Uitspraak
Van Beek,
Van den Brink,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het oordeel van het hof
3.De beslissing
- € 6.561 aan griffierecht
- € 9.358 aan salaris advocaat (2 punten x appeltarief VI; 0,5 punt x appeltarief V);
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen Van Beek Kaas B.V. en Van den Brink Koeltechniek B.V. Van Beek Kaas B.V. had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de installatie van een koel- en luchtbehandelingsmachine in een kaaspakhuis. In een tussenarrest van 4 maart 2025 had het hof Van Beek toegelaten tot bewijslevering over de vraag of Van den Brink op of omstreeks 9 juli 2021 had gemeld dat het werk klaar was en dat de machine kon worden ingeregeld. Van Beek stelde dat zij op basis van mededelingen van Van den Brink redelijkerwijs mocht aannemen dat de werkzaamheden waren afgerond. Het hof heeft echter geoordeeld dat Van Beek niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling. De verklaringen van de getuigen waren niet overtuigend genoeg in combinatie met de overgelegde bewijsstukken. Het hof concludeert dat Van Beek niet heeft aangetoond dat Van den Brink tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en dat de vordering van Van Beek niet toewijsbaar is. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelt Van Beek tot betaling van de proceskosten van Van den Brink in het hoger beroep.