ECLI:NL:GHARL:2025:293

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.340.964
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tegen ontbonden vennootschap Abandon Properties B.V.

In deze zaak heeft VDE Marine B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, dat op 21 februari 2024 is uitgesproken. VDE had een motormanagementsysteem geleverd en gemonteerd in het motorschip Mrs Jones, maar de betaling van de factuur is deels onbetaald gebleven. Abandon Properties B.V. is op 30 september 2023 ontbonden, waarna VDE [geïntimeerde] heeft gedagvaard in zijn hoedanigheid van bewaarder van de boeken en bescheiden van de ontbonden vennootschap. VDE vordert betaling van € 6.451,03 met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering in incident toegewezen en VDE in de hoofdzaak niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij een niet-bestaande partij heeft gedagvaard. VDE stelt dat zij niet [geïntimeerde] in privé aanspreekt, maar de (geliquideerde) rechtspersoon Abandon. Het hof oordeelt echter dat VDE terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat Abandon op het moment van dagvaarden niet meer bestond. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt VDE tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.340.964
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht 10805109
arrest van 21 januari 2025
in de zaak van
VDE Marine B.V.
die is gevestigd in Dordrecht
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident
hierna: VDE
advocaat: mr. A. van der Schee
tegen
[geïntimeerde] , in zijn hoedanigheid van bewaarder van de boeken en bescheiden van Abandon Properties B.V. (in liquidatie) handelende onder de naam Motorschip Mrs Jones
die woont in [woonplaats1]
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in de hoofdzaak, eisende partij in het incident
hierna afzonderlijk: [geïntimeerde] en Abandon
advocaat: mr. E.W. Lassche

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

VDE heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de kantonrechter) op 21 februari 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep tevens memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
Vervolgens hebben partijen gefourneerd voor arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
VDE en Abandon hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan VDE een motormanagementsysteem heeft geleverd en gemonteerd in het motorschip Mrs Jones. De daarvoor verzonden factuur is deels onbetaald gebleven. Abandon is op 30 september 2023 ontbonden. VDE heeft op 16 november 2023 [geïntimeerde] in zijn hoedanigheid van bewaarder van de boeken en bescheiden van Abandon gedagvaard. VDE vordert betaling van € 6.451,03 met rente en kosten. [geïntimeerde] heeft brieven aan de rechtbank gestuurd houdende een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid dan wel onbevoegdheid.
2.2.
De kantonrechter heeft de vordering in incident toegewezen en VDE in de hoofdzaak niet-ontvankelijk verklaard. De bedoeling van het hoger beroep is dat VDE alsnog ontvankelijk wordt verklaard en dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal beslissen dat het hoger beroep niet slaagt en zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Dat legt het hof hierna uit.
3.2.
VDE stelt – ook in hoger beroep – dat zij niet [geïntimeerde] in privé aanspreekt, maar de (geliquideerde) rechtspersoon Abandon. Volgens VDE is deze geliquideerde vennootschap in de procedure betrokken via de bewaarder van de boeken en bescheiden, zijnde [geïntimeerde] . Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat Abandon is ontbonden op 30 september 2023. Volgens het uittreksel had Abandon ten tijde van de ontbinding geen baten meer. Dit betekent dat Abandon op dat moment is opgehouden te bestaan (art. 2:19 lid 4 BW). VDE is door de rechtbank dus terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij een niet-bestaande partij heeft gedagvaard.
3.3.
VDE trekt de afwezigheid van baten ten tijde van de ontbinding in twijfel, maar dat maakt niet dat Abandon in dit geding geacht moet worden (nog) te bestaan. De onderhavige procedure is aangevangen na de ontbinding van Abandon, en verschilt daarin van de door VDE aangehaalde rechtspraak. [1] Er is ook geen sprake van een faillissementsaanvraag. [2] Een ontbonden rechtspersoon kan weliswaar ‘herleven’ ten behoeve van de afwikkeling van een (heropende) vereffening, maar het hof is met de rechtbank van oordeel dat VDE daartoe de procedure had moeten volgen van artikel 2:23c lid 1 BW. Toepassing daarvan kan ook aan de orde zijn indien er aanvankelijk geen vereffening heeft plaatsgevonden omdat er bij de ontbinding van de rechtspersoon geen baten bekend waren.
3.4.
VDE heeft nog naar voren gebracht dat zij een belang heeft bij het vaststellen van haar vordering (om een declaratoir vonnis te verkrijgen dat zij een vordering heeft en om aansluitend een procedure tegen [geïntimeerde] in privé te beginnen). Dat betekent echter niet dat zij ontvankelijk is in de onderhavige procedure, gelet op wat hiervoor is overwogen. Daar komt bij dat VDE hier Abandon in rechte wil betrekken via [geïntimeerde] in zijn hoedanigheid van bewaarder van de boeken en bescheiden (art. 2:24 BW). De bewaarder is echter geen bestuurder of vereffenaar, noch als zodanig aan te spreken voor eventuele schulden van de ontbonden rechtspersoon. Volgens VDE was [geïntimeerde] ook feitelijk bestuurder van Abandon, maar dat doet aan het voorgaande niet af. VDE heeft daar ook geen concrete vordering aan verbonden.
3.5.
Volgens VDE heeft de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door, naar het hof begrijpt, haar niet-ontvankelijk te verklaren in de hoofdzaak tegelijk met de beslissing op het door [geïntimeerde] opgeworpen incident. Het hof volgt dit niet. VDE heeft bij de kantonrechter gereageerd bij conclusie van antwoord in het incident. VDE heeft niet concreet gemaakt welke proceshandeling haar ten onrechte zou zijn onthouden. De wet (art. 209 Rv) laat ook toe dat op het incident en de hoofdzaak gelijktijdig wordt beslist.
3.6.
De conclusie luidt dat het hoger beroep niet slaagt. Het hof passeert de bewijsaanbiedingen van partijen, omdat er geen feiten en omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden leiden. Omdat VDE in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof VDE tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover, die is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 februari 2024;
4.2.
veroordeelt VDE tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 349,- aan griffierecht
€ 858,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunt x appeltarief I)
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.R. den Dekker, C. Bakker en J.G.J. Rinkes, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.

Voetnoten

1.HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762. Vgl. ook HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4096.
2.Vgl. HR 27 januari 1995, NJ 1995/579 m.nt. J.M.M. Maeijer.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.