6.3.2.1.
De liquidatie van [slachtoffer 4]
Op 21 september 2017 omstreeks 21.20 uur is [slachtoffer 4] neergeschoten in zijn personenauto tegenover café [cafe] aan de [adres] in Spijkenisse en als gevolg daarvan diezelfde dag overleden.
6.3.2.2.
Getuigen
6.3.2.2.1.
Getuigen plaats delict
Getuige [getuige 10] is na het horen van enkele harde knallen naar haar raam gelopen. Zij zag twee in het donker geklede personen met truien met een capuchon op wegrennen van de plek waar het geluid van de schoten vandaan kwam. De getuige zag dat de tweede persoon een groot/lang voorwerp bij zich droeg.
Getuige [getuige 2] hoorde vrijwel direct na de schoten het geluid van een automotor en zag kort daarna een BMW 5-serie type E61 met een enorme snelheid rijden. Later zag de getuige op Twitter dat er een uitgebrande auto was aangetroffen in Barendrecht. De getuige zag aan de velg dat het om een BMW 5serie type E61 ging.
6.3.2.2.2.
Getuige [getuige 16] en getuige [getuige 3]
In het dossier bevinden zich ook verklaringen van de getuige [getuige 16] en de getuige [getuige 3] . De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van deze getuigen bruikbaar zijn voor en bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde. De verdediging heeft de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen van beide getuigen gemotiveerd betwist.
De anonieme getuige [getuige 16] is meermalen gehoord, door zowel de politie als de rechtercommissaris. De verdediging is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk vragen te stellen. De getuige heeft – kort gezegd – verklaard dat [medeverdachte 15] , [medeverdachte 10] en
[verdachte] betrokken zijn bij de liquidatie van [slachtoffer 4] . De getuige heeft deze informatie van horen zeggen. Uit de verklaringen blijkt niet van wie en op welk moment de getuige deze informatie heeft gehoord. De getuige heeft verklaard dat hij of zij op verschillende momenten van verschillende personen dingen heeft gehoord en deze informatie vervolgens heeft gecombineerd. Uit de verklaringen van de getuige blijkt niet duidelijk wat de getuige precies heeft gehoord en welke conclusies hij of zij daaraan zelf heeft verbonden. Daarbij komt dat de getuige zijn of haar verklaringen heeft afgelegd (geruime tijd) nadat er in het onderzoek Lis verdachten waren aangehouden, wat heeft geleid of heeft kunnen leiden tot geruchten en speculaties in het criminele milieu. Daarnaast is niet uit te sluiten dat de getuige [getuige 3] – waarover hierna meer – (een van) de bron(nen) van de getuige [getuige 16] is geweest of dat de getuige [getuige 16] en de getuige [getuige 3] hun informatie van dezelfde bron hebben.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de verklaringen van de getuige [getuige 16] daardoor niet voldoende betrouwbaar en controleerbaar zijn om te kunnen gebruiken voor het bewijs. Het hof zal de verklaringen van de getuige [getuige 16] dan ook buiten beschouwing laten.
Ook de getuige [getuige 3] is meermalen gehoord, zowel door de politie als – in het bijzijn van de verdediging – door de rechter-commissaris, de rechtbank en het hof. [getuige 3] heeft in zijn verklaringen uitgebreid en gedetailleerd verklaard. Hij noemt [medeverdachte 10] , [medeverdachte 15] en
[verdachte] als betrokkenen bij de liquidatie van [slachtoffer 4] . De verklaringen zijn verklaringen van horen zeggen. Volgens [getuige 3] heeft [medeverdachte 10] hem over de liquidatie verteld. Uit het dossier blijkt dat [getuige 3] voorafgaand aan het afleggen van zijn verklaringen inzage had in het voorgeleidingsproces-verbaal in de zaak van [medeverdachte 10] . Dit proces-verbaal lag op de tafel in de woning waar hij en [medeverdachte 10] op dat moment verbleven. [getuige 3] heeft zijn verklaringen bovendien afgelegd nadat [medeverdachte 10] , [medeverdachte 15] en
[verdachte] in het onderzoek Lis waren aangehouden. Daardoor is niet uit te sluiten dat hij informatie in zijn verklaringen niet van [medeverdachte 10] heeft gehoord, maar in dit voorgeleidingsprocesverbaal heeft gelezen. Daarbij komt de mogelijkheid dat [getuige 3] de informatie in zijn verklaringen op geruchten in het (criminele) circuit heeft gebaseerd. Het hof heeft ook geconstateerd dat de verklaringen van [getuige 3] op sommige onderdelen niet, of in ieder geval niet geheel, juist zijn. Zo klopt niet alles wat hij over zijn (arbeids)verleden heeft verteld en verklaart hij wisselend over een aanslag op het gebouw van de Telegraaf of de Panorama. Dat hoeft uiteraard niet te betekenen dat wat hij over de betrokkenheid van verdachten van de liquidatie van [slachtoffer 4] heeft verklaard onjuist is, maar dat maakt wel dat zijn verklaringen extra behoedzaam moeten worden beoordeeld. Alles afwegende acht het hof ook de verklaringen van [getuige 3] onvoldoende controleerbaar en betrouwbaar. Zij worden daarom niet voor het bewijs gebruikt.
Op de vraag of, zoals de verdediging heeft betoogd, aan [getuige 3] ontoelaatbare toezeggingen zijn gedaan en gunsten zijn verleend om hem een verklaring te laten afleggen, hoeft niet nader te worden ingegaan. Datzelfde geldt voor de vraag of hij, zoals de raadsvrouw van [medeverdachte 10] heeft aangevoerd, een motief had om in strijd met de waarheid belastend over [medeverdachte 10] te verklaren.
Voorwaardelijke verzoeken
De voorwaardelijke verzoeken om [getuige 16] en [getuige 3] nogmaals als getuige te horen als hun verklaringen voor het bewijs worden gebruikt, behoeven gelet op het voorgaande geen verdere bespreking.
6.3.2.3.
Forensisch onderzoek
6.3.2.3.1.
Hulzen
Op de plaats delict, een parkeerplaats tegenover café [cafe] aan de [adres] in Spijkenisse, zijn veertien hulzen aangetroffen, die voor nader onderzoek zijn veiliggesteld. Om 22.35 uur is aan de [adres] in Barendrecht een uitgebrande auto voorzien van het kenteken [kenteken] aangetroffen met in de kofferbak een kalasjnikov (AK-47). De forensische opsporing heeft ook dit wapen veiliggesteld.
Het NFI heeft onderzoek gedaan ter beantwoording van de vraag of de aangetroffen hulzen met deze kalasjnikov zijn verschoten. De uitkomsten van dit vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer alle hulzen uit de aangetroffen kalasjnikov afkomstig zijn, dan wanneer de hulzen met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken zijn verschoten.
Op de plaats delict en in het lichaam van [slachtoffer 4] zijn diverse kogels en kogelmanteldelen aangetroffen en nader onderzocht. De bevindingen van dit onderzoek zijn minimaal veel waarschijnlijker tot minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer ze uit een en dezelfde loop zijn afgevuurd dan wanneer de kogels en kogelmanteldelen uit twee lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken zijn afgevuurd.
6.3.2.3.2.
DNA
Op de hoek van het tegenover de uitgebrande auto (met het kenteken [kenteken] ) gelegen parkeervak zijn verbrande kledingresten aangetroffen. De volgende kledingresten zijn voor nader onderzoek veiliggesteld:
- stuk capuchon (AAKH3041NL)
- onderdeel T-shirt (AAKH3042NL)
- onderdeel vest dun (AAKH3043NL)
- onderdeel vest dik (AAKH3044NL)
- diverse stukken textiel (AAKH3045NL)
- stuk van een zool (AAKH3046NL).
Medewerkers van de forensische opsporing hebben (op 8 december 2017) onderzoek gedaan aan de verbrande kleding en deze waar mogelijk bemonsterd met het oog op DNA-sporen. Door middel van stubs zijn voor het verzamelen van humaan biologisch celmateriaal op gedeeltes met weinig of geen brandschade de volgende kledingresten bemonsterd:
- stuk capuchon (AAKH3041NL)
- onderdeel T-shirt (AAKH3042NL)
- onderdeel trui (AAKH3043NL)
- onderdeel vest (AAKH3044NL)
- diverse stukken textiel (AAKH3045NL).
Op onderdeel T-shirt (AAKH3042NL) en onderdeel vest (AAKH3044NL) zijn haren aangetroffen en veiliggesteld (AAJW6005NL en AAJW6007NL).
AAKH3043NL (onderdeel trui) is uitgevouwen. Het bevatte een gedeelte van een rits. Een onverbrand vlak is samen met het gedeelte van de ritssluiting bemonsterd. Daarnaast is een tweede vlak met weinig brandschade bemonsterd. Beide stubs (met de nummers 1 en 2) zijn verpakt en voorzien van het SIN AAKH2474NL.
AAKH3044NL (onderdeel vest) was van dikker textiel dan AAKH3043NL en had een wolachtige binnenkant. Een gedeelte van een rits was nog intact. AAKH3044NL is ook uitgevouwen. Een onverbrand vlak is samen met het gedeelte van de ritssluiting bemonsterd. Deze stub is met nummer 1 gewaarmerkt. Ook een tweede vlak met weinig brandschade is bemonsterd. Deze stub is met nummer 2 gewaarmerkt. Beide stubs zijn verpakt en voorzien van het SIN AAJW6006NL.
De bemonsteringen van AAKH3041NL (stuk capuchon), AAKH3042NL (onderdeel T-shirt) en AAKH3045NL (diverse stukken textiel) zijn gewaarmerkt met respectievelijk AAKH3041NL#01 en AAKH3041NL#02, AAJW6004NL en AAKH2475NL.
De forensische opsporing heeft het celmateriaal van de bemonsteringen door middel van stubs aangeduid als ‘epitheel’ (huidcellen).
Het NFI heeft de bemonsteringen AAKH3041NL#01 en AAKH3041NL#02, AAJW6004NL#01 en AAKH2475NL#01 onderworpen aan een DNA-onderzoek. De concentratie van het DNA in deze bemonsteringen is lager dan 0,001 ng/µl. Dergelijke lage concentraties leveren ook na aanvullend DNA-onderzoek geen voor vergelijkend
DNA-onderzoek geschikte DNA-profielen op. Het DNAonderzoek aan deze bemonsteringen is daarom gestopt en er zijn geen DNA-profielen bepaald.
Het NFI heeft de (mogelijke) haarsporen van AAJW6005NL en AAJW6007NL onderzocht op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. De van de resten T-shirt en vest veiliggestelde haren (AAJW6005NL en AAJW6007NL) zijn na onderzoek niet geschikt bevonden voor autosomaal DNA-onderzoek.
De politie heeft het NFI ook verzocht de bemonsteringen AAKH2474NL en AAJW6006NL te onderwerpen aan een DNA-onderzoek. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van wie het DNA in de bemonsteringen afkomstig kan zijn.
De hoeveelheid DNA in de bemonsteringen AAKH2474NL#01 en AAJW6006NL#01 is zeer gering. Van het DNA in de bemonsteringen AAKH2474NL#01 en AAJW6006NL#01 zijn DNAmengprofielen van telkens minimaal twee personen verkregen. Deze zijn niet geschikt voor een vergelijkend DNA-onderzoek. Daarom zijn deze bemonsteringen aanvullend onderzocht met een onderzoekstechniek die gevoeliger is dan de
standaard-onderzoekstechniek. Als onderdeel daarvan is het DNA-onderzoek herhaald om de reproduceerbaarheid van de verkregen resultaten te onderzoeken.
Het mengprofiel AAJW6006NL#01 is op 19 juni 2018 eenmalig vergeleken met
DNA-profielen van personen in de DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is gericht gezocht naar de persoon die relatief veel DNA heeft bijgedragen aan deze bemonstering. Daarbij is een match gevonden met het DNAprofiel van [medeverdachte 15] (RFA920). Dit betekent dat [medeverdachte 15] de donor kan zijn die relatief veel DNA heeft bijgedragen aan deze bemonstering. Het verkregen mengprofiel AAJW6006NL#01 is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 – de bemonstering bevat DNA van [medeverdachte 15] en een willekeurige onbekende persoon – waar is, dan wanneer hypothese 2 – de bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen – waar is. Bij deze berekening van de bewijskracht van de match tussen het DNA-profiel van [medeverdachte 15] en het
DNA-mengprofiel AAJW6006NL#01 zijn de volgende aannames gedaan: de bemonstering AAJW6006NL#01 bevat DNA van twee personen en de personen in dit mengsel zijn onderling niet verwant.
Het gehele mengprofiel AAKH2474NL#01 is op 4 juli 2018 eenmalig vergeleken met DNA-profielen van personen in de DNA-databank voor strafzaken. Hierbij zijn geen matches gevonden. Uit dit DNAmengprofiel is een combinatie van DNA-kenmerken afgeleid van minimaal één man. Een combinatie van die afgeleide DNA-kenmerken is op 5 juli 2018 vergeleken met DNA-profielen uit de DNA-databank voor strafzaken. Daarbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 10] (RPH973). Het verkregen mengprofiel AAKH2474NL#01 is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 – de bemonstering bevat DNA van [medeverdachte 10] en een willekeurige onbekende persoon – waar is, dan wanneer hypothese 2 – de bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen – waar is. Bij deze berekening van de bewijskracht van de match tussen het DNA-profiel van [medeverdachte 10] en het DNA-mengprofiel AAKH2474NL#01 zijn de volgende aannames gedaan: de bemonstering AAKH2474NL#01 bevat DNA van twee personen en de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [medeverdachte 10] verwant. Onder de aanname dat [medeverdachte 10] een van de donoren van het DNA in de bemonstering AAKH2474NL#01 is, zijn de resterende DNA-kenmerken in dit profiel onvoldoende informatief om een eventuele tweede celdonor te vinden.
De overige op AAKH3043NL (onderdeel trui) en AAKH3044 (onderdeel vest) aangetroffen DNAsporen hebben geen compleet profiel opgeleverd en die kenmerken matchen niet met een andere persoon.
De DNA-mengprofielen AAJW6006NL#01 en AAKH2474NL#01 zijn vergeleken met de DNAprofielen van veertien andere personen uit het onderzoek Eris: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [kroongetuige] , [medeverdachte 7] , [naam 24] , [naam 26] , [naam 27] , [naam 30] , [verdachte] , [naam 33] , [medeverdachte 12] , [naam 35] en [naam 44] . Deze vergelijking heeft geen match opgeleverd.
6.3.2.3.3.
TomTom
Op 1 augustus 2018 is [medeverdachte 15] samen met twee medeverdachten waaronder [naam 5] aangehouden. [naam 5] heeft op 21 augustus 2018 een TomTom aan de politie overhandigd. Zij heeft verklaard dat deze TomTom van [medeverdachte 15] is.
Uit de zogenoemde TripLogs van de bedoelde TomTom blijkt dat deze op
21 september 2017, dus op de dag van de liquidatie van [slachtoffer 4] , om ongeveer 10.17 uur is aangezet. Op basis van de door de TomTom vastgelegde coördinaten is vast te stellen dat dit in Den Haag was op de locatie [adres] , in de buurt van de N211 richting de A4. De TomTom heeft zich daarvandaan verplaatst naar Merksem in België. Op de [adres] in Merksem is rechts afgeslagen naar de [adres] om vervolgens weer rechtsaf te slaan naar de [adres] , waar de TomTom om 12.19 uur aankwam. Vervolgens heeft de TomTom tot 14.05 uur geen coördinaten geregistreerd. Het hof leidt daaruit af dat de TomTom in die tijd is uitgezet en/of zich niet heeft verplaatst. De afstand tussen de locatie van de TomTom om 12.19 uur en het adres [adres] is ongeveer 150 m.
[slachtoffer 4] is op dat moment woonachtig op het adres [adres] in Brasschaat. De [adres] is een lange weg die van de Nederlandse grens naar Antwerpen loopt. Zowel Brasschaat als Merksem is een district van Antwerpen. De [adres] in Merksem ligt in het verlengde van de [adres] in Brasschaat. De onderlinge afstand tussen beide adressen is ongeveer 7 km. Wanneer op Google Maps gezocht wordt op “ [adres] , Antwerpen” geeft Google Maps het adres [adres] in Merksem weer.
[medeverdachte 15] woonde destijds samen met zijn vriendin op het adres [adres] in Den Haag vlakbij de [adres] , op ongeveer 1 km afstand van de startlocatie van de TomTom op 21 september 2017. [medeverdachte 15] heeft verklaard dat hij de TomTom in 2018 heeft geleend van zijn buurman die in dezelfde flat woonde als zijn vriendin. [medeverdachte 15] heeft verder verklaard dat hij heeft begrepen dat die buurman als koerier werkte voor [bedrijf] in België. Het werk als koerier kan volgens [medeverdachte 15] een verklaring zijn voor de op 21 september 2017 geregistreerde coördinaten van de TomTom.
Weliswaar is aannemelijk geworden dat de buurman van [medeverdachte 15] toen werkte als koerier. Maar met alleen de suggestie van [medeverdachte 15] is nog niet aannemelijk geworden dat die buurman op 21 september 2017 voor zijn werk heeft gebruikgemaakt van de bewuste TomTom en dat de registratie van de coördinaten, die inhouden dat de TomTom zich om 14.05 uur ten opzichte van 12.19 uur niet heeft verplaatst, die dag door diens werk als koerier worden verklaard.
6.3.2.4.
Beschouwing naar aanleiding van het forensisch onderzoek en de
plaats-delict getuigen
Op basis van de onderzoeksbevindingen en de behandeling van de zaak op de zitting concludeert het hof dat er bij de uitvoering van de liquidatie van [slachtoffer 4] met één vuurwapen – het aangetroffen wapen – is geschoten, dat er ten minste twee personen bij de uitvoering van de liquidatie zijn betrokken, dat de uitgebrande auto door de daders als vluchtauto is gebruikt en dat de verbrande kledingresten door (twee van) de daders tijdens de liquidatie zijn gedragen.
Het hof gaat ervan uit dat, gelet ook op de soort kleding en de rest van de kledingresten die zijn gevonden, de trui van AAKH3043NL door de ene dader en het vest van AAKH3044NL door de andere dader tijdens de uitvoering van de liquidatie is gedragen. Gezien de bewijskracht van de match van AAJW6006NL#01 met het DNA-profiel van [medeverdachte 15] en de match van AAKH2474NL#01 met het DNA-profiel van [medeverdachte 10] , gaat het hof er verder van uit dat (huid)cellen van [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] op respectievelijk AAKH3044NL (onderdeel vest) en AAKH3043NL (onderdeel trui) zijn gevonden.
Een plausibele verklaring voor het aantreffen van deze (huid)cellen op de kledingrestanten is dat [medeverdachte 15] het vest en [medeverdachte 10] de trui heeft gedragen tijdens het uitvoeren van de liquidatie van [slachtoffer 4] . Van belang hierbij is ook dat het DNA-profiel van [medeverdachte 15] matcht met de DNAkenmerken van de persoon die relatief veel DNA heeft bijgedragen aan het mengprofiel AAJW6006NL#01 en dat, onder de aanname dat [medeverdachte 10] een van de donoren van het DNA in de bemonstering AAKH2474NL#01 is, de resterende
DNA-kenmerken in dit profiel onvoldoende informatief zijn om een eventuele tweede celdonor te vinden.
[medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] , die naar eigen zeggen het vest en de trui niet herkennen, hebben geen alternatief scenario over secundaire overdracht aangedragen dat voldoende forensisch toetsbare elementen bevat. Zij hebben gewezen op de in het algemeen bestaande mogelijkheid dat hun celmateriaal op een andere plaats en een ander moment op het kledingstuk is aan- of overgebracht. Beiden hebben volstaan met het opperen van enkele mogelijkheden daarvoor, zoals de verkoop van tweedehandskleding, het bij elkaar over de vloer komen, het dragen van kleding door andere personen (van Caloh Wagoh) of een omhelzing tijdens een bijeenkomst van chapter Den Haag van Caloh Wagoh. Dat zijn echter nog geen voldoende concrete, aannemelijke scenario’s, waarvan de waarschijnlijkheid tegen de waarschijnlijkheid van het scenario van de tenlastelegging kan worden afgewogen. Hierbij is van belang dat als de betreffende handeling al voldoende specifiek is, niet duidelijk is ten opzichte van wie en wanneer die is verricht.
De verdediging van [medeverdachte 15] heeft voor het geval het hof de DNA-match voor het bewijs wil gebruiken het verzoek gedaan om op de zitting een DNA-deskundige op activiteitenniveau te horen.
Het is aan de deskundige op activiteitenniveau om onder de hypothesen die op basis van de voorliggende scenario’s zijn opgesteld het sporenbeeld nader te evalueren. Daarbij beperkt de deskundige zich tot een uitspraak over de waarschijnlijkheid van de bevindingen gegeven de hypothesen – de bewijskracht van de bevindingen – en doet hij nadrukkelijk géén uitspraak over de waarschijnlijkheid van de hypothesen. DNAdeskundigen op activiteitenniveau geven zelf aan dat voor een zinvolle evaluatie van het sporenbeeld een duidelijke vraagstelling noodzakelijk is en dat vragen die zijn geformuleerd als ‘Kunt u uitsluiten dat…?’ of ‘Wat is de kans dat…’ wel door de deskundige zijn te beantwoorden, maar geen bijdrage leveren aan een evenwichtige waardering van het bewijs. Er zijn vaak verscheidene verklaringen denkbaar voor een aangetroffen sporenbeeld, die geen van alle categorisch kunnen worden uitgesloten.
Naar het oordeel van het hof is het niet zinvol om een DNAdeskundige op activiteitenniveau in te schakelen voor het beantwoorden van vragen over welke mogelijke alternatieve scenario’s een verklaring voor AAJW6006NL#01 zouden kunnen zijn. Voor een onderzoek door een DNAdeskundige op activiteitenniveau is ten minste vereist dat naast het scenario van het openbaar ministerie de verdediging een voldoende concreet alternatief scenario aandraagt. Dat scenario moet voldoende specifieke (forensisch) toetsbare elementen bevatten. Alleen dan zijn daaruit hypothesen op activiteitenniveau af te leiden die specifieke handelingen, de persoon die deze handelingen heeft uitgevoerd en het moment waarop zij zijn uitgevoerd, beschrijven. Als het alternatieve scenario daaraan niet voldoet en vaag blijft, zijn daaruit alleen met te veel aannames een of meer werkbare hypothesen af te leiden en kan een evaluatie op activiteitenniveau niet tot een conclusie van enige betekenis leiden. Nu de verdediging niet een dergelijk voldoende concreet scenario heeft aangedragen, bestaat naar het oordeel van het hof niet de noodzaak tot het op de zitting horen van een DNAdeskundige op activiteitenniveau. Het hof wijst het verzoek daarom af.
De uitkomst van het DNA-vergelijkend onderzoek geeft steun aan het scenario van het openbaar ministerie dat [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] respectievelijk het vest van AAKH3044NL en de trui van AAKH3043NL tijdens het uitvoeren van de liquidatie van [slachtoffer 4] op 21 september 2017 hebben gedragen. Voor zover van de sporen
DNA-kenmerken konden worden bepaald, matchen zij niet met andere personen en ook niet met de veertien andere personen uit het onderzoek Eris.
6.3.2.5.
Het scenario waarbij [medeverdachte 14] , [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] betrokkenheid hebben
bij de liquidatie van [slachtoffer 4]
In Eris staat een criminele organisatie centraal die tot doel had het liquideren van personen. [medeverdachte 14] was de leider van die criminele organisatie. Dit volgt uit de beoordeling van de verdenkingen in het deelonderzoek over de criminele organisatie en uit de deelonderzoeken waarbij [medeverdachte 14] betrokken is. [kroongetuige] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 14] heeft gehoord dat [bijnaam] ’ moest worden geliquideerd. [medeverdachte 14] was bezig om [bijnaam] ’ te zoeken en te lokken. [medeverdachte 15] was gelet op zijn betrokkenheid bij de feiten van de deelonderzoeken Gezicht en Goudvink lid van de criminele organisatie van [medeverdachte 14] . [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] waren beiden actief in het chapter Den Haag van Caloh Wagoh. [medeverdachte 14] heeft Caloh Wagoh opgericht en hij was een van de leidinggevende figuren. [verdachte] was president van het chapter Den Haag van Caloh Wagoh. [kroongetuige] heeft verklaard dat [verdachte] wilde dat [medeverdachte 10] op 29 juni 2017 met [medeverdachte 15] mee ging naar Doorn om een woning te beschieten (deelonderzoek Gezicht), maar dat uiteindelijk [naam 24] en [medeverdachte 15] zijn meegegaan omdat [medeverdachte 14] dat zo had bepaald. De liquidatie van [slachtoffer 4] vond plaats voor café [cafe] in Spijkenisse. In dat café werden tot in januari 2017 clubavonden van Caloh Wagoh gehouden. Ook is dat de locatie waar [medeverdachte 14] op 9 maart 2017 [slachtoffer 10] naartoe had willen lokken om hem te laten liquideren (deelonderzoek Barbera).
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 14] de opdracht heeft gegeven om [slachtoffer 4] te liquideren. Hij was bezig met de liquidatie van [bijnaam] ’ en [bijnaam] [slachtoffer 4] is geliquideerd voor café [cafe] , waarnaartoe [medeverdachte 14] eerder een ander beoogd slachtoffer van een liquidatie had geprobeerd te lokken. Te verwachten valt dat deelnemers aan de criminele organisatie van [medeverdachte 14] de liquidatie van [slachtoffer 4] hebben uitgevoerd.
[kroongetuige] heeft verklaard dat [verdachte] in contact stond met [medeverdachte 14] , dat hij opdrachten van [medeverdachte 14] aannam en dat [verdachte] mensen had om die opdrachten uit te voeren. Verder heeft [kroongetuige] verklaard dat hij weet dat [medeverdachte 15] bereid was liquidaties uit te voeren, wat wordt bevestigd door de rol van [medeverdachte 15] in deelonderzoek Goudvink.
Op 14 december 2017 voerden ‘C MURDAH’, veredeld als [medeverdachte 14] , en ‘Keyser soze0’, veredeld als [medeverdachte 4] , een PGP-chatgesprek. [medeverdachte 14] zegt dat morgen een paar “heads” terugkomen uit Engeland en dat hij deze gaat proberen direct op “die twee” en “sport” te zetten. Op 18 december 2017 stuurt [verdachte] een video en twee foto’s naar [medeverdachte 14] . [medeverdachte 14] vraagt aan [verdachte] welke stad dit is. [verdachte] reageert: “Croydon cuzz London”. Op deze foto’s met daarop schijnbaar leden van het chapter Londen van Caloh Wagoh zijn ook [verdachte] en [medeverdachte 10] te zien. [kroongetuige] heeft verklaard dat met ‘heads’ uitvoerders van liquidaties worden bedoeld.
- [medeverdachte 14] de opdracht heeft gegeven [slachtoffer 4] te liquideren;
- aangenomen mag worden dat personen uit de omgeving van [medeverdachte 14] de liquidatie van [slachtoffer 4] hebben uitgevoerd;
- [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] actief waren in het chapter Den Haag van Caloh Wagoh onder leiding van [verdachte] ;
- [verdachte] had gewild dat [medeverdachte 10] op 29 juni 2017 met [medeverdachte 15] was meegegaan om een woning in Doorn te beschieten;
- DNA van [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] op door de daders gedragen kleding is gevonden;
- de sporen geen match met andere personen inclusief veertien personen uit het onderzoek Eris heeft opgeleverd; en omdat
- er geen aanwijzingen zijn dat andere personen uit de omgeving van [medeverdachte 14] de moord op [slachtoffer 4] hebben gepleegd;
acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] , in opdracht van [medeverdachte 14] , de liquidatie van [slachtoffer 4] hebben uitgevoerd.
Het hof wordt ten aanzien van [medeverdachte 15] gesterkt in de overtuiging dat hij betrokken is geweest bij de liquidatie van [slachtoffer 4] door het feit dat een van hem afkomstige TomTom op 21 september 2017 om 12.19 en 14.05 uur dezelfde coördinaten in de buurt van het adres [adres] in Merksem heeft geregistreerd (en in de tussentijd geen andere), terwijl [slachtoffer 4] woonde op het adres [adres] in Brasschaat, Merksem en Brasschaat districten van Antwerpen zijn en Google Maps [adres] in Merksem als resultaat geeft van de zoekopdracht “ [adres] , Antwerpen”.
6.3.2.6.
De rol van [verdachte]
Het openbaar ministerie acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 10] en [medeverdachte 15] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 4] van het leven heeft beroofd. Het gaat er daarbij van uit dat [medeverdachte 10] en [medeverdachte 15] , in opdracht van [medeverdachte 14] , de feitelijke schutters zijn geweest, terwijl [verdachte] hen aanstuurde en in de vluchtauto aanwezig was. Dit standpunt wordt mede gebaseerd op het feit dat de getuige [getuige 16] en de getuige [getuige 3] [medeverdachte 10] , [medeverdachte 15] en [verdachte] aanwijzen als uitvoerders van de moord op [slachtoffer 4] . Daarnaast omschrijft [kroongetuige] als degene die [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] , van wie DNA-materiaal is aangetroffen op de plaats delict, aanstuurde.
De raadslieden hebben vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De kern van het verweer van de verdediging is dat de verklaringen van de getuige [getuige 3] en de getuige [getuige 16] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De verklaringen van de kroongetuige zijn onvoldoende om tot een veroordeling te kunnen komen.
Het hof heeft hierboven overwogen dat het de verklaringen van de getuige [getuige 3] en de getuige [getuige 16] niet voor het bewijs zal gebruiken.
[kroongetuige] heeft in zijn algemeenheid over [verdachte] verklaard dat hij ( [verdachte] ) bereid is om liquidaties uit te voeren, maar ook dat hij zelf niets doet bij de feitelijke uitvoering en alleen dingen aanstuurt. [verdachte] staat volgens [kroongetuige] in contact met [medeverdachte 14] en krijgt klusjes van hem door. Over een mogelijke rol van [verdachte] bij de moord op [slachtoffer 4] is [kroongetuige] niets bekend. Dat [verdachte] mogelijkerwijs op de hoogte was van of zelfs betrokken is geweest bij andere strafbare feiten, zoals de kroongetuige heeft verklaard, zegt niets over een eventuele betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer 4] .
Het dossier bevat geen ander bewijs dat [verdachte] betrokken is geweest bij de liquidatie van [slachtoffer 4] . Op de in de buurt van de aangetroffen vluchtauto aangetroffen verbrande kleding zijn geen (biologische) sporen gevonden die wijzen op aanwezigheid van
[verdachte] bij de uitvoering van de moord. Dat [verdachte] door [medeverdachte 14] wordt aangeduid als “head”, zegt zonder bijkomende feiten en omstandigheden niets over zijn feitelijke betrokkenheid bij de uitvoering van de moord op [slachtoffer 4] . Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat [verdachte] president was van het chapter van Caloh Wagoh waarvan [medeverdachte 15] en [medeverdachte 10] , die wel worden veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de moord, deel uitmaakten.
Het hof zal [verdachte] daarom vrijspreken van het medeplegen van de moord op [slachtoffer 4] .