Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep tevens memorie van grieven, met producties
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep houdende vermeerdering van eis, met producties
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
- het proces-verbaal (verslag) van de mondelinge behandeling van 13 november 2024
- de akte na mondelinge behandeling van 3 december 2024 van [appellante] , met producties
- de akte na mondelinge behandeling van 3 december 2024 van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] .
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
De gezamenlijke koopsom van de panden [adres] 15a en 15c van EUR 1.950.000 wordt 50/50 naar rato verdeeld op het moment dat de twee deelbedragen betaald worden door Lukassen”. In reactie hierop schrijft de adviseur van [de erflater] en [appellante] bij e-mail van 5 mei 2019: “
De koopsom van de panden 15a en 15c door Lukassen: zijnde Euro 1.950.000 worden 50-50 verdeeld na betaling door Lukassen. Akkoord”. Gelet hierop mochten partijen de afspraak redelijkerwijs zo begrijpen dat de verdeling tussen hen naar evenredigheid plaatsvindt op het moment dat een deelbedrag betaald wordt door Lukassen. Daarmee strookt dat in de tekst van de VSO niet een (andere) voorwaarde of tijdsbepaling is opgenomen voor de verdeling. Ook volgens [appellante] ligt het niet voor de hand om bij een VSO, waarin partijen weloverwogen beogen kwesties definitief te regelen, een aanvulling op de tekst in te lezen die meebrengt dat de 50/50 verdeling op een ander moment zou moeten plaatsvinden. Dit betekent dat, in aansluiting op de hoofdregel van artikel 6:38 BW, de vordering tot verdeling van elk van beide deelbetalingen terstond opeisbaar is. [appellante] moest dus direct na ontvangst van het deelbedrag de helft van het ontvangen geld aan [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] doorbetalen.