ECLI:NL:GHARL:2025:1404

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
200.332.586
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof voor tussentijds cassatieberoep in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2025 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van de zaak tussen De Leigraaf Holding B.V. en DL Agro Logistics B.V. De Leigraaf Holding B.V. en andere appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de kantonrechter. In een eerder tussenarrest van 10 december 2024 is de incidentele vordering van de geïntimeerden tot verval van recht van de appellanten om een memorie van grieven te nemen afgewezen. De geïntimeerden hebben vervolgens verzocht om verlof voor het instellen van cassatie tegen de tussenarresten van 3 september 2024 en 10 december 2024. Het hof heeft de mogelijkheid van tussentijds cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat dit processueel doelmatig is, ondanks de vertraging die het kan veroorzaken. Het hof heeft bepaald dat van het tussenarrest van 10 december 2024 beroep in cassatie kan worden ingesteld, voordat de memorie van antwoord wordt genomen. De zaak is vervolgens verwezen naar de roldatum van 15 juli 2025 voor schriftelijke uitlating door partijen over de stand van zaken in de cassatieprocedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.586/02
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen 9890937
arrest in het incident van 11 maart 2025
in de zaak van

1.De Leigraaf Holding B.V.

die is gevestigd in Oeffelt

2. Leigraaf Transport B.V.

die is gevestigd in Oeffelt

3. [appellant3]

die woont in [woonplaats1]

4. [appellante4]

die woont in [woonplaats1]

5. [appellant5]

die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de kantonrechter optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie
hierna samen: [appellanten]
advocaat: mr. W.B. Brusse
tegen

1.DL Agro Logistics B.V.

die is gevestigd in Nijmegen
2. [geïntimeerde2]handelend onder de naam
[naam1]
die woont in [woonplaats2]
en die bij de kantonrechter optraden als gedaagden in conventie en eisers in reconventie
hierna samen: [geïntimeerden]
advocaat: mr. G.J.G. Olijslager

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

In het tussenarrest van 10 december 2024 [1] , hersteld bij arrest van 14 januari 2025, is de incidentele vordering van [geïntimeerden] tot het verval van recht van [appellanten] om een memorie van grieven te nemen en [appellanten] niet ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep afgewezen. Het verdere procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • een verzoek van [geïntimeerden] om te bepalen dat (tussentijds) cassatieberoep mag worden ingesteld als bedoeld in artikel 401a lid 2 Rv;
  • de reactie van [appellanten] op dat verzoek.

2.Het verzoek tot verlof voor tussentijdse cassatie

2.1.
[geïntimeerden] hebben het hof gevraagd om verlof te verlenen voor het instellen van beroep in cassatie tegen de tussenarresten van 3 september 2024 [2] en 10 december 2024, hersteld bij arrest van 14 januari 2025. Volgens [geïntimeerden] kunnen de rechtsoverwegingen in het arrest van 10 december 2024, die ten grondslag liggen aan het verwerpen van het beroep van [geïntimeerden] op de artikelen 133 lid 4 Rv en 1.12 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, niet worden gevolgd. Zij hebben daarover een positief cassatieadvies ingewonnen. [geïntimeerden] verzoeken ook om, tot de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, uitstel te verlenen voor het nemen van memorie van antwoord.
2.2.
[appellanten] hebben bezwaar gemaakt tegen de inwilliging van dit verzoek. Volgens [appellanten] staat tegen het arrest van 3 september 2024 geen cassatie meer open, omdat de termijn van drie maanden is verstreken. Bovendien vinden [appellanten] dat de mogelijkheid om tussentijdse cassatie te mogen instellen in onderhavige procedure leidt tot onredelijke vertraging, die in strijd is met artikel 20 Rv.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof stelt voorop dat het na een tussenarrest te allen tijde, zolang geen eindarrest is gewezen, desverzocht of ambtshalve — en na partijen te hebben gehoord — alsnog kan bepalen dat van het tussenarrest tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld. Bij de beoordeling dient te worden betrokken of het openstellen van dat beroep leidt tot onredelijke vertraging van de procedure (vgl. art. 20 Rv). [3]
3.2.
Het hof is van oordeel dat het bieden van de mogelijkheid van een tussentijds cassatieberoep in deze zaak processueel doelmatig en passend is. Het hof heeft in het (tussen)arrest in het incident van 10 december 2024 de vordering in het incident van [geïntimeerden] tot verval van recht van [appellanten] om memorie van grieven te nemen en [appellanten] niet ontvankelijk te verklaren afgewezen. Dat oordeel is bepalend voor het verdere verloop van deze procedure. Tussentijdse cassatie zal weliswaar tot vertraging van de procedure leiden maar niet tot een onredelijke en het komt de procesefficiëntie ten goede als in deze fase het oordeel van het hof ter definitieve beoordeling aan de Hoge Raad wordt voorgelegd.
3.3.
Het hof zal bepalen dat van het tussenarrest van 10 december 2024 beroep in cassatie kan worden ingesteld. Dat heeft tot gevolg dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld van alle tot dan toe in de procedure gewezen tussenuitspraken. [4] Dat geldt dus ook voor het tussenarrest van 3 september 2024. Dat het tussenarrest van 10 december 2024 een arrest in incident inhoudt, doet daaraan niet af. Beide arresten zijn immers in dezelfde procedure gewezen.

4.De beslissing

In incident:
4.1.
Het hof bepaalt dat van het tussenarrest van 10 december 2024 beroep in cassatie kan worden ingesteld voordat wordt overgegaan tot het nemen van een memorie van antwoord.
In de hoofdzaak:
4.2.
Het hof verwijst de zaak naar de roldatum van 15 juli 2025 voor schriftelijk uitlating door partijen over de stand van zaken in de (cassatie)procedure met betrekking tot voormeld tussenarrest van 10 december 2024;
4.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.C.P. Giesen, M.H.F. van Vugt en M. Wallart, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7616.
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 september 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5619.
3.HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1924, r.o. 3.2.4.
4.HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1924, r.o. 3.2.4.