ECLI:NL:GHARL:2024:6934

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.344.561
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over onverschuldigde betaling van facturen tussen Label Plus B.V. en Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V.

In deze zaak heeft Label Plus B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, waarin Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V. een vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde facturen had toegewezen. Label Plus levert sinds 2018 etiketten aan Swartberg, die tussen 2021 en 2023 diverse facturen zou hebben betaald voor etiketten die niet besteld of geleverd zijn. Swartberg heeft in kort geding een voorschot op terugbetaling van deze facturen gevorderd, maar het hof oordeelt dat de vordering niet voldoende aannemelijk is. Het hof benadrukt dat in kort geding terughoudendheid geboden is en dat het belang van Label Plus om het geschil in een bodemprocedure te laten beoordelen zwaarder weegt dan het belang van Swartberg bij een snelle betaling. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter grotendeels en wijst de vorderingen van Swartberg af, met uitzondering van de toewijzing van een creditfactuur. De proceskosten worden toegewezen aan Label Plus.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.344.561
zaaknummer rechtbank 314343
arrest in kort geding van 12 november 2024
in de zaak van
Label Plus B.V.
die is gevestigd in Enschede
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde
hierna: Label Plus
advocaat: mr. F. Kolkman
tegen
Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V.
die is gevestigd in Rotterdam
en bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres
hierna: Swartberg
advocaat: mr. V.R. Pool

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Label Plus heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, (hierna: de voorzieningenrechter) op 5 juli 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. [1]
1.2.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 1 augustus 2024 met de grieven en het verzoek om behandeling als spoedappel en een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging, met producties 21 tot en met 50;
  • de toelating als spoedappel op de roldatum van 13 augustus 2024;
  • de memorie van antwoord tevens antwoordconclusie in het incident met producties E52 tot en met E61;
  • nagekomen producties 51 tot en met 56 van Label Plus;
  • nagekomen producties E62 van Swartberg;
  • nagekomen producties E63 en E64 van Swartberg;
  • nagekomen productie E65 van Swartberg (het proces-verbaal van de zitting bij de voorzieningenrechter).
1.3.
De mondelinge behandeling bij het hof heeft plaatsgevonden op 3 september 2024. Daarvan is een verslag (het proces-verbaal) gemaakt dat aan partijen is toegezonden. Partijen hebben op de zitting geprobeerd met een minnelijke regeling een oplossing te vinden voor hun geschil. Zij hebben een maand de tijd genomen om die regeling uit te voeren, maar dat is niet gelukt. Label Plus heeft vervolgens het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Label Plus levert vanaf 2018 etiketten aan Swartberg. Volgens Swartberg heeft zij tussen 2021 en 2023 diverse facturen betaald voor etiketten die zij niet heeft besteld en die ook niet zijn geleverd door Label Plus. Zij wil daarom haar geld terug en heeft daartoe (derden)beslagen gelegd en is ook een bodemprocedure gestart.
2.2.
Swartberg heeft bij de voorzieningenrechter (een voorschot op de) terugbetaling gevorderd van onverschuldigd betaalde facturen en betaling van een creditfactuur. Zij heeft deze vorderingen zowel tegen Label Plus als tegen haar bestuurder ingesteld.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen tegen Label Plus grotendeels toegewezen. De vorderingen tegen haar bestuurder heeft de voorzieningenrechter afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Label Plus is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen. De bestuurder van Label Plus is geen partij in dit hoger beroep.
2.4.
Label Plus heeft in het incident verzocht om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen (artikel 351 Rv). Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft Label Plus dit incident ingetrokken, waardoor het niet meer voorligt.

3.Het oordeel van het hof

De uitkomst
3.1.
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter grotendeels vernietigen en de vorderingen van Swartberg alsnog voor het merendeel afwijzen. Het hof zal hierna toelichten hoe het tot dit oordeel komt.
Spoedeisend belang
3.2.
In een kort geding moet het hof beoordelen of de partij die de voorlopige voorziening vraagt nog een spoedeisend belang heeft bij die gevorderde voorlopige voorziening. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand op het moment van de uitspraak van het hof. Daarbij is voorzichtigheid op zijn plaats als een rechtsvraag ter discussie staat waarop het antwoord niet voor zich spreekt. Omdat Swartberg een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, moet het hof terughoudend zijn. Er moeten naar behoren feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat deze voorziening vanwege onverwijlde spoed op haar plaats is. Daarbij zal het hof niet alleen moeten onderzoeken of de gegrondheid van de vordering voldoende aannemelijk is en of bij toewijzing van het gevorderde bedrag een spoedeisend belang bestaat; ook het restitutierisico is een factor die het in zijn beoordeling zal moeten betrekken. [2]
3.3.
Zoals het hof hierna zal toelichten is het van oordeel dat de gegrondheid van de vordering van Swartberg onvoldoende aannemelijk is, waardoor het belang van Label Plus om een beoordeling van het geschil in een bodemprocedure te verkrijgen zwaarder weegt dan het belang van Swartberg bij betaling van (een voorschot op) de door haar gevorderde geldsom. Daarom vindt het hof in de door Swartberg gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende aanleiding uit hoofde van onverwijlde spoed de gevraagde voorziening toe te wijzen.
Terugbetaling van facturen
3.4.
Volgens Swartberg heeft zij diverse facturen van Label Plus onverschuldigd betaald, omdat zij de etiketten waar die facturen betrekking op hebben niet heeft besteld en deze haar ook niet zijn geleverd. Op die grond heeft zij terugbetaling gevorderd van 26 van deze facturen die allemaal betrekking hebben op etiketten voor producten van Vita d’Or 100% pindakaas. In hoger beroep ligt de factuur uit 2021 niet meer voor, waardoor het nog gaat om 25 facturen uit 2022 en 2023 voor een totaalbedrag van € 414.008,76.
3.5.
De stelplicht en de plicht om te onderbouwen dat de vordering aannemelijk is, rusten - ook in kort geding - in beginsel op Swartberg. Dat brengt mee dat het op de weg van Swartberg ligt om (per factuur) voldoende aannemelijk te maken dat zij het gevorderde bedrag onverschuldigd heeft betaald. Swartberg voert aan dat zij naar aanleiding van een aanmaning in 2024 van de zijde van Label Plus voor de betaling van facturen voor etiketten van Vita D'or 100% pindakaas ook een nader onderzoek heeft verricht naar eerder van Label Plus ontvangen facturen. Uit dat onderzoek is gebleken dat zij in 2022, 2023 en 2024 van Label Plus voor een bedrag van ruim € 600.000,- aan facturen heeft ontvangen voor etiketten bestemd voor Vita D'or 100% pindakaas, terwijl de laatste bestelling die zij bij Label Plus voor deze etiketten heeft gedaan, plaatsvond op 19 november 2021. Daarna heeft zij alleen nog Vita d’Or-etiketten besteld bij een andere leverancier, namelijk Drukkerij Zoeterhage B.V. (hierna: Zoeterhage). Swartberg kan geen bestelopdrachten of opdrachtbevestigingen vinden die ten grondslag liggen aan deze facturen, die zij (deels) wel heeft voldaan. Zij heeft deze documenten ook bij Label Plus opgevraagd, maar niet ontvangen, aldus steeds Swartberg. Daarnaast wijst Swartberg op onjuistheden in of vervalsingen van stukken die zij van Label Plus heeft ontvangen, dan wel die Label Plus in deze procedure heeft overgelegd, waardoor volgens haar sprake is van fraude.
3.6.
Zoals Swartberg terecht aanvoert, heeft Label Plus geen stukken overgelegd waaruit de bestellingen die ten grondslag liggen aan de betreffende facturen vanuit de zijde van Swartberg direct volgen; wat is overgelegd zijn vrijwel steeds interne stukken van Label Plus. Zo ontbreken schriftelijke bestelopdrachten van Swartberg of e-mailwisselingen tussen Label Plus en Swartberg over deze bestellingen. Daarnaast ontbreken e-mails van Label Plus aan Swartberg met de betreffende facturen (Swartberg voert aan dat zij die telkens pas ontving bij aanmaningen via een door Label Plus ingeschakeld incassobureau), terwijl Label Plus wel in staat zou moeten worden geacht om die (in ieder geval deels) over te leggen. Label Plus heeft namelijk toegelicht dat zij de facturen altijd per e-mail aan Swartberg verstuurde. Dat brengt mee dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat deze bestellingen door Swartberg bij Label Plus zijn geplaatst en dat de facturen terecht zijn betaald. Label Plus heeft echter niet alleen facturen, drukspecificaties en kwaliteitscontrolekaarten overgelegd, maar ook verklaringen van diverse medewerkers die onder meer verklaren in 2022 en 2023 etiketten van Vita D’Or pindakaas te hebben gedrukt, dan wel deze etiketten te hebben bezorgd bij Swartberg. In die verklaringen verwijzen medewerkers ook naar de diverse kwaliteitscontrolekaarten, met daarop nummers die corresponderen met ordernummers op de facturen. Swartberg betwist weliswaar de juistheid (van een deel van) deze stukken, maar dat neemt niet weg dat het aan haar is om van alle facturen waarvan zij terugbetaling vordert aannemelijk te maken dat deze onverschuldigd zijn betaald.
3.7.
Als onderbouwing van haar stelling dat zij na november 2021 alleen nog etiketten van Vita D’Or 100% pindakaas bij Zoeterhage heeft besteld en niet meer bij Label Plus, heeft Swartberg onder meer een e-mail gedateerd 29 april 2024 overgelegd van een medewerker van Zoeterhage die schrijft:

Hierbij bevestigen wij dat we vanaf 15-7-2021 transparant etiketten op rol leveren van Vita Dór 100%. Vanaf deze periode leveren we de potjes etiketten (15-7-21) en de dekseletiketten (29-7-21).
Daarnaast heeft Swartberg een verklaring van haar interim hoofd administratie overgelegd, die hierover onder meer schrijft:
“(…)
en draag ik zorg voor de controles in de administratie. Vanuit deze controles is gebleken dat er kosten door de administratie heen gaan die niet te koppelen zijn aan bestellingen dan wel aan ontvangen producten. Het gaat hierbij om dekseletiketten en etiketten voor het product Vita D'or 100% afkomstig van Label Plus B.V. De inkoopafdeling bestelt deze producten bij Drukkerij Zoeterhage te Zoetermeer. In onderstaande uiteenzetting brengen wij de voorraadstroom in kaart. Alle aantallen in deze uiteenzetting kunnen
worden onderbouwd met documenten uit de administratie van Swartberg.
Vita D'or 100% met Stukjes
Vita D'or 100% naturel
Voorraad 1-1-2022
237
171
Inkomende stroom
1.340.000
1.380.000
Uitgaande stroom
1.376.286
1.391.796
Voorraad per 25-1-2024
200.714
159.204
Telling 25-1-2024
200
160
Dit betekent dat er een verschil is van 714 labels voor de lijn met stukjes en een verschil van 796 in de naturel lijn. Deze afwijkingen zijn op deze aantallen acceptabel en dit bevestigt dat de noodzaak van bestellen bij Label Plus er niet is geweest.”
3.8.
Label Plus heeft deze stelling van Swartberg betwist en onder meer aangevoerd dat de genoemde aantallen uit deze verklaring niet kunnen kloppen, omdat Label Plus in 2021 al voor 2.460.000 potten pindakaas Vita D’Or etiketten heeft geleverd wat zou betekenen dat de omzet van Swartberg hierop in 2022 maar 50% zou zijn van het opstartjaar van dit label in 2021. Daarnaast wijst Label Plus erop dat ieder pindakaasproduct (met en zonder stukjes) twee soorten etiketten heeft, namelijk potetiketten en dekseletiketten.
3.9.
Uit de verklaring van de medewerker van Zoeterhage kan niet worden afgeleid dat Swartberg na november 2021 nergens anders etiketten heeft besteld voor Vita d’Or. Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft Swartberg verklaard dat zij ongeveer 2,4 miljoen potten pindakaas van het merk Vita D’Or per jaar produceert. De aantallen etiketten die in de verklaring van het hoofd administratie staan vermeld zijn onvoldoende voor dit aantal potten pindakaas. De uitgaande stroom van 2.768.082 minus de voorraad van 359.918 geeft een totaal van 2.408.164. Dat stemt dus overeen met het aantal potten dat Swartberg op een jaar produceert. In de verklaring staat echter dat het gaat om 2 jaar en dat het gaat om “dekseletiketten en etiketten”. Dit zou betekenen dat de uitgaande stroom maar een kwart van het totale aantal etiketten (pot en deksel) voor genoemde productie omvat. Na vragen door het hof op de mondelinge behandeling heeft het hoofd administratie van Swartberg toegelicht dat de aanvangsdatum van zijn verklaring onjuist is en dat daar 1 januari 2023 moest staan in plaats van 1 januari 2022. Daarbij heeft hij ook toegelicht dat het alleen om potetiketten gaat en niet om dekseletiketten en dat de uitgaande stroom alleen het jaar 2023 betreft en niet - zoals uit de verklaring volgt - 2022 en 2023. Gelet op deze discrepanties tussen de verklaring en de uitleg kan - zonder nadere onderbouwing - weinig waarde worden gehecht aan deze verklaring. Gelet op genoemde betwisting van Label Plus in de memorie van grieven lag het op de weg van Swartberg om bijvoorbeeld in haar memorie van antwoord een nadere toelichting en onderbouwing van haar stelling te geven. Zij was daartoe ook in staat, of dat kan worden aangenomen, omdat - zoals ook in de verklaring staat vermeld - die aantallen moeten volgen uit (documenten uit) haar administratie.
3.10.
Swartberg heeft daarnaast bij de procedure bij de rechtbank verklaringen overgelegd van diverse medewerkers. De verklaring van de (voormalig) commercieel manager luidt:

Ik ben sinds 1-5-2010 werkzaam bij Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V. als Commercieel manager. In die hoedanigheid plaats ik o.a. bestellingen bij diverse leveranciers van etiketten, sluitzegels etc. Ik verklaar hierbij dat ik, naar mijn beste weten, in 2022, 2023 en 2024 geen enkele bestelling (telefonisch, per e-mail of anderszins) heb geplaatst bij Label Plus voor Vita D'or 100% producten. Desgewenst ben ik bereid deze verklaring onder ede te herhalen.”
De tekst van de verklaringen van de andere medewerkers is gelijkluidend, alleen de datum van in dienst treden (en afhankelijk daarvan de jaartallen) wijkt af. Ook de ‘Manager Client Servicing’ verklaart gelijkluidend.
3.11.
In hoger beroep heeft Swartberg een door haar genoemde ‘paper trail’ overgelegd van bestellingen voor sluitzegels van Vita d’Or 100% pindakaas. Daaruit volgt een bestelling van de (voormalig) commercieel manager op 9 februari 2022 voor de levering van 300.000 van deze sluitzegels bij Label Plus. Op 14 juni 2022 worden door de Manager Client Servicing van Swartberg twee bestellingen geplaatst bij Label Plus voor deze sluitzegels. Ook bevindt zich in deze ‘paper trail’ een bestelopdracht van september 2023 van Swartberg aan Label Plus voor deze sluitzegels. Dat strookt niet met genoemde verklaringen. In een aanvullende verklaring en op de mondelinge behandeling heeft de Manager Client Servicing toegelicht dat zij in 2022 en 2023 wel sluitzegels Vita d’Or 100% pindakaas heeft besteld bij Label Plus, maar geen etiketten. De (voormalig) commercieel directeur heeft in zijn aanvullende verklaring verklaard dat hij in februari 2022 een laatste order bij Label Plus heeft geplaatst, maar voor een andere productlijn, en dat hij in 2022 en 2023 geen etiketten heeft besteld voor Vita D'or 100% pindakaas. Dit heeft hij op de mondelinge behandeling bevestigd.
3.12.
De inconsistenties in de hiervoor genoemde verklaringen, welke verklaringen overigens slechts zien op de door de individuele medewerker (niet) gedane bestellingen en niet op bestellingen door Swartberg als geheel, brengen mee dat de stelling van Swartberg dat zij vanaf eind november 2021 geen bestellingen meer heeft geplaatst bij Label Plus voor Vita D'or 100% pindakaas-etiketten onvoldoende aannemelijk is.
3.13.
Daarbij speelt ook een (grote) rol dat Swartberg de facturen waarvan zij terugbetaling vordert, heeft geaccordeerd en betaald. Swartberg heeft toegelicht dat zij vanaf maart 2022 strenger is gaan controleren bij het betalen van facturen en dat zij haar processen is gaan verbeteren. In een brief van 26 januari 2023 - die Swartberg heeft overgelegd en die is gericht aan Label Plus - geeft de CEO van Swartberg uitleg over de verbetering van haar ‘procurement process’. Daarin staat onder meer dat vanaf 1 februari 2023 een orderbevestiging met ordernummer vanuit de zijde van Swartberg vereist is en dat op de factuur het ordernummer van Swartberg moet zijn vermeld en een kopie van een getekend afleverbewijs moet worden meegestuurd. Als die informatie ontbreekt, zal de factuur niet worden verwerkt en de ontbrekende informatie alsnog worden opgevraagd. Ondanks deze maatregelen heeft Swartberg facturen geaccordeerd en betaald waarvan zij in deze procedure aanvoert dat zij daar geen bestelling voor heeft geplaatst en waarvan zij geen ‘paper trail’ heeft. Uit de stukken die zij heeft overgelegd, volgt dat de verwerkingsdatum van een deel van deze facturen eind 2022 was en van een ander deel van na 1 februari 2023. Deze door Swartberg zelf gestelde gang van zaken draagt bij aan het oordeel van het hof dat de vordering van Swartberg niet voldoende aannemelijk is geworden. Waarom deze facturen ondanks de aangescherpte procedures wel allemaal door Swartberg zijn geaccordeerd, is door gebrek aan nadere concretisering, niet duidelijk geworden. Daarbij weegt mee dat door de (voormalig) commercieel directeur is verklaard en bevestigd dat hij zeker weet dat hij in 2022 en 2023 geen bestellingen meer bij Label Plus heeft geplaatst voor etiketten van Vita D’Or 100% producten, maar hij desondanks in die periode wel tekende voor de accordering van de facturen die (heel duidelijk) betrekking hadden op deze producten. De algemene toelichting dat hij de door Label Plus nagestuurde afleverbonnen onvoldoende heeft gecontroleerd, vormt daarvoor onvoldoende verklaring.
3.14.
Gelet op het voorgaande bestaat onvoldoende zekerheid over de aannemelijkheid van de gestelde feiten die Swartberg aan haar vorderingen ten grondslag legt, waardoor het hof de zaak niet zonder bewijslevering kan beoordelen. Dat betekent dat de vorderingen van Swartberg zich niet lenen om te worden toegewezen in kort geding. Zoals hiervoor in 3.3 geoordeeld, weegt bij deze stand van zaken het belang van Label Plus om een beoordeling van deze geldvordering in een bodemprocedure te verkrijgen zwaarder dan het belang van Swartberg bij spoedige betaling.
3.15.
Mogelijk kan bij de juistheid van de informatie in een aantal stukken die Label Plus in het geding heeft gebracht vraagtekens worden geplaatst, maar daarmee staat onvoldoende vast dat sprake is van fraude door Label Plus of door haar bestuurder, zoals Swartberg aanvoert. Bovendien hebben deze voorbeelden geen, althans niet altijd, betrekking op de facturen waarvan Swartberg in dit kort geding terugbetaling vordert. Het hof begrijpt de toelichting van Swartberg hierover zo dat zij deze voorbeelden heeft overgelegd om een patroon in het handelen van Label Plus te laten zien. Swartberg heeft echter ook diverse voorbeelden overgelegd van bestellingen bij Label Plus die wel goed zijn verlopen en waarvan de ‘paper trail’, voor zover het hof in dit kort geding kan beoordelen, wel klopt. Een duidelijk patroon van (opzettelijke) onjuistheden in het handelen van Label Plus kan het hof daarom in deze kort geding procedure niet zonder meer vaststellen.
Betaling creditfactuur
3.16.
De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 5.10 van het kortgedingvonnis geoordeeld dat de door Swartberg gevorderde betaling van de creditfactuur van € 24.393,60 toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2024. Tegen dit oordeel heeft Label Plus geen klachten (grieven) gericht. Dat brengt mee dat dit deel van de vordering in hoger beroep niet voorligt.
Geen ruimte voor aanvullende bewijslevering
3.17.
Partijen hebben een bewijsaanbod gedaan. Gelet op de aard van een kort geding is daar in beginsel geen ruimte voor. Bovendien was deze procedure aangemerkt als een spoedappel en is de bodemprocedure al gestart. Het hof gaat daarom voorbij aan deze bewijsaanbiedingen.
De conclusie
3.18.
Het hoger beroep slaagt, behalve voor wat betreft het oordeel van de voorzieningenrechter over de verschuldigdheid van de creditfactuur. Omdat Swartberg grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Swartberg veroordelen tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de voorzieningenrechter. Omdat de voorzieningenrechter Swartberg reeds heeft veroordeeld tot betaling van de advocaatkosten van de bestuurder van Label Plus en tot betaling van de helft van de door hen gezamenlijk betaalde griffierechten, zal het hof dit beperken tot de andere helft van de griffierechten. Label Plus werd namelijk samen met haar bestuurder door één advocaat bijgestaan. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [3]
3.19.
De vordering van Label Plus tot terugbetaling van hetgeen Swartberg heeft ontvangen op basis van het vonnis van de voorzieningenrechter zal - met uitzondering van het bedrag van de creditfactuur - worden toegewezen met de gevorderde rente vanaf de dag van ontvangst tot de dag van terugbetaling.
3.20.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing in kort geding

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel van 5 juli 2024 voor zover tussen Swartberg en Label Plus gewezen, met uitzondering van de veroordeling van Label Plus tot betaling van de creditfactuur van € 24.393,60 vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 3 april 2024 tot de dag van volledige betaling, die in stand blijft, en:
4.2.
veroordeelt Swartberg tot terugbetaling van hetgeen zij heeft ontvangen van Label Plus op basis van het vonnis van de voorzieningenrechter, behalve voor zover die terugbetaling betrekking heeft op de creditfactuur van € 24.393,60 (met de onder 4.1 bedoelde wettelijke rente daarover), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst tot de dag van terugbetaling;
4.3.
veroordeelt Swartberg tot betaling van € 3.308,50 aan griffierecht als proceskosten van Label Plus tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter:
4.4.
veroordeelt Swartberg tot betaling van de volgende proceskosten van Label Plus in hoger beroep:
€ 6.561,- aan griffierecht
€ 112,37 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Swartberg
€ 10.572,- aan salaris van de advocaat van Label Plus (2 procespunten x appeltarief VII)
4.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.M. Hennekens, G.P. Oosterhoff en J.G.B. Pikkemaat, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.

Voetnoten

2.Vergelijk HR 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6341, ro. 3.4.1. en HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2007:BA1522, ro. 3.2.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.