster onterechte beschuldigingen aan het adres van mijn cliënte geuit waarvan uiteindelijk vrijwel niets over bleef. Toch bleef de teamleidster steeds nieuwe ongefundeerde beschuldigingen uiten, ondanks het feit dat die allemaal door mijn cliënte gemotiveerd werden betwist. Daardoor voelde ik mij, toen de teamleidster opnieuw, een ongefundeerde beschuldiging, nu inzake de communicatie met de roosteraar uitte, genoodzaakt om te interveniëren. Ik mag dan niet aanwezig zijn geweest bij het gesprek met de roosteraar, wel was ik op de hoogte van de communicatie die tussen mijn cliënte en de roosteraar heeft afgespeeld zo blijkt ook uit het Roosteraar-dossier.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de teamleidster, omdat ze haar aantijgingen niet met feiten kon onderbouwen, zich in de hoek gedrukt voelde en daarom onprofessioneel reageerde op mijn interventie, temeer omdat ik haar rol als casemanager ter discussie heb gesteld. Maar dat verschoont haar niet inzake de intimiderende wijze waarop zij zich richting mijn cliënte heeft geuit en het verbod om op de eigen afdeling te mogen re-integreren.
(..)
2.18.
Op 13 december 2022 is [verzoekster] op consult geweest bij de bedrijfsarts. In het advies staat vermeld:
Er is sprake van verstoorde arbeidsverhoudingen.
Ten gevolge van de opgelopen spanningen is de ingezette behandeling in de curatieve sector gestopt.
(..)
Ik adviseer dat betrokkene volledig arbeidsongeschikt is voor haar eigen werk.
(..)
Ik adviseer na 1 januari zo spoedig mogelijk inzet van onafhankelijk mediatior om te bezien hoe werkgever en werknemer tot elkaar kunnen komen of hoe werkgever en werknemer uit elkaar gaan.
(..)
2.19.
Op 14 december 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] een klacht ingediend bij het bestuur van Innoforte in verband met een door [verzoekster] ervaren sociaal onveilige werksituatie bij Innoforte. De inzet van de klacht is een onafhankelijk onderzoek naar de werkwijze en gedragingen van de betrokken medewerkers en dat zij op passende wijze worden aangesproken.
2.20.
Bij e-mail van 16 december 2022 heeft [naam 10] , de opvolgende casemanager binnen Innoforte, gereageerd op de e-mail van 6 december 2022 (zie r.o. 2.16). Daarin heeft zij ingestemd met het voorstel om de re-integratieactiviteiten van [verzoekster] op te schorten tot 1 januari 2023 en het advies van de nieuwe bedrijfsarts af te wachten.
2.21.
Op 22 december 2022 heeft de bestuurssecretaris ( [naam 11] ) telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van [verzoekster] om [verzoekster] en haar gemachtigde uit te nodigen voor een gesprek met het bestuur. De gemachtigde van [verzoekster] heeft die uitnodiging afgewezen en aangegeven dat [verzoekster] eerst een onafhankelijk onderzoek wenst.
2.22.
Bij e-mail van 30 december 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] gereageerd op de e-mail van 16 december 2022 (zie r.o. 2.20), met daarin onder meer:
(..) Er is ook een nieuw advies van de bedrijfsarts beschikbaar [
van 13 december 2023; ktr] (..). Daaruit valt op te maken dat mijn cliënte op dit moment niet belastbaar is voor haar eigen werk en dat rust wordt geadviseerd. (..) Uiteraard zal mijn cliënte gehoor geven aan een oproep van de nieuwe bedrijfsarts, maar het lijkt mij verstandig om hiermee te wachten totdat er meer duidelijkheid is rond de klachtafhandeling, mede omdat er sprake is van een niet-arbeidsgerelateerde ziekte en de medische situatie op korte termijn niet zal veranderen doordat op dit moment geen behandeling plaats vindt.
(..)
Met de bestuurssecretaris, [naam 11] , heb ik afgesproken dat het bestuur in de 1e week van Januari inhoudelijk zal reageren op de ingediende klacht en het verzoek van mijn cliënte om hiernaar een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Om zaken niet door elkaar te laten lopen, lijkt het mij verstandig de communicatie inzake de klacht en re-integratie van mijn cliënte via de bestuurssecretaris te laten lopen.
(..)
2.23.
Bij e-mail van 5 januari 2023 heeft het bestuur aan [verzoekster] en haar gemachtigde (opnieuw) voorgesteld in gesprek te gaan over de ingediende klacht. Daarbij is aangegeven dat communicatie over de ingediende klacht via het bestuur loopt en de communicatie over re-integratie blijft verlopen via de casemanager.
2.23.1.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft daarop bij e-mail van 11 januari 2023 een uitgebreide toelichting en tijdlijn inzake de ervaren sociaal onveilige werksituatie aan het bestuur gestuurd. In de begeleidende e-mail heeft de gemachtigde aangegeven:
(..)
Uit uw brief van 5 januari jongstleden maak ik op dat u nog niet over alle informatie beschikt betreffende de klacht (..). Om die reden heb ik een toelichting en tijdlijn als bijlagen bij deze brief gevoegd. Dat moet voldoende voor u zijn om een volledig beeld van de situatie te verkrijgen en te besluiten om een onafhankelijk onderzoek in te stellen.
(..)
Onafhankelijk onderzoek kan bevestigen dat mijn cliënte niets fout heeft gedaan, wat een helende werking zou kunnen hebben. (..) Tenslotte geldt dat het op de weg van Innoforte ligt om vanuit haar zorgplicht en goed werkgeverschap adequaat onderzoek te laten verrichten. Voor mijn cliënte is dus naar tevredenheid opvolging gegeven aan haar klacht, als er een onafhankelijke commissie vaststelt dat haar geen enkel verwijt valt te maken en adviseert tot volledige rehabilitatie. Daarna is het aan het bestuur om hieraan opvolging te geven en passende maatregelen te nemen.
(..)
Betreffende de re-integratie van mijn cliënte begrijp ik dat het bestuur daarvoor niet de aangewezen instantie is. Wat ik heb proberen aan te geven is, dat de mogelijkheid voor mijn cliënte om te kunnen re-integreren sterk is verweven met de wijze waarop haar klacht wordt afgehandeld.
Het stoppen van de behandeling als gevolg van de emotioneel zeer belastende gebeurtenissen belemmert immers de re-integratie. Bovendien ligt er op dit moment een verbod van de teamleidster om op de eigen afdeling te re-integreren. Dit zal, op advies van de bedrijfsarts mogelijk via mediation, eerst besproken moeten worden, voordat er überhaupt aan re-integratie kan worden gedacht. Het geniet mijn voorkeur om dat gesprek ook pas te voeren nadat het onafhankelijk onderzoek gereed is en de rapportage aan mijn cliënte beschikbaar is gesteld.
(..)
2.24.
Het bestuur heeft vervolgens bij brief van 20 januari 2023 meegedeeld dat zij heeft besloten een interne adviescommissie aan te stellen om de klacht van [verzoekster] te onderzoeken en het bestuur van advies te voorzien. Daarbij heeft het bestuur aangegeven dat van een verbod om te re-integreren op de eigen afdeling geen sprake (meer) is.
2.24.1.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij brief van 26 januari 2023 meerdere bezwaren geuit tegen het voorstel een interne adviescommissie aan te stellen, omdat [verzoekster] er niet gerust op was dat de interne adviescommissie haar klacht zorgvuldig, deskundig en objectief zou behandelen.
2.25.
Bij brief van 2 februari 2023 heeft het bestuur uitgebreid op de aangedragen bezwaren gereageerd en heeft zij de te volgen procedure geschetst. Daarbij heeft het bestuur aangegeven dat de adviescommissie de gemachtigde van [verzoekster] op korte termijn zou benaderen voor het maken van een afspraak.
2.26.
Bij brief van 7 februari 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] hierop gereageerd, met daarin voor zover hier van belang:
(..)
Mijn cliënte blijft bij haar standpunt dat Innoforte haar recht op een adequaat en onafhankelijk onderzoek niet respecteert. (..) Mijn cliënte voelt zich niet gehoord en de argumenten die u bij uw besluit hanteert, bevestigen het gevoel van mijn cliënte dan u het belang van Innoforte stelt boven mijn cliënte en geen interesse heeft in de ‘root cause’ van de problemen.
(..)
Mijn cliënte heeft nog een zwaar behandeltraject te ondergaan, dat als gevolg van de spanningen op het werk is stilgelegd. Het ziet er niet naar uit dat deze spanningen op korte termijn zullen verdwijnen. Daardoor voelt mijn cliënte zich genoodzaakt om voor haar eigen gezondheid te kiezen en u te verzoeken, conform het advies van de bedrijfsarts, om middels mediation te beproeven of via een minnelijke regeling afscheid van elkaar kan worden genomen.
(..)
2.27.
Op 14 en 20 februari 2023 heeft de jurist van Innoforte ( [naam 12] ) telefonisch contact met de gemachtigde van [verzoekster] gehad om de mogelijkheid van een minnelijke regeling te bespreken, waarbij de gemachtigden in een patstelling zijn geraakt. (De gemachtigde van) [verzoekster] wenste dat een onafhankelijke mediator werd ingezet en voor Innoforte ontbrak daarvoor de toegevoegde waarde nu beide partijen werden bijgestaan door gemachtigden die hun belangen (kunnen) vertegenwoordigen en waarborgen.
2.28.
Op 21 februari 2023 is [verzoekster] op consult geweest bij de bedrijfsarts van de nieuwe Arbodienst ( [naam 13] ). Geadviseerd werd de conflictsituatie zo spoedig mogelijk af te ronden op enig manier.
Tijdens het consult op 23 maart 2023 heeft de bedrijfsarts aan [verzoekster] aangegeven, en zodanig gerapporteerd, dat hij contact met de HR afdeling van Innoforte zal opnemen met het advies zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen.
2.29.
Innoforte heeft zich uiteindelijk tot diens (huidige) gemachtigde gewend. Na contact tussen de gemachtigden is gebleken dat partijen in een impasse zaten over het vervolg, daar beide partijen hun standpunt, zoals omschreven onder 2.27, handhaafden. Innoforte heeft nadien alsnog besloten akkoord te gaan met het benaderen van een mediator. Daartoe zijn bij e-mail van 24 april 2023 drie suggesties aan de gemachtigde van [verzoekster] gestuurd, die bij e-mail van 26 april 2023 de gekozen mediator heeft doorgegeven. Op 14 juni 2023 heeft de eerste mediationsessie tussen partijen plaatsgevonden en op 5 juli 2023 de laatste. Het mediatontraject heeft niet tot een resultaat geleid.
2.30.
[verzoekster] heeft op 13 juli 2023 bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd. Op de vraag: ‘Bent u tevreden met de inspanningen van uw werkgever om u weer aan het werk te helpen?’ heeft [verzoekster] geantwoord:
Nee, het feit dat ik een klacht heb ingediend die niet adequaat wordt afgehandeld, ontslaat de werkgever niet van haar re-integratieverplichtingen. Het advies van de bedrijfsarts om mediation in te zetten is door de werkgever genegeerd. Ik heb exit-mediation moeten afdwingen, maar die is helaas zonder resultaat voortijdig afgebroken.
Momenteel ben ik aan het afwegen om zelf een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de rechtbank in te dienen, omdat mijn gezondheid als gevolg van deze situatie steeds verder achteruit gaat. Daarom wil ik ook het UWV verzoeken om deze aanvraag voor een deskundigenoordeel met spoed te behandelen, zodat ik die aan het ontbindingsverzoek kan toevoegen.
2.31.
Op 21 juli 2023 is [verzoekster] op consult geweest bij de bedrijfsarts. In het advies staat:
(..)
- Op dit moment lijkt er nog sprake te zijn van een conflict situatie tussen werkgever en werknemer. Ik adviseer werkgever en werknemer overeen te komen en het conflict op te lossen. Werknemer lijkt nu toenemend medische beperkingen te ontwikkelen t.g.v. de conflict situatie.
- Gezien de huidige conflict situatie, lijkt een IZP [
inzetbaarheidsprofiel; ktr] in het kader van de wet verbetering poortwachter op dit moment niet aan de orde.
(..)
Het re-integratie doel is momenteel onduidelijk, doordat er sprake lijkt te zijn van een conflict situatie.
(..)
Er zal geen sprake zijn van langdurige/blijvende arbeidsongeschiktheid. Eventuele volledige re-integratie/arbeidsgeschiktheid is idealiter binnen enkele maanden bereikt.
2.32.
Op 21 augustus 2023 is [verzoekster] opnieuw op consult geweest bij de bedrijfsarts. Laatstgenoemde heeft onder meer geadviseerd:
(..) Eerder heeft een mediation gesprek tussen werkgever en werknemer plaatsgevonden, maar dit heeft nog geen oplossing opgeleverd. Werknemer zou geen heil meer zien in dit contact met de werkgever. Werknemer laat zich vertegenwoordigen door belangenbehartiger. Zij zijn voornemens binnenkort de werksituatie voor te leggen aan een rechtbank. Thans is er sprake van stagnatie in herstel en werkhervatting. (..)
Werknemer kan/mag op medische gronden oa geen enkele (werk)druk ondervinden. Echter werknemer wordt wel geacht gespreksvaardig te zijn in contact met de werkgever, of zich te laten vertegenwoordigen.
Re-integratiedoel:
Dient wederom op korte termijn vastgesteld te worden in onderling overleg werkgever/werknemer. Eventueel na ‘time out’ van maximaal 2 weken, tenzij anders overeengekomen wordt.
(..)
2.33.
Bij brief van 25 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] de bedrijfsarts verzocht het medisch advies van 21 augustus 2023 aan te passen, onder aanzegging dat een second opinion zou worden aangevraagd indien niet tot aanpassing werd overgegaan. In de brief staat, voor zover hier van belang:
(..)
U schrijft dat mijn cliënte geen heil meer ziet in contact met werkgever, zonder aan te geven wat daartoe de aanleiding is. Daarmee legt u eenzijdig de verantwoordelijkheid hiervoor bij cliënte neer, terwijl zij aan u in het laatste consult heeft uitgelegd dat ze aan Innoforte alle kans heeft gegeven, ook na de exit-mediation, om het gesprek aan te gaan. (..) Deze reactie, in combinatie met het niet opvolgen van eerdere adviezen van de bedrijfsarts om via mediation het gesprek aan te gaan, leidt er bij mijn cliënte toe dat het voorstel van Innoforte, via u, om nu wel het gesprek aan te willen gaan als onoprecht overkomt en enkel nog ‘’damage-control’’ vanuit Innoforte betreft. Ik verzoek u daarom om uw medisch advies te herzien en deze toelichting toe te voegen, dan wel de gehele opmerking inzake het contact te verwijderen.
(..)
In uw advies lees ik niets over de rol van Innoforte met betrekking tot de stagnatie in herstel en werkhervatting, terwijl overduidelijk is dat het gebrek aan re-integratie inspanningen aan de zijde van Innoforte hieraan ten grondslag ligt. (..) U neemt Innoforte daarom onterecht in bescherming door geen oorzaak te verbinden aan uw constatering dat er sprake is van stagnatie. Het komt op mijn cliënte over dat u onder druk gezet wordt door Innoforte om een minder negatief beeld van Innoforte te schetsen, terwijl u zich onafhankelijk dient op te stellen.
(..)
Wat mijn cliënte het meest verbaast is uw prognose ten aanzien van herstel/werkhervatting. Terwijl haar gezondheid nog meer verslechterd is (..) geeft u in tegenstelling van uw vorig advies, met grote stelligheid te kennen dat er geen sprake zal zijn van langdurige/blijvende arbeidsongeschiktheid.
(..)
2.34.
Op 29 augustus 2023 heeft Innoforte aan [verzoekster] een uitnodiging gestuurd om een kop koffie te drinken en bij te praten. De gemachtigde van [verzoekster] heeft daarop gereageerd bij brief van 30 augustus 2023, met onder meer:
(..)
Omdat de gezondheidssituatie van mijn cliënte niet overeenkomt met wat in het advies van de bedrijfsarts [naam 14] wordt voorgespiegeld, is het zeer onverstandig dat er op dit moment door u rechtstreeks met mijn cliënte contact wordt opgenomen. (..) Eerst vandaag heeft [naam 15] , bedrijfsarts, met mij contact opgenomen. Naar aanleiding hiervan zal er een gewijzigd advies worden opgesteld.
Bij Innoforte lijkt nog steeds geen enkel besef aanwezig, dat mijn cliënte als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten door Innoforte volledig is uitgevallen en daardoor tot op de dag van vandaag wordt belemmerd in haar herstel en re-integratie. Dus niet alleen vanwege haar slechte gezondheidssituatie, maar ook omdat er nog steeds sprake is van een zeer onveilige werksituatie. Het gesprek hierover aangaan met Innoforte is, los van de klachtafhandeling, onmogelijk gebleken. (..) Uw verzoek om koffie te gaan drinken komt dan ook als zeer onoprecht op mijn cliënte over.
Zodra het deskundigenoordeel beschikbaar is (..), zal door mijn cliënte het verzoek bij de rechtbank worden ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Nog meer druk vanuit Innoforte uitoefenen om het gesprek aan te gaan, lijkt mij daarom niet zinvol. (..)
2.35.
Op 30 augustus 2023 heeft de bedrijfsarts een gewijzigd advies uitgebracht, waarin opgenomen staat:
(..)
In tegenstelling tot rapportage van 21/8 is werknemer niet in staat rechtstreeks contact te hebben met de werkgever. Evt contact dient via de belangenbehartiger te verlopen.
Re-integratiedoel:
Volgens belangenbehartiger is het wachten op een uitspraak van het UWV op het aangevraagde deskundigenoordeel. Aanvraag rechtszaak wordt ingediend.
Re-integratieadvies:
Re-integratie bij huidige werkgever wordt niet meer haalbaar geacht.
Prognose tav herstel/werkhervatting:
Minder gunstig dan eerder werd ingeschat: bepaalde klachten kunnen oa verbeteren door behandelingen en geen confrontaties meer met werkgever. Onduidelijk nog of en evt hoe lang (rest)beperkingen aan de orde zullen zijn (bij uitdiensttreding mogelijk nog ziekgemeld). (..)
2.36.
Bij e-mail van 4 september 2023 heeft Innoforte gereageerd op de brief van de gemachtigde van [verzoekster] van 30 augustus 2023 (zie r.o. 2.34), met daarin onder meer:
(..)
Eerdere goedbedoelde pogingen om in contact te blijven werden ook verkeerd uitgelegd. Reden voor mij om op voorhand expliciet aan de bedrijfsarts te vragen of een koffiemoment een goede invulling was en of ik dat rechtstreeks aan mevrouw [verzoekster] kon voorstellen. De bedrijfsarts reageerde daar toen bevestigend op. Pas daarna heb ik de uitnodiging verzonden.
(…)
Ik kan me dan ook niet vinden in uw bewoordingen dat de uitnodiging ‘zeer onverstandig’ was.
In uw brief staan nog meer verwijten richting Innoforte, waar Innoforte zich niet in kan vinden. Onder meer de kwalificatie van ‘ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Innoforte’ en de suggestie dat wij zouden bijdragen aan een verslechtering van de gezondheid. In dit stadium lijkt het me echter weinig opportuun om daar inhoudelijk op in te gaan. Tijdens de mediation kwamen we daar al niet uit, terwijl ik in alle oprechtheid kan zeggen dat Innoforte zich er echt voor heeft ingespannen om tot een constructieve dialoog te komen. Innoforte blijft het erg jammer vinden dat dit steeds niet lukt.
(..)
Mevrouw [verzoekster] heeft in september drie weken vakantieverlof en daarna staat een nieuw consult bij de bedrijfsarts gepland (22 september). Innoforte wacht het oordeel en de adviezen na dat volgende consult af. (..)
2.37.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft diezelfde dag gereageerd op voornoemde mail met onder meer:
(..)
Wilt u alstublieft ophouden met de verwijzing naar het advies van 21 augustus 2023 van bedrijfsarts (in opleiding) [naam 14] ? Dit advies is niet meer geldig. Het advies is immers overruled door bedrijfsarts [naam 15] , supervisor van [naam 14] . Met [naam 14] is tijdens het laatste consult niets besproken over een koffiemoment. Dat kwam voor mijn cliënte dus volledig uit de lucht vallen en dat heeft haar gezondheid geen goed gedaan, kan ik u verzekeren.
(..)
Innoforte blijft bloot ontkennen dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten die tot een onveilige werksituatie hebben geleid, waardoor mijn cliënte ernstig wordt belemmerd bij haar herstel en re-integratie. Dit ernstig verwijtbaar handelen en nalaten heb ik uitgebreid beschreven in emailbrieven (..) zonder ooit een inhoudelijke reactie hierop te hebben ontvangen vanuit Innoforte.
(..)
Innoforte heeft het op geen enkele wijze veroordeeld, noch zijn er kenbaar maatregelen genomen. Zelfs een excuus is niet gemaakt. Los daarvan heeft Innoforte gedurende een lange periode niet voldaan aan haar re-integratie verplichtingen. Adviezen van de bedrijfsarts zijn al vanaf oktober 2022 genegeerd waardoor mijn cliënte tijdens haar re-integratie overvraagd werd en is uitgevallen. Daarover is ook nog nooit gesproken.
(..)
Uit uw woorden, dat het nu niet opportuun is om inhoudelijk te reageren, haal ik dat ook Innoforte nog steeds weigert om inhoudelijk in te gaan op wat er is gebeurd. Daardoor ligt er dus ook feitelijk voor mijn cliënte geen andere weg meer open dan een gang naar de rechtbank om uit de impasse te geraken. (..)
2.38.
Op 7 september 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] een e-mail aan Innoforte gestuurd met de vraag waarom [verzoekster] uit de WhatsApp-groep is verwijderd. Innoforte heeft hierop gereageerd dat dit abusievelijk is gebeurd en de fout zo snel mogelijk weer is hersteld.
2.39.
Op 12 september 2023 heeft [verzoekster] haar (initiële) verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank.
2.40.
Op 22 september 2023 stond een afspraak bij de bedrijfsarts gepland. Bij e-mail van 21 september 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan Innoforte meegedeeld dat hij, nu het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst was ingediend, het niet opportuun acht het geplande consult bij de bedrijfsarts door te laten gaan. Indien Innoforte het consult wilde laten doorgaan, is namens [verzoekster] bij voorbaat het vertrouwen in de bedrijfsarts ( [naam 14] ) opgezegd en is verzocht dan een andere bedrijfsarts aan te laten stellen.
2.41.
In het verlengde daarvan heeft de gemachtigde van [verzoekster] op 22 september 2023 een e-mail aan [naam 13] (Arbodienst) gestuurd, waarin zowel [naam 14] als [naam 13] aansprakelijk zijn gesteld voor alle geleden en nog te lijden schade door [verzoekster] als gevolg van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door [naam 14] .
[naam 13] heeft vervolgens besloten het consult van 22 september 2023 niet door te laten gaan en een nieuwe afspraak te plannen.
2.42.
Innoforte heeft op 2 oktober 2023 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd met de vraag of [verzoekster] haar re-integratieverplichtingen (voldoende) nakomt.
2.43.
[verzoekster] is vervolgens opgeroepen voor een fysiek consult bij de bedrijfsarts ( [naam 15] ) op 12 oktober 2023 in Amsterdam. Bij brief van 3 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] bezwaar gemaakt tegen de plaats en datum omdat [verzoekster] wegens medische beperkingen niet verplicht kon worden naar Amsterdam te rijden voor een consult en haar gemachtigde op 12 oktober 2023 verhinderd was. De bedrijfsarts heeft daarop aangegeven dat het consult in Utrecht kon plaatsvinden. Vervolgens is er een discussie tussen partijen ontstaan of [verzoekster] al dan niet geacht kon worden naar Utrecht af te reizen. Volgens de gemachtigde van [verzoekster] ontbrak op dit punt het medisch advies van de bedrijfsarts.
[verzoekster] is niet verschenen op het consult van 12 oktober 2023.
2.44.
Innoforte heeft vervolgens de loondoorbetaling van [verzoekster] opgeschort, en dit bij e-mail van 16 oktober 2023 nader toegelicht:
(..) Ook als u namens mevrouw [verzoekster] nogmaals zou vermelden dat ze om medische redenen niet naar Utrecht kon reizen, kunnen we de loonopschorting niet direct opheffen. Mevrouw [verzoekster] heeft recht op loon als de
bedrijfsartsoordeelt dat mevrouw [verzoekster] op 12 oktober medisch gezien niet in staat was om te reizen.
Dat is (nog) niet gebeurd, althans, wij hebben daar geen documentatie van. Mocht dergelijke documentatie alsnog komen, dan zal de loondoorbetaling vanzelfsprekend alsnog met terugwerkende kracht worden hervat.
(..)
2.45.
[verzoekster] is vervolgens opgeroepen voor een consult bij de bedrijfsarts ( [naam 15] ) op 30 oktober 2023 in De Meern.
2.46.
Bij brief van 19 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] Innoforte gesommeerd de loonopschorting ongedaan te maken, met daarin onder meer:
(..)
Op 16 oktober toen de loonopschorting van kracht werd, was er echter geen sprake van een bestaand dan wel nieuw “oordeel” van de bedrijfsarts.
In mijn email aan [naam 13] van 16 oktober jl. met Cc. naar u, heeft u kunnen lezen welke problemen ik en mijn cliënte hebben ondervonden met het online-systeem van [naam 13] inzake de machtigingen en de communicatie met [naam 13] in het algemeen. (..)
Nergens wordt door mijn cliënte gesteld dat zij weigert om naar het aankomende consult van de bedrijfsarts te gaan!
Ik heb zowel u als ook [naam 16] van [naam 13] per email verzocht om aan mij het advies van de bedrijfsarts toe te sturen, maar u bent beiden in gebreke gebleven. (..) Daarom is de conclusie dat er helemaal geen “reisadvies” van de bedrijfsarts bestaat inzake het consult van 12 oktober gerechtvaardigd.
(..)
Via mij heeft zij zowel aan Innoforte als aan [naam 13] laten weten dat zij om medische redenen verhinderd was om op 12 oktober jl. (..) te reizen. Vervolgens was het aan [naam 13] (..) om de bezwaren van mijn cliënte aan de bedrijfsarts door te geven. Mijn cliënte kon dat namelijk niet zelf, wat de contactgegevens van de bedrijfsarts worden door [naam 13] niet vrijgegeven. Dat is ook de reden waarom de bedrijfsarts met mijn cliënte contact had moeten opnemen om haar te kunnen bevragen over haar medische situatie en niet andersom zoals door Innoforte wordt gesteld.
(..)
Wat Innoforte en [naam 13] aan het doen zijn is om, achteraf, een advies te laten fabriceren door de bedrijfsarts, die zelf al tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door kennelijk mondeling een “reisadvies” af te geven zonder eerst contact met mijn cliënte op te nemen.
(..)
Daarom verzoek, en zo nodig sommeer ik Innoforte om per ommegaande de loonopschorting inzake mijn cliente mw. [verzoekster] ongedaan te maken. (..)
2.47.
De gemachtigde van Innoforte heeft daarop gereageerd bij brief van 24 oktober 2023, met daarin voor zover van belang:
(..)
Van cliënte begreep ik dat uw cliënte opnieuw is opgeroepen, voor 30 oktober a.s. in De Meern. Die datum komt spoedig dichterbij. Innoforte is bereid de loonopschorting niet door te zetten, maar dan wel vanuit de veronderstelling:
- dat uw cliënte 30 oktober a.s. naar het spreekuur zal gaan; dan wel
- dat op 30 oktober a.s. de (nieuwe) medische informatie in het bezit van de arbodienst is op basis waarvan ook de arbodienst concludeert dat uw cliënte niet in staat is om naar De Meern te reizen. Er is dus nog ongeveer een week de tijd om te zorgen dat de medische informatie wordt uitgewisseld. Dat moet toch bewerkstelligd kunnen worden.
(..)
Voor de volledigheid benadruk ik namens Innoforte wel dat als uw cliënte op 30 oktober a.s. (opnieuw) niet naar het spreekuur komt, terwijl de arbodienst (bedrijfsarts) niet geoordeeld heeft dat reizen voor uw cliënte medisch niet mogelijk is, het loon alsnog daadwerkelijk wordt opgeschort.
(..)
2.48.
Bij brief van 25 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] daarop gereageerd dat er een kort geding gepland staat voor 31 oktober 2023 en dat hij deze alleen zou intrekken indien Innoforte aan zeven eisen zou voldoen, waaronder het zich onthouden van iedere actie in het kader van re-integratie, dat het consult op 30 oktober 2023 wordt geannuleerd, Innoforte een onafhankelijk gecertificeerde bedrijfsarts inhuurt in of nabij de werklocatie van [verzoekster] (Velp, Gld) en de juridische kosten van [verzoekster] tot dat moment van € 1.875,- ex btw worden vergoed.
2.49.
De gemachtigde van Innoforte heeft daarop gereageerd bij brief van 25 oktober en aanvullend haar e-mail van 26 oktober 2023. Daarin heeft de gemachtigde aangegeven niet bekend te zijn met een kort geding nu er geen kortgedingdagvaarding is ontvangen. Tevens ziet zij geen aanleiding meer voor een kort geding daar de loonopschorting ongedaan is gemaakt. Voorts heeft de gemachtigde van Innoforte aangegeven dat [verzoekster] verwacht wordt op het consult van 30 oktober 2023 bij de bedrijfsarts daar tot op heden nog geen oordeel van een medisch deskundige is ontvangen dat [verzoekster] niet kan reizen. Innoforte heeft in dit kader nog aangeboden dat zij, indien [verzoekster] hierop in wenste te gaan, het vervoer van [verzoekster] zou regelen en betalen.
2.50.
Bij brief van 27 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] uitgebreid gereageerd op voornoemde brief. Onder andere is aangegeven dat de bedrijfsarts ( [naam 15] ) tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, er geen sprake is van vrije toegang tot de bedrijfsarts voor [verzoekster] en zijn de zeven eisen uit de brief van 25 oktober 2023 gehandhaafd. De gemachtigde heeft de brief afgesloten met de expliciete mededeling dat [verzoekster] niet zal verschijnen op het consult van 30 oktober 2023 bij de bedrijfsarts.
2.51.
Op 10 november 2023 heeft [verzoekster] het deskundigenoordeel van het UWV ontvangen. Op de vraag of de re-integratie-verplichtingen van de werkgever voldoende zijn heeft het UWV geoordeeld dat deze voldoende zijn.
2.52.
Op 15 november 2023 heeft Innoforte het deskundigenoordeel van het UWV ontvangen. Op de vraag op de re-integratie-inspanningen van de werknemer voldoende zijn heeft het UWV geoordeeld dat deze onvoldoende zijn.

3.Het verzoek en het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk, of na korte tijd, behoort te eindigen (artikel 7:671c lid 1 BW) dan wel vanwege een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door Innoforte (artikel 7:686 BW);
2. een verklaring voor recht dat [verzoekster] sinds 1 juni 1995 in dienst is bij Innoforte, dan wel op een in goede justitie vast te stellen datum;
3. een verklaring voor recht dat Innoforte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten jegens [verzoekster] ;
4. een verklaring voor recht dat Innoforte grovelijk de verplichtingen van de arbeidsovereenkomst heeft geschonden door haar re-integratieverplichtingen niet na te komen;
5. een verklaring voor recht dat door toedoen van Innoforte bij [verzoekster] sprake is van aantasting in haar persoon wegens ernstige aantasting van haar gezondheid en imago als gevolg van onrechtmatige handelingen van Innoforte;
en Innoforte te veroordelen tot betaling van;
6. de transitievergoeding van € 32.385,00 bruto;
7. een materiële schadevergoeding van € 355.534,00 bruto wegens schending van de re-integratieverplichtingen;
8. een billijke vergoeding van primair € 137.003,00, subsidiair (als de vordering onder 7. wordt afgewezen) € 492.583,00 bruto dan wel meer subsidiair een in goede justitie te bepalen bruto bedrag;
9. een immateriële vergoeding van € 20.000,00 netto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vanwege het verlies van een vaste aanstelling;
10. een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, wegens aantasting in haar persoon;
11. een materiële schadevergoeding van € 1.802,99 voor kosten psychologische behandeling;
12. de wettelijke verhoging van € 655,40 bruto en de buitengerechtelijke kosten van
€ 356,02 nette inclusief btw;
13. niet opgenomen vakantie-uren tot 1 januari 2024 van € 5.491,18 bruto, opgebouwde vakantietoeslag van € 1.279,35 bruto en de eindejaarsuitkering van € 229,30 bruto, onder toezending van een bruto/netto specificatie, onder oplegging van een last onder dwangsom;
14. onder oplegging van een last onder dwangsom een positief getuigschrift beschikbaar te stellen en een bericht met een verklaring in het personeelsblad en intranet te plaatsen;
15. € 12.500,00 netto inclusief BTW voor vergoeding van de werkelijke kosten voor juridische bijstand tot aan de verzoekprocedure;
16. de proceskosten op basis van de werkelijk gemaakte kosten, op te maken bij staat;
17. de wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf datum opeisbaarheid
18. de nakosten.
Aanvullende verzoeken
1. een verklaring voor recht dat sprake is van misbruik van recht doordat Innoforte een deskundigenoordeel heeft aangevraagd bij het UWV met het doel de onderhavige ontbindingsprocedure te beïnvloeden;
2. een verklaring voor recht dat Innoforte ten behoeve van de deskundigenoordelen een vals, althans vervalst, gespreksverslag van het gesprek van 17 november 2022 aan het UWV ter beschikking heeft gesteld dat werd voorgesteld als authentiek en dat Innoforte daarmee een valse voorstelling van zaken heeft gegeven aan het UWV;
3. de deskundigenoordelen van het UWV van 10 en 15 november 2023 buiten beschouwing te laten;
4. een verklaring voor recht dat sprake is van smaad en laster jegens [verzoekster] en haar gemachtigde door Innoforte en haar medewerkers;
5. de verzochte billijke, materiële en of immateriële schadevergoeding met een in goede justitie te bepalen bedrag kenbaar te verhogen vanwege het zeer laakbare en strafbare gedrag van Innoforte en haar medewerkers jegens [verzoekster] ;
6. Innoforte te veroordelen tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand inzake de deskundigenoordelen, op te maken bij staat.
3.2.
Innoforte voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekster] .
3.3.
Innoforte heeft bij zelfstandig tegenverzoek voorwaardelijk, voor het geval het ontbindingsverzoek van [verzoekster] wordt afgewezen of zij haar verzoek intrekt, verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden (primair wegens tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster] , subsidiair wegens verwijtbaar handelen en nalaten van [verzoekster] , meer subsidiair wegens een verstoorde verhouding en uiterst subsidiair op grond van de combinatie van die gronden) en in alle gevallen te verklaren voor recht dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
Daarnaast verzoekt Innoforte, onvoorwaardelijk, een verbod van onbepaalde duur op te leggen aan [verzoekster] en haar gemachtigde om direct of indirect mondeling en/of schriftelijk negatieve uitlatingen te doen over Innoforte, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 per overtreding, alsmede voor recht te verklaren dat Innoforte de arbeidsovereenkomst financieel kan afwikkelen conform de saldi uit haar administratie.
3.4.
Zowel in het verzoek als in het tegenverzoek vraagt Innoforte veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum beschikking en de nakosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het verzoek

Ontbinding arbeidsovereenkomst
4.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen haar en Innoforte op grond van artikel 7:671c BW op korte termijn te ontbinden. [verzoekster] stelt daartoe dat zij erg lijdt onder de huidige arbeidsrelatie met Innoforte en dat het arbeidsconflict haar herstel belemmert. Haar behandeling is reeds sinds oktober 2022 gestaakt. Innoforte verzet zich niet tegen het ontbindingsverzoek van [verzoekster] . Uit de oordelen van de bedrijfsarts volgt ook dat sprake is van een stagnatie in het herstel van [verzoekster] die samenhangt met het arbeidsconflict dat al meer dan een jaar voortduurt. Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord is geraakt. Zij twisten enkel over de schuldvraag. De kantonrechter is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn hoort te eindigen en zal het ontbindingsverzoek daarom toewijzen en de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden per 1 februari 2024.
Ernstig verwijtbaar handelen/ nalaten Innoforte
4.2.
De kantonrechter overweegt dat bij een ontbindingsverzoek van een werknemer, de werkgever uitsluitend een transitie- en billijke vergoeding, zoals verzocht, verschuldigd is als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever (artikelen 7:673 lid 1 onder b sub 2 en 7:671c lid 2 aanhef en onder b BW). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst of zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd, en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. [1]
4.3.
Volgens [verzoekster] is sprake van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten, omdat Innoforte een onveilige sociale werkomgeving heeft gecreëerd en in stand heeft gehouden (door intimidatie, bedreiging en grensoverschrijdend gedrag), het bestuur en het management geen enkele verantwoordelijkheid heeft erkend voor het ernstig verwijtbaar handelen en er geen zichtbare corrigerende maatregelen zijn genomen. Daarnaast heeft Innoforte haar re-integratieverplichtingen ernstig veronachtzaamd.
Innoforte betwist gemotiveerd dat op enig vlak sprake is van ernstig verwijtbaar handelen c.q. nalaten aan haar zijde.
4.4.
De kantonrechter zal hierna op basis van de door [verzoekster] aan Innoforte gemaakte verwijten beoordelen of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten door Innoforte.
27 en 28 oktober 2022
4.4.1.
[verzoekster] verwijt Innoforte dat zij overbelast is geraakt doordat zij onder druk van haar teamleidster op 27 oktober de avonddienst en op 28 oktober 2022 de ochtenddienst moest werken, terwijl dit tegen het advies van de bedrijfsarts van 27 september 2022 inging.
[verzoekster] heeft in dit kader (onder andere) verwezen naar het Whatsappgesprek met de roosteraar (zie productie 22, pagina 13/17, bericht van 26 oktober 2022 bij verzoekschrift), maar daaruit blijkt dat [verzoekster] destijds zelf voornoemde diensten heeft voorgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] erkend dat de dienst van 27 oktober 2022 op haar verzoek van de ochtend naar de avond is verplaatst, zodat voor die dag geen sprake is geweest van druk vanuit Innoforte.
De druk ontstond voor [verzoekster] tijdens het telefoongesprek met haar teamleidster, waarin laatstgenoemde had aangegeven dat [verzoekster] de vrijdagochtend moest werken zodat kon worden bezien hoe de (uren)opbouw zou verlopen, aldus [verzoekster] . Aangezien Innoferte deze stelling met klem heeft betwist en uit het door [verzoekster] overgelegde Whatsappgesprek ook anders blijkt, komt de stelling van [verzoekster] niet vast te staan. Wat daar echter ook van zij, als [verzoekster] zich niet in staat achtte de betreffende ochtenddienst te draaien, had zij zich toegenomen arbeidsongeschikt kunnen melden bij Innoforte. Dat zij hiervoor niet heeft gekozen omdat zij, zoals ter zitting aangegeven, niet meer in vorm was en daardoor niet helder kon denken, kan, in samenhang met het voorgaande, evenwel niet tot de conclusie leiden dat Innoforte in dit kader enige druk op [verzoekster] heeft uitgeoefend. Van verwijtbaar handelen van Innoforte is in zoverre dan ook geen sprake.
Contact tussen 30 oktober en 3 november 2022
4.4.2.
Op 31 oktober 2022 stond de door de bedrijfsarts geadviseerde ‘open dialoog’ gepland tussen partijen. [verzoekster] heeft die afspraak bij e-mail van 30 oktober 2022 afgezegd met het signaal dat zij niet meer goed in staat was om alles te overzien en daarom eerst de bedrijfsarts op 8 november 2022 wilde spreken voordat ze weer met Innoforte in gesprek ging. Dit signaal heeft zij nadrukkelijk herhaald op 1 november 2022, in reactie op de uitnodiging van haar teamleidster. Hoewel HR ten tijde van het verzenden van de afspraakbevestiging mogelijk nog niet op de hoogte was van dat signaal van [verzoekster] , en zij met het versturen van de uitnodiging meende aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen, was de betreffende e-mail misplaatst gelet op het duidelijke signaal vanuit [verzoekster] . Daar komt bij dat de in die e-mail opgenomen mededeling, dat de afspraak op grond van de Wet verbetering Poortwachter niet afgezegd zou kunnen worden, onjuist was en onnodige druk bij [verzoekster] kan hebben veroorzaakt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Innoforte op dit punt verwijtbaar heeft gehandeld. Daarentegen heeft Innoforte niet tegen beter weten in vastgehouden aan de voorgestelde afspraak, maar heeft zij nadien bevestigd dat zij het advies van de bedrijfsarts zou afwachten. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat het handelen van Innoforte in deze niet als ernstig verwijtbaar kan worden gekwalificeerd.
17 november 2022
4.4.3.
Vast staat dat dit gesprek voor beide partijen zeer onprettig is geweest. Uit de stellingen van partijen over en weer maakt de kantonrechter op dat het grootste pijnpunt in het tweede deel van het gesprek is gelegen. [verzoekster] heeft weliswaar gesteld dat het eerste deel (ook) onprettig en ongepast was, omdat zij tijdens ziekte op haar functioneren werd aangesproken, maar Innoforte heeft die stelling gemotiveerd weersproken, onder meer door aan te voeren dat voorafgaand aan het gesprek aan [verzoekster] is meegedeeld welke onderwerpen HR wilde bespreken en dat [verzoekster] daarmee akkoord was. De kantonrechter acht het voorts niet ongebruikelijk dat een werkgever en werknemer, ook tijdens een re-integratietraject, onduidelijkheden bespreken over werktijden, de registratie ervan en de wijze van communiceren, zij het dat dit op een constructieve wijze dient plaats te vinden. Daar [verzoekster] in dat kader en tegenover de gemotiveerde betwisting van Innoforte haar stellingen niet nader heeft onderbouwd, komt niet vast te staan dat de opstelling van HR in het eerste deel van het gesprek onbetamelijk is geweest. Dit deel van het gesprek kan daarom geen gewicht in de schaal leggen bij de vraag of Innoforte tijdens dit gesprek ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
4.4.4.
Voor het tweede deel van het gesprek, nadat de teamleidster is aangeschoven, staat vast dat de teamleidster uiteindelijk boos is weggelopen met – kort gezegd – de mededeling dat [verzoekster] niet meer op haar afdeling zou kunnen re-integreren. Volgens Innoforte is het vertrek van de teamleidster te wijten aan de wijze waarop de gemachtigde van [verzoekster] zich richting haar opstelde, maar aan de zijde van [verzoekster] is dat aandeel betwist. Hoewel het kan gebeuren dat een persoon in een bepaalde (emotionele) gemoedstoestand een dergelijke uitlating doet, laat dit onverlet dat de teamleidster daarmee haar boekje te buiten ging. Niet is gebleken dat de teamleidster hierop is terug gekomen bij [verzoekster] en haar excuses heeft gemaakt, hetgeen wel verwacht mocht worden. Daarnaast had ook Innoforte bij haar e-mail van 1 december 2022 nog terug kunnen komen op die uitlating, maar dit heeft zij niet gedaan. Wel heeft zij daarin aangegeven het jammer te vinden dat het gesprek als dwingend is ervaren en heeft zij [verzoekster] uitgenodigd voor een nieuw gesprek om alle knelpunten van de afgelopen tijd en de gevoelens die daaruit zijn ontstaan met elkaar te delen en afspraken te maken die haar herstel bevorderen. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij, juist gezien de beschadigde verhoudingen, zoekende was naar de juiste manier van communiceren maar in ieder geval de intentie had om het incident tijdens het aangekondigde vervolggesprek van 8 december 2022 uitgebreid en persoonlijk met [verzoekster] te bespreken. Tot een dergelijk gesprek is het echter niet meer gekomen, waar [verzoekster] zelf debet aan is. Zij heeft er bij e-mail van 6 december 2022 op aangestuurd dat alle re-integratieactiviteiten zouden worden opgeschort tot 1 januari 2023. Nadat de bedrijfsarts op 13 december 2022 had bericht dat mediation nodig was in verband met een verstoorde arbeidsverhouding, heeft [verzoekster] er daarentegen voor gekozen om op 14 december 2022 een klacht bij het bestuur van Innoforte in te dienen over de werkwijze en gedragingen van de betrokken medewerkers en ieder gesprek (met het bestuur) daarover af te houden. Toen de onderzoeksprocedure op een andere wijze werd ingekleed dan (de gemachtigde van) [verzoekster] voor ogen stond, is namens [verzoekster] op 7 februari 2023 (direct) ingezet op exit-mediation onder verwijzing naar het advies van de bedrijfsarts van 13 december 2021. Door niet meer open te staan voor een gesprek met Innoforte, hetgeen, anders dan [verzoekster] stelt, niet in lijn lag met voormeld advies van de bedrijfsarts, heeft Innoforte geen redelijke kans meer gekregen om de arbeidsrelatie te normaliseren voordat tot exit-mediation werd besloten. Van belang daarbij is dat het bestuur van Innoforte daaraan voorafgaand nog heeft bevestigd dat van een verbod om te re-integreren op de eigen afdeling hoe dan ook geen sprake (meer) was. Dit maakt dat, hoewel Innoforte de arbeidsverhouding op 17 november 2022 onnodig op scherp heeft gesteld, haar in dit geval gelet op het verdere verloop geen ernstig verwijtbaar handelen kan worden verweten.
Re-integratieverplichtingen
4.4.5.
[verzoekster] verwijt Innoforte verder dat zij haar re-integratieverplichtingen grovelijk heeft geschonden door gebrekkig casemanagement, door haar aanvankelijk te overvragen, door de adviezen van de bedrijfsarts te negeren, door haar te verbieden op haar eigen afdeling te re-integreren, door geen actueel plan van aanpak en geen 1e jaarsevaluatie op te stellen.
4.4.6.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.4.1. reeds is overwogen, heeft [verzoekster] destijds zelf voorgesteld om de betreffende diensten te draaien op 27 en 28 oktober 2022 en treft Innoforte dienaangaande geen verwijt. Daarbij is geen sprake geweest van het negeren van de adviezen van de bedrijfsarts. Op dat moment gold enkel het advies om niet meer dan drie uur per dag te werken, zij het niet op een dag dat behandeling plaatsvindt. Dat daarvan sprake was, is niet gesteld. Van boventalligheid was op dat moment nog geen sprake. Ook overigens is niet gebleken dat de adviezen van de bedrijfsartsen door Innoforte in de wind zijn geslagen. Zo is telkens opnieuw geadviseerd om te trachten tot elkaar te komen en is eerst op 30 augustus 2023 geoordeeld dat [verzoekster] niet in staat is om zelf contact met werkgever te hebben. Dat Innoforte meerdere pogingen heeft ondernomen om in contact te treden, waaronder een uitnodiging voor een koffiemoment, om de gestagneerde re-integratie vlot te trekken, was dan ook in lijn met de adviezen van de bedrijfsarts. Innoforte heeft daarmee juist aan haar re-integratieverplichtingen pogen te voldoen en het is veeleer aan de afhoudende opstelling van (de gemachtigde van) [verzoekster] te wijten dat de re-integratie na het gesprek op 17 november 2022 volledig is gestaakt. Zo heeft [verzoekster] er zelf om gevraagd om de re-integratie op te schorten in afwachting van de behandeling van haar klacht, terwijl het indienen van een dergelijke klacht [verzoekster] niet van haar eigen re-integratieverplichtingen ontslaat. Voorts is de re-integratie niet meer hervat omdat [verzoekster] vervolgens direct op exit-mediation heeft aangestuurd en na beëindiging daarvan de verzoeken van werkgever om in contact te treden heeft afgedaan als onoprecht en deze heeft afgehouden. Waar Innoforte weliswaar verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoekster] aanvankelijk te verbieden op haar eigen afdeling te re-integreren, rechtvaardigt dit niet deze aanhoudend afwijzende opstelling van [verzoekster] , temeer nu het bestuur van Innoforte op 20 januari 2023 al heeft bevestigd dat van een verbod om te re-integreren op de eigen afdeling geen sprake (meer) was. Dat maakt ook dat het niet aan Innoforte kan worden toegedicht dat het plan van aanpak in die periode niet is geactualiseerd en er geen tijdige 1e jaarsevaluatie is opgemaakt. Al met al kan niet worden geoordeeld dat Innoforte haar re-integratieverplichtingen grovelijk heeft veronachtzaamd. Dat de rol van casemanager door verschillende personen is vervuld met alle onduidelijkheid van dien, is allerminst wenselijk, maar brengt onvoldoende gewicht in de schaal om anders te oordelen.
4.5.
Een en ander is ook in lijn met het deskundigenoordeel van het UWV van
10 november 2023, zij het dat het UWV zich daarin niet heeft uitgesproken over het ontstaan van het arbeidsconflict. [verzoekster] heeft weliswaar gesteld dat dat oordeel van het UWV is gebaseerd op een vals dan wel vervalst gespreksverslag van Innoforte van het gesprek op
17 november 2022, maar tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoekster] erkend dat hij het destijds door Innoforte aan [verzoekster] verstrekte gespreksverslag zelf aan het UWV heeft verstrekt en daarbij uitdrukkelijk heeft gewezen op de verschillen. Daarmee staat vast dat het UWV de beschikking had over alle benodigde gegevens om tot een zorgvuldig deskundigenoordeel te komen. De kantonrechter heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de verklaring van Innoforte dat in de hoeveelheid aangeleverde stukken per abuis een conceptverslag aan het UWV is verstrekt en niet het definitieve gespreksverslag. Er is geen enkele aanwijzing voor de beschuldiging van [verzoekster] dat sprake is geweest van opzettelijke misleiding teneinde een voor haar gunstige beslissing (ten behoeve van deze ontbindingsprocedure) te forceren. Daarbij is van belang dat iedere partij in die procedure zijn visie op de re-integratie mag geven, ook als die visie achteraf niet juist blijkt te zijn. Aan die volstrekt onvoldoende gemotiveerde stelling van [verzoekster] wordt dan ook voorbij gegaan. Het voorgaande geldt evenzeer voor het deskundigenoordeel van het UWV van 15 november 2023.
Conclusie
4.6.
Weliswaar heeft Innoforte gedurende het re-integratietraject van [verzoekster] verwijtbaar gehandeld, te weten met de verzending van de e-mail van 1 november 2022 en de uitlating van de teamleidster tijdens het gesprek op 17 november 2022, maar gelet op wat hiervoor is overwogen kwalificeert dat niet als ernstig verwijtbaar handelen, ook niet als die verwijten in onderlinge samenhang worden bezien.
Transitievergoeding en billijke vergoeding en daarmee samenhangende verklaringen voor recht alsmede de aanvullende verzoeken
4.7.
Nu niet vast is komen te staan dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Innoforte ontvalt daarmee de grondslag aan de verzochte transitievergoeding en billijke vergoeding. Deze verzoeken, alsook de daarmee samenhangende verzochte verklaringen voor recht (zie rechtsoverweging 3.1 onder 3. en 4.), worden daarom afgewezen.
4.8.
Nu evenmin is gebleken van opzettelijke misleiding van het UWV komt de grondslag aan alle aanvullende verzoeken van [verzoekster] eveneens te ontvallen, zodat ook deze verzoeken zullen worden afgewezen.
(Im)materiële (schade)vergoeding
4.9.
[verzoekster] maakt aanspraak op materiële schadevergoeding van € 355.534,00 in verband met haar verwachting dat zij niet (volledig) zal herstellen en na de wachttijd tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd een WIA uitkering zal ontvangen. Volgens [verzoekster] is Innoforte uit hoofde van artikel 7:686 BW schadeplichtig omdat zij haar re-integratieverplichtingen ex artikel 7:658a BW heeft geschonden. Daargelaten dat [verzoekster] haar verwachting in het geheel niet met medische stukken heeft onderbouwd, heeft zij evenmin onderbouwd dat de door haar verwachte blijvende uitval het (enkele) gevolg is van het tekortschieten in de re-integratieverplichtingen van Innoforte. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Innoforte van het bestaan van causaal verband, wordt aan bewijslevering daarom niet toegekomen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
[verzoekster] maakt voorts aanspraak op een immateriële vergoeding van € 20.000,00 in verband met het verlies van haar vaste aanstelling en verwijst daarvoor naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 januari 2018. [2] Anders dan [verzoekster] doet voorkomen, is de daarin toegekende immateriële vergoeding niet toegewezen naast een billijke vergoeding, maar maakt deze daarvan onderdeel uit. Hiervoor is reeds overwogen dat [verzoekster] in de gegeven omstandigheden geen recht heeft op een billijke vergoeding, zodat dit aspect verder onbesproken kan blijven.
4.11.
Dan verzoekt [verzoekster] nog immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 in verband met aantasting in haar persoon op grond van de stelling dat door toedoen van Innoforte het effect van reeds genoten EMDR behandelingen teniet is gegaan, de verdere behandelingen door toedoen van Innoforte zijn gestaakt en Innoforte door haar handelen of nalaten het trauma van [verzoekster] heeft verergerd. Ter onderbouwing daarvan verwijst [verzoekster] naar de brief van de psycholoog (productie 18 verzoekschrift), maar deze brief onderschrijft de stellingen van [verzoekster] niet. In de brief constateert de psycholoog namelijk dat de genoten EMDR behandelingen beperkt effect hebben gehad, omdat [verzoekster] de neiging had haar ‘masker’ op te houden tijdens de behandeling en daardoor haar gevoel niet toe te laten, en dat [verzoekster] op dat moment geen ruimte voelde de behandelingen voort te zetten in verband met een arbeidsconflict. Hieruit blijkt niet dat door toedoen van Innoforte de EMDR behandelingen zijn gestopt, het effect ervan teniet is gegaan en [verzoekster] daardoor in haar persoon is aangetast. Dit verzoek wordt dan eveneens als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Het verzoek aangaande vergoeding van een bedrag van € 1.802,99 aan ondergane behandelingen bij de psycholoog treft hetzelfde lot.
Wettelijke verhoging en rente over gratificatie
4.12.
De kern van deze discussie is gelegen in de vraag wanneer [verzoekster] bij (de rechtsvoorgangster van) Innoforte in dienst is gekomen. [verzoekster] stelt dat zij in ieder geval per 1 juni 1995 in dienst is getreden. Innoforte heeft deze stelling gemotiveerd betwist en voert, onder verwijzing naar de tussen partijen gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst, aan dat de ingangsdatum 1 oktober 1998 is. [verzoekster] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gelaten zodat de juistheid van de stelling van [verzoekster] niet komt vast te staan. De in dit kader door [verzoekster] verzochte verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
4.13.
Tussen partijen staat vast dat Innoforte de gratificatie voor het 25 jarig jubileum van [verzoekster] met het salaris van oktober 2023 heeft uitbetaald. Dit heeft, gelet op de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, tijdig plaatsgevonden als gevolg waarvan geen aanspraak gemaakt kan worden op vergoeding van wettelijke verhoging en wettelijke rente. Dit verzoek wordt daarom afgewezen. De verzochte vergoeding van de buitengerechtelijke kosten treft hetzelfde lot, nu die daarmee samenhangt.
Eindafrekening
4.14.
[verzoekster] verzoekt een correcte bruto/netto eindafrekening, waarin de volgende bedragen zijn opgenomen: € 5.491,18 aan vakantie-uren, € 1.279,35 aan opgebouwde vakantietoeslag en € 229,30 aan eindejaarsuitkering. Innoforte heeft de juistheid van de gestelde tegoeden gemotiveerd betwist onder overlegging van een eindafrekening uitgaande van een einddatum per 1 januari 2024 (productie 34 bij verweerschrift). Aangezien [verzoekster] de door haar gestelde tegoeden niet nader heeft onderbouwd en daarnaast de juistheid van de specificatie van Innoforte en de daarin genoemde tegoeden/bedragen onweersproken heeft gelaten, moet van de juistheid daarvan worden uitgegaan. Het verzoek tot uitvoering van een correcte eindafrekening zal worden toegewezen op grond van de door Innoforte opgegeven tegoeden, zij het dat dit herberekend moet worden naar de einddatum van 1 februari 2024. De termijn zal worden gesteld op twee weken na einddatum van de arbeidsovereenkomst.
De daarbij verzochte dwangsom wordt afgewezen nu niet is gesteld of gebleken dat een prikkel in de vorm van een dwangsom nodig is voor Innoforte voor verstrekking en uitbetaling van de eindafrekening. Uit de stellingen van Innoforte kan ook opgemaakt worden dat zij daaraan vrijwillig zal meewerken.
Getuigschrift en bericht in personeelsblad
4.15.
Uit artikel 7:656 BW vloeit voort dat Innoforte bij het einde van de arbeidsovereenkomst verplicht is op verzoek van de [verzoekster] een getuigschrift uit te reiken. Daarin is eveneens bepaald aan welke eisen het getuigschrift moet voldoen. Innoforte zal in zoverre worden veroordeeld tot afgifte van een getuigschrift en de termijn zal worden gesteld op twee weken na de einddatum van de arbeidsovereenkomst. Ook in dit geval wordt de daaraan verbonden dwangsom afgewezen nu niet is gesteld of gebleken dat een prikkel in de vorm van een dwangsom nodig is voor Innoforte voor verstrekking van een getuigschrift.
4.16.
Het verzoek een bericht met verklaring in het personeelsblad Innoforte Flits en Intranet te plaatsen met daarin een door [verzoekster] (voor)opgestelde tekst, wordt afgewezen nu daarvoor geen grondslag is gesteld. De verzochte dwangsom treft hetzelfde lot nu die daarmee samenhangt.
Werkelijke kosten van rechtsbijstand
4.17.
De kantonrechter overweegt dat een verzoek om vergoeding van de werkelijke rechtsbijstandskosten toewijsbaar kan zijn in de uitzonderlijke gevallen dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Aangezien [verzoekster] niet heeft onderbouwd waarom in dit geval vergoeding van de werkelijke kosten aan de orde is, anders dan dat toewijzing van haar verzoeken daartoe moet leiden, wordt dit verzoek afgewezen.
Wettelijke rente over toegewezen bedragen
4.18.
Het enkele geldelijke verzoek van [verzoekster] dat wordt toegewezen betreft de eindafrekening. De aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente (daarover) ontstaat pas op het moment dat de betreffende bedragen opeisbaar zijn geworden. Daar is op dit moment nog geen sprake van, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Intrekkingsbevoegdheid
4.19.
In artikel 7:686a lid 6 en 7 BW is bepaald dat, alvorens een ontbinding waaraan geen (transitie-/ billijke) vergoeding wordt verbonden wordt uitgesproken, de rechter partijen van dat voornemen in kennis stelt en een termijn stelt waarbinnen de verzoekster de bevoegdheid heeft het verzoek in te trekken. Daartoe zal [verzoekster] dan ook een termijn worden gesteld.
4.20.
Daarbij verdient het opmerking dat deze bevoegdheid niet bestaat voor zover het de verzoeken betreft die ook zonder de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zelfstandige betekenis hebben, zoals de verzochte verklaringen voor recht, de verzoeken om (im)materiële schadevergoeding, om toekenning van wettelijke verhoging wegens te late betaling van de gratificatie, om publicatie in het personeelsblad en alle aanvullende verzoeken.
Proceskosten
4.21.
Voor wat betreft de ontbinding en de met de daardoor beëindigde arbeidsovereenkomst samenhangende verzoeken worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
4.22.
Voor wat betreft alle overige verzoeken (als bedoeld in rechtsoverweging 4.20), ziet de kantonrechter aanleiding om [verzoekster] in de proceskosten te veroordelen en daarbij aansluiting te zoeken bij het gebruikelijke liquidatietarief voor rolzaken. De kosten aan de zijde van Innoforte worden tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 2.118,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum van deze beschikking en
€ 134,00 aan nakosten.

5.De beoordeling in het (voorwaardelijk ) tegenverzoek

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verklaring voor recht
5.1.
Innoforte verzoekt voorwaardelijk, voor het geval het ontbindingsverzoek van [verzoekster] wordt ingetrokken, de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden, primair wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster] , subsidiair wegens verwijtbaar handelen en nalaten van [verzoekster] , meer subsidiair wegens een verstoorde verhouding en uiterst subsidiair op grond van de combinatie van die gronden.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:686 BW) een ernstige (in de zin van verwijtbare) tekortkoming vereist is die op één lijn is te stellen met een dringende reden. [3] De werkgever moet kunnen aantonen dat de werknemer structureel of in ernstige mate niet voldoet aan zijn verplichtingen die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een dergelijk ernstige toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [verzoekster] geen sprake. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.3.
Niet staat ter discussie dat [verzoekster] in ieder geval tot het gesprek van 17 november 2022 haar re-integratieverplichtingen is nagekomen. Weliswaar heeft [verzoekster] bij e-mail van 6 december 2022 zelf voorgesteld om haar re-integratie op te schorten, maar Innoforte is daar aanvankelijk in meegegaan. Waar Innoforte weliswaar verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoekster] aanvankelijk te verbieden op haar eigen afdeling te re-integreren, mocht van [verzoekster] redelijkerwijs worden verwacht dat zij het aanbod van Innoforte om in gesprek te gaan had geaccepteerd, temeer nu het bestuur van Innoforte op 20 januari 2023 nog heeft bevestigd dat van een verbod om te re-integreren op de eigen afdeling geen sprake (meer) was. In plaats daarvan heeft zij halsstarrig vastgehouden aan haar eis dat eerst een externe klachtbehandeling zou plaatsvinden. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, heeft het indienen van een klacht [verzoekster] evenwel niet van haar re-integratieverplichtingen ontslagen. In plaats van het gesprek aan te gaan, heeft [verzoekster] afgekoerst op exit-mediation. Ook na beëindiging van de exit-mediation heeft [verzoekster] de pogingen van Innoforte om met haar in gesprek te komen afgehouden en afgedaan als onoprecht en niet opportuun omdat zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou verzoeken. Hoewel de bedrijfsarts uiteindelijk heeft geoordeeld dat er op medische gronden geen rechtstreeks contact meer mogelijk was met [verzoekster] , mocht van haar tot dat moment wel worden verwacht dat zij open zou staan voor een gesprek met Innoforte en ook na voormeld advies van de bedrijfsarts mocht van haar worden verwacht dat zij zich wel actief en constructief zou opstellen voor wat betreft haar re-integratie buiten Innoforte. Zij heeft echter ook de verdere medische beoordeling door de bedrijfsarts gefrustreerd door onredelijke eisen te stellen en dientengevolge zonder gegronde reden niet op het spreekuur te verschijnen. Al doende heeft zij zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen geschonden, hetgeen verwijtbaar is. Ook het UWV is tot dit oordeel gekomen in het deskundigenoordeel van 15 november 2023. Daar staat wel tegenover dat de opstelling van [verzoekster] haar oorsprong vindt in de uitlating van de (toenmalige) teamleidster van [verzoekster] , hetgeen aan Innoforte toe te rekenen is, en dat [verzoekster] uiteindelijk op medische gronden niet meer in staat is geoordeeld om met Innoforte in contact te treden om de verhoudingen te normaliseren. Het voorgaande in samenhang bezien, brengt de kantonrechter tot het oordeel dat het verwijtbare handelen van [verzoekster] (dus het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen) in deze niet als een ernstige (verwijtbare) tekortkoming kan worden gekwalificeerd die ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan rechtvaardigen. Het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van 7:686 BW wordt daarom afgewezen. Eveneens wordt de verzochte verklaring voor recht, dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, om voornoemde redenen afgewezen.
5.4.
Het niet nakomen door [verzoekster] van haar re-integratieverplichtingen levert daarentegen wel een voldragen grond op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669, derde lid, onder e, BW. In de wetsgeschiedenis is het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door de werknemer als bedoeld in artikel 7:660a BW immers nadrukkelijk als voorbeeld van een e-grond genoemd. [4] In de gegeven omstandigheden kan in redelijkheid van Innoforte niet langer worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Op grond van artikel 7:670a lid 1 BW is geen sprake van een opzegverbod nu [verzoekster] haar re-integratieverplichtingen heeft veronachtzaamd, ondanks dat Innoforte haar daartoe schriftelijk heeft aangemaand en haar loon in dat verband heeft opgeschort. Het OR-lidmaatschap van [verzoekster] kan evenmin aan de ontbinding in de weg staan nu niet is gebleken dat de grondslag van het verzoek tot ontbinding, anders dan [verzoekster] aanvoert, enig verband houdt met het OR-lidmaatschap van [verzoekster] . Voorts heeft Innoforte een deskundigenoordeel van het UWV overgelegd, zodat aan alle vereisten op grond van artikel 7:671b lid 5 is voldaan om het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe te kunnen wijzen. De overige aangevoerde gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen daarmee onbesproken blijven.
5.5.
Innoforte verzoekt de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden. Nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [verzoekster] wordt de ontbindingsdatum – rekening houdend met de opzegtermijn van vier maanden (artikel 7:672 lid 2 sub d BW) en na aftrek van de proceduretijd, gerekend vanaf de 14 november 2023 (de datum van indiening van het tegenverzoek) – bepaald op 1 april 2024.
Financiële afwikkeling dienstverband
5.6.
De gevorderde verklaring voor recht dat Innoforte de arbeidsovereenkomst financieel kan afwikkelen conform de saldi uit haar administratie is toewijsbaar. Daarvoor wordt verwezen naar hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.14. Daarbij is betrokken dat Innoforte het maandsalaris heeft onderbouwd met een jaarloonstrook en de daarop gebaseerde berekeningen van Innoforte door [verzoekster] niet meer zijn betwist, zodat van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Nu van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] geen sprake is, kan zij tevens aanspraak maken op de wettelijke transitievergoeding.
Spreekverbod
5.7.
Innoforte verzoekt onvoorwaardelijk [verzoekster] een verbod op te leggen, van onbepaalde duur, om (in)direct negatieve uitlatingen te doen over Innoforte, zowel mondeling als schriftelijk, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding. Zij stelt daartoe dat (de gemachtigde van) [verzoekster] zich meerdere malen negatief heeft uitgelaten richting derden over Innoforte, daarin onjuistheden heeft verkondigd en dat niet verwacht wordt dat (de gemachtigde van) [verzoekster] ook na ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarmee zal stoppen.
5.8.
Vooropgesteld wordt dat het gevorderde verbod een beperking inhoudt van het grondrecht van vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt als dit bij de wet is voorzien – hiervan is sprake wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW – en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van Innoforte zodanig algemeen en breed is geformuleerd dat dit bij toewijzing zonder meer tot een te grote beperking van dit recht zou leiden. Daarnaast heeft Innoforte, de vraag of de uitlatingen van (de gemachtigde van) [verzoekster] al dan niet juist waren daargelaten, onvoldoende onderbouwd dat zij daardoor in haar reputatie en goede naam is geschaad dan wel na ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden geschaad. Het verzoek van Innoforte, en de daarmee samenhangende dwangsom, worden daarom afgewezen.
De kantonrechter merkt nog wel op dat de bescherming die aan het recht van vrijheid van meningsuiting te ontlenen valt beperkt is, als gevolg waarvan (de gemachtigde van) [verzoekster] bij onrechtmatige mededelingen niet immuun is voor (toekomstige) schadevorderingen van Innoforte.
Proceskosten
5.9.
De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter,
in het verzoek voor wat betreft de ontbinding en de met de daardoor beëindigde arbeidsovereenkomst samenhangende verzoeken
6.1.
stelt [verzoekster] in de gelegenheid die verzoeken
uiterlijk 31 januari 2024in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Nijmegen, postbus 9030, 6800 EM Arnhem alsmede per e-mail aan: rekesten.civielenkanton.rb-gel.arnhem@rechtspraak.nl, alsook een schriftelijke mededeling aan (de gemachtigde van) Innoforte;
als [verzoekster] het verzoek niet tijdig intrekt:
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2024;
6.2.
veroordeelt Innoforte om binnen twee weken na ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan [verzoekster] te betalen de eindafrekening berekend tot 1 februari 2024 onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
6.3.
veroordeelt Innoforte om aan [verzoekster] binnen twee weken na datum ontbinding van de arbeidsovereenkomst een getuigschrift dat voldoet aan artikel 7:656 BW te verstrekken;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte;
ongeacht of [verzoekster] het verzoek intrekt:
6.5.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
6.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in het verzoek voor wat betreft de overige verzoeken
6.7.
wijst de verzoeken af;
6.8.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van Innoforte, tot deze beschikking vastgesteld op € 2.118,00, aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum van deze beschikking en € 134,00 aan kosten die na de beschikking zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
6.9.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in het tegenverzoek
als [verzoekster] het verzoek tijdig intrekt:
6.10.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2024;
ongeacht of [verzoekster] het verzoek intrekt:
6.11.
verklaart voor recht dat Innoforte de arbeidsovereenkomst financieel kan afwikkelen conform de saldi uit haar administratie;
6.12.
wijst af het meer of anders verzochte;
6.13.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
6.14.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.

Voetnoten

1.Kamerstukken II , 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34
4.Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 99