3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in cassatie van belang, om het volgende.
(i) Unidek heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat HDI Holding is gehouden om Unidek dekking te verlenen onder een bepaalde verzekering. Vaststaat dat Unidek deze vordering ten onrechte tegen HDI Holding heeft gericht. Verzekeraar onder de betrokken verzekering is niet HDI Holding, die geen verzekeringsactiviteiten uitoefent, maar Hannover International Insurance (Nederland) N.V. (hierna: Hannover), een dochtermaatschappij van HDI Holding. Hannover heette ten tijde van de inleidende dagvaarding HDI Verzekeringen B.V. en is thans genaamd HDI-Gerling Verzekeringen N.V.
(ii) HDI Holding heeft Unidek bij conclusie van antwoord erop gewezen dat zij de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de vordering van Unidek reeds hierom moet worden afgewezen.
(iii) Bij conclusie van repliek heeft Unidek erkend dat HDI Holding niet de verzekeraar is onder de polis. Zij heeft echter, ter voorkoming van extra kosten in verband met het aanvangen van een nieuwe procedure, HDI Holding verzocht om mee te werken aan een praktische oplossing. Als mogelijkheden heeft zij genoemd dat Hannover zich op de voet van art. 217 Rv voegt aan de zijde van HDI Holding en het geding van haar overneemt, of dat Hannover door HDI Holding te kennen geeft een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak gewezen tussen Unidek en HDI Holding te beschouwen als tegen haar gewezen.
(iv) Bij conclusie van dupliek heeft HDI Holding namens Hannover vermeld dat "Hannover (...) als verzekeringsmaatschappij haar verplichtingen [zal] nakomen, voor zover in welke gerechtelijke procedure dan ook zal worden vastgesteld dat Hannover verplichtingen heeft zoals in de dagvaarding en in de repliek van Unidek gesteld". HDI Holding heeft daaraan toegevoegd dat zij blijft bij haar standpunt dat zij zelf niet bij vonnis kan worden veroordeeld, en dat zij ook niet bereid is om verplichtingen op zich te nemen welke voortvloeien uit de verzekering, waarvan de uiteindelijke omvang vooralsnog onduidelijk is. Als (enige) oplossing zag HDI Holding de situatie dat de rechtbank het geschil wel inhoudelijk behandelt, zonder daarbij echter tot een veroordeling van HDI Holding te kunnen komen in het geval de rechtbank zou menen dat Unidek een terechte aanspraak heeft onder de polis. HDI Holding heeft vervolgens inhoudelijk verweer tegen de vordering gevoerd.
(v) De rechtbank heeft geoordeeld, dat gelet op de hiervoor onder (iv) aangehaalde uitlating van HDI Holding namens Hannover, partijen voldoende belang hebben bij een inhoudelijke behandeling van de vordering.
(vi) De rechtbank heeft de vordering op inhoudelijke gronden afgewezen. In haar appel hiertegen heeft Unidek haar eis aldus gewijzigd dat zij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat Hannover gehouden is om haar dekking te verlenen onder genoemde verzekering.
(vii) HDI Holding heeft in appel opnieuw erop gewezen dat zij slechts de houdstermaatschappij is en niet de verzekeraar. Voorts heeft zij doen opmerken dat zij inmiddels is ontbonden en dat opgaaf aan de registers is gedaan van de beëindiging van de vereffening van haar vermogen. HDI Holding heeft aangevoerd dat Unidek om beide redenen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Voorts heeft zij gesteld dat zij, ondanks haar liquidatie, toch inhoudelijk verweer zal voeren tegen de vordering, om niet het risico van een veroordeling te lopen en aangezien niet zijzelf maar Hannover inhoudelijk bij de zaak betrokken is.
(viii) In reactie hierop heeft Unidek erop gewezen dat HDI Holding en Hannover in de eerste aanleg gezamenlijk hebben gekozen voor een inhoudelijke behandeling van het geschil, met dien verstande dat HDI Holding niet tot betaling zou kunnen worden veroordeeld. Volgens Unidek is het inhoudelijke verweer dat door HDI Holding in deze procedure is gevoerd, (mede) gevoerd namens Hannover. Unidek heeft zich op het standpunt gesteld dat HDI Holding door haar proceshouding in eerste aanleg (dan ook) haar recht om een niet-ontvankelijkverklaring van Unidek te verlangen, heeft verwerkt.