Uitspraak
29 april 2025
[woonplaats](hierna: verzoeker)
De procedure
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Op 6 maart 2025 heeft verzoeker, als belanghebbende in de zaak met het kenmerk BK-ARN 23/3031, een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. J.W. Keuning, mr. G.B.A. Brummer en mr. J.M.W. van de Sande. Het verzoek was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de raadsheren. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2025, waarbij verzoeker aanwezig was, zijn de raadsheren niet verschenen. Het Hof ontving het wrakingsverzoek negen dagen na de zitting, maar oordeelde dat het verzoek ontvankelijk was. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld, waarbij hij stelde dat de raadsheren de schijn van vooringenomenheid hadden gewekt door onredelijke verzoeken om stukken en door niet in te gaan op het overheidshandelen in aardbevingsschadezaken. De wrakingskamer concludeerde echter dat de procedurele beslissingen van de raadsheren niet als blijk van vooringenomenheid konden worden opgevat. De verzoeker had geen objectieve gronden aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 april 2025.