ECLI:NL:RBOVE:2024:3567

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
C/08/314343 / KG ZA 24-106
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde facturen voor etiketten en labels

In deze zaak heeft Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V. een kort geding aangespannen tegen Label Plus B.V. en haar bestuurder. Swartberg vordert terugbetaling van een bedrag van € 440.780,01, dat zij onverschuldigd heeft betaald voor etiketten die zij nooit heeft besteld of ontvangen. Daarnaast vordert zij betaling van een creditfactuur van € 24.393,60. Label Plus heeft verweer gevoerd en stelt dat de facturen terecht zijn verzonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Swartberg voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een vordering heeft op Label Plus, en heeft de vordering tegen Label Plus grotendeels toegewezen. De vordering tegen de bestuurder is afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een persoonlijk ernstig verwijt. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten toegewezen aan Swartberg, en Label Plus is veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/314343 / KG ZA 24-106
Vonnis in kort geding van 5 juli 2024
in de zaak van
SWARTBERG LEVENSMIDDELEN FABRIEKEN B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Swartberg,
advocaat: mrs. L.R. van Hee en H.T. Flameling,
tegen

1.LABEL PLUS B.V.,

te Enschede,
2.
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: Label Plus en [gedaagde] ,
advocaat: mr. F. Kolkman.

1.Samenvatting

1.1.
Label Plus heeft facturen naar Swartberg gestuurd voor etiketten voor een totaalbedrag van € 440.780,01. Swartberg stelt dat zij deze facturen onverschuldigd heeft betaald, omdat zij de etiketten niet heeft besteld en ook niet heeft ontvangen. Zij vordert terugbetaling. Daarnaast vordert zij betaling van een creditfactuur van € 24.393,60. Volgens Swartberg zijn zowel Label Plus als haar bestuurder [gedaagde] aansprakelijk. Label Plus en [gedaagde] voeren verweer.
1.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat Swartberg een vordering heeft op Label Plus. De vordering tegen Label Plus wordt daarom grotendeels toegewezen. De vordering tegen [gedaagde] wordt afgewezen, omdat voorshands onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] persoonlijk een ernstig verwijt is te maken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 15 april 2024,
- het vonnis in kort geding van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2024, waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Overijssel,
- de oproepingsexploten van 16 mei 2024, waarbij Label Plus en [gedaagde] zijn opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Overijssel,
- de aanvullende producties van Swartberg,
- de producties van Label Plus en [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitaantekeningen van Swartberg,
- de spreekaantekeningen van Label Plus en [gedaagde] .

3.De feiten

3.1.
Swartberg is een bedrijf dat is gespecialiseerd in de productie van pindakaas, pinda’s en cashewnoten.
3.2.
Label Plus is een drukkerij voor etiketten en labels. [gedaagde] is de bestuurder en (middellijk) enig aandeelhouder van Label Plus.
3.3.
Sinds midden 2018 levert Label Plus op bestelling etiketten en labels aan Swartberg.
3.4.
In 2021 heeft Label Plus een factuur van € 26.771,25 en in de periode van 2022 tot en met 2024 heeft Label Plus 25 facturen voor een totaalbedrag van € 414.008,76 naar Swartberg gestuurd voor etiketten en labels voor producten van Vita D’or, een merk van een klant van Swartberg. Swartberg heeft deze 26 facturen betaald. Hierna worden deze facturen de Vita D’or facturen genoemd.
3.5.
Op 26 oktober 2023 heeft Label Plus een factuur van € 27.104,00 naar Swartberg gestuurd voor 400.000 etiketten voor het product XOX Creamy. Die factuur is betaald door Swartberg. Op 8 mei 2024 heeft Label Plus een creditfactuur van € 24.393,60 naar Swartberg gestuurd, omdat Swartberg slechts 40.000 etiketten besteld had.
3.6.
Swartberg heeft bij de rechtbank Rotterdam een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen Label Plus en [gedaagde] . Zij vordert in die procedure de veroordeling van Label Plus en [gedaagde] tot betaling aan haar van een bedrag van € 935.701,00, vermeerderd met rente en kosten. Aan haar vorderingen heeft Swartberg ten grondslag gelegd dat zij facturen van Label Plus tot een bedrag € 911.307,40 onverschuldigd heeft betaald, waaronder de onder 3.4. vermelde Vita D’or facturen. De etiketten en labels waarvoor telkens gefactureerd is, zijn volgens Swartberg (na haar achteraf is gebleken) namelijk nooit besteld door Swartberg en ook nooit aan haar geleverd. [gedaagde] is volgens Swartberg als (middellijk) bestuurder persoonlijk aansprakelijk. Aan (een gedeelte van) de betreffende facturen liggen volgens Swartberg door [gedaagde] vervalste pakbonnen en transportdocumenten ten grondslag.
3.7.
Swartberg heeft ter verzekering van de door haar gepretendeerde vorderingen op Label Plus en [gedaagde] (en na verkregen verlof van de voorzieningenrechter in Rotterdam en een aanvullend verkregen verlof van die voorzieningenrechter) conservatoire beslagen gelegd onder Label Plus en [gedaagde] alsmede onder derden.
4. Het geschil
4.1.
Swartberg vordert – samengevat en na vermindering van eis – veroordeling van Label Plus en [gedaagde] tot betaling van € 465.173,61, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Swartberg legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij een bedrag van in totaal € 911.307,40 aan facturen van Label Plus onverschuldigd heeft betaald. Tot die facturen behoren onder meer 26 facturen van Label Plus van in totaal € 440.780,01, die Swartberg in 2022, 2023 en in 2024 heeft ontvangen en betaald voor etiketten en labels voor Vita D’or producten, die zij echter (naar haar achteraf is gebleken) niet heeft besteld en die nooit zijn geleverd. Zij heeft daarvan geen bestelopdrachten en opdrachtbevestigingen in haar administratie kunnen traceren, en ondanks herhaalde verzoeken daartoe, hebben Label Plus en [gedaagde] haar die niet verstrekt. Verder is het op 8 mei 2024 gecrediteerde bedrag van € 24.393,60 voor de niet bestelde, maar door Swartberg wél betaalde XOX Creamy etiketten nooit betaald. Bij wege van voorschot wordt in dit kort geding de veroordeling van Label Plus tot betaling van het totale bedrag van (€ 440.780,01 + € 24.393,60=) € 465.173,61 gevorderd. Volgens Swartberg is [gedaagde] -als bestuurder van Label Plus- privé aansprakelijk voor het gevorderde bedrag, omdat hij onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld, althans omdat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van malversaties. Volgens Swartberg was [gedaagde] namelijk direct betrokken bij de communicatie over de facturen en heeft hij Swartberg voorzien van pakbonnen met vervalste handtekeningen en vervalste transportdocumenten.
4.3.
Label Plus en [gedaagde] voeren verweer. Zij concluderen dat de vorderingen van Swartberg moeten worden afgewezen, met veroordeling van Swartberg in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (restitutierisico) mocht de bodemrechter anders beslissen.
5.2.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft Swartberg een spoedeisend belang bij haar vordering. Zo heeft Swartberg onweersproken gesteld, gelijk ook blijkt uit de door haar overgelegde beslagstukken, dat zij ten laste van Label Plus en [gedaagde] conservatoire beslagen heeft gelegd onder aan Label Plus en [gedaagde] gelieerde vennootschappen, dat die derdenbeslagen geen doel hebben getroffen, en dat de betreffende derdenverklaringen óf niet zijn ondertekend óf door [gedaagde] zijn ondertekend. Swartberg wil die derdenverklaringen kunnen betwisten. Zolang zij geen vonnis heeft is dat niet mogelijk en bestaat de kans dat er vermogensbestanddelen aan verhaal worden onttrokken. Onder meer hierom wordt geoordeeld dat Swartberg een spoedeisend belang heeft.
5.3.
Het door Label Plus en [gedaagde] gestelde restitutierisico hoeft naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter niet aan de beoordeling van de vordering van Swartberg in dit kort geding en een eventuele toewijzing daarvan in de weg te staan. Blijkens de jaarrekening over het jaar 2022 was dat jaar weliswaar verlieslatend voor Swartberg en was het eigen vermogen negatief, maar Swartberg heeft onweersproken gesteld dat 2022 het enige verlieslatende jaar sinds de invoering van de euro is geweest en dat (zoals ook blijkt uit de overgelegde concept jaarrekening over 2023) het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen over 2023 weer (ruim) positief zijn. Daarbij komt dat aan het restitutierisico naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in casu geen al te groot gewicht hoeft te worden toegekend, nu, gelijk hierna zal blijken, er een behoorlijke kans bestaat dat de vordering van Swartberg op Label Plus in de bodemprocedure zal worden toegewezen.
Vordering tegen Label Plus
5.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Swartberg haar vordering tegenover Label Plus voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Zij stelt dat Label Plus in 2022 tot en met 2024 verschillende bedragen heeft gefactureerd voor etiketten en labels voor Vita D’or producten (de onder 3.4. genoemde Vita D’or facturen), terwijl die etiketten en labels niet besteld en ook niet geleverd zijn. Volgens Swartberg heeft zij etiketten en labels voor Vita D’or producten voor het laatst op 19 november 2021 bij Label Plus besteld en daarna alleen nog bij [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). Swartberg heeft dit onderbouwd met verklaringen. Zo heeft zij een verklaring van een medewerker van [bedrijf] overgelegd, waarin wordt verklaard dat [bedrijf] sinds 15 juli 2021 etiketten voor Vita D’or producten aan Swartberg levert. Daarnaast heeft Swartberg verklaringen van een achttal medewerkers van haar onderneming overgelegd, waarin deze verklaren, kort gezegd, dat zij in hun professionele hoedanigheid bestellingen plaatsen bij leveranciers dan wel goederen in ontvangst nemen van leveranciers en dat zij in de periode van 2022 tot en met 2024 (naar hun beste weten) geen bestellingen voor Vita D’or producten bij Lapel Plus hebben geplaatst of bestellingen van Label Plus voor Vita D’or producten in ontvangst hebben genomen. Label Plus heeft dan wel gesteld dat één van die medewerkers, transportplanner Verhoeven, ten onrechte heeft verklaard dat hij geen labels van Label Plus voor Vita D’or producten in ontvangst heeft genomen, nu zijn handtekening staat op de transportdocumenten, die als productie E-21 en E-22 door Swartberg in het geding zijn gebracht, maar uit productie E-21 (het door Swartberg bij Transmission opgevraagde transportdocument) blijkt niet dat dit ziet op labels voor Vita D’or producten, terwijl productie E-22 het door Label Plus aan Swartberg verschafte transportdocument betreft (gevoegd bij de door Swartberg betwiste en niet betaalde factuur [factuur 1] ) waarvan Swartberg nu juist de betrouwbaarheid gemotiveerd heeft betwist. Ook heeft Label Plus dan wel gesteld dat een andere medewerker van Swartberg, commercieel manager [naam 2] , ten onrechte heeft verklaard dat hij geen enkele bestelling heeft geplaatst bij Label Plus voor Vita D’or producten, terwijl volgens Label Plus uit productie E-24 blijkt dat [naam 2] dit wél heeft gedaan, maar hierin wordt Label Plus niet gevolgd door de voorzieningenrechter. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is uit het boekingsdocument, dat deel uitmaakt van productie E-24, niet op te maken, anders dan Label Plus heeft gesteld, dat [naam 1] namens [naam 2] toestemming heeft gegeven voor een factuur met onder andere labels voor het merk Vita D’or. Bovendien heeft Swartberg de juistheid van de factuur voor de etiketten en labels van Label Plus, die bij productie E-24 zit, en waarop volgens Label Plus kennelijk het boekingsdocument betrekking heeft, juist gemotiveerd betwist. Als die factuur al door [naam 1] geaccordeerd is, wil dat dus nog niet zeggen dat [naam 2] die etiketten en labels daadwerkelijk heeft besteld.
Ten slotte heeft Swartberg een verklaring overgelegd van haar interim hoofd administratie, [naam 3] , waarin deze verklaart, kort gezegd, dat uit administratiecontroles is gebleken dat er kosten voor etiketten voor Vita D’or producten van Label Plus bij de administratie zijn binnengekomen, die niet te koppelen zijn aan bestellingen en/of ontvangen producten. Volgens hem bestelt de inkoopafdeling de etiketten voor Vita D’or bij [bedrijf] en hij verklaart dat de voorraadstroom van die etiketten, zoals die blijkt uit de administratie van Swartberg, in kaart is gebracht. Uit die voorraadstroom tussen 1 januari 2022 en 25 januari 2024, zoals die door [naam 3] is weergegeven in zijn verklaring, kan voorshands worden opgemaakt dat Label Plus de labels en etiketten van de Vita D’or facturen niet heeft geleverd.
5.5.
Label Plus heeft weliswaar verklaringen van vijf van haar medewerkers overgelegd, waarin deze verklaren dat zij in 2022 en 2023 etiketten bij Swartberg hebben aangeleverd, maar uit geen enkele verklaring blijkt specifiek dat het om etiketten voor Vita D’or producten ging, terwijl vaststaat dat in die jaren Label Plus ook etiketten en labels voor niet Vita D’or producten aan Swartberg leverde. Van één van die vijf medewerkers ( [naam 4] ) heeft Label Plus dan wel een aanvullende verklaring overgelegd, waarin deze verklaart pindakaas etiketten van Vita D’or aan Swartberg te hebben geleverd, maar daarin staat niet wanneer dat precies is geweest. Volgens zijn verklaring is dat “in het verleden” geweest. Dat is te vaag. Want dat kan ook in 2020 of in 2021 zijn geweest, althans in de periode dat Swartberg naar zij heeft gesteld nog etiketten en labels voor Vita D’or producten van Label Plus betrok en nog niet van [bedrijf] . Bovendien heeft Swartberg onbetwist gesteld dat [naam 4] degene was die op 19 maart 2024 de etiketten en labels voor Vita D’or producten kwam afleveren bij Swartberg, waarvan Swartberg toen de ontvangst geweigerd heeft, omdat die etiketten en labels niet besteld waren. Wat [naam 4] aanvullend heeft verklaard zou dus kunnen kloppen volgens Swartberg. Maar, zo begrijpt de voorzieningenrechter het standpunt van Swartberg, dat levert nog betalingsverplichting voor Swartberg op.
Naast de voormelde verklaringen van vijf medewerkers heeft Label Plus verklaringen van een drietal medewerkers overgelegd, waarin deze verklaren drukwerk voor Vita D’or producten te hebben gedrukt, maar daarin staat niet wanneer dat drukken heeft plaatsgevonden. Dat kan dus ook in de jaren zijn geweest dat Swartberg, zoals zij heeft gesteld, de etiketten en labels voor de Vita D’or producten nog van Label Plus betrok en nog niet van [bedrijf] . In twee van die drie verklaringen staat ook niet voor wie de drukwerkzaamheden verricht zijn.
De door Label Plus overgelegde verklaringen van haar acht medewerkers zijn naar voorshands wordt geoordeeld dan ook niet voldoende concreet en zijn onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat Swartberg in 2022 en 2023 labels voor Vita D’or producten bij Label Plus heeft besteld en ook onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat Label Plus in 2022 en 2023 etiketten en labels voor Vita D’or producten aan Swartberg geleverd heeft. Voor dit oordeel is ook redengevend dat Label Plus heeft betwist dat Swartberg heeft gehandeld conform het door Swartberg gestelde bestelproces (van eerst een bestelopdracht van Swartberg, gevolgd door een opdrachtbevestiging van Label Pluis) doordat Swartberg telkens telefonische spoedbestellingen plaatste en dat Label Plus pas eind 2023 voor het eerst incidenteel opdrachtbonnen van Swartberg ontving. Geen enkele van de acht medewerkers van Label Plus heeft echter verklaard bestellingen te hebben ontvangen van Swartberg, laat staan voor de etiketten en labels waar de Vita D’or facturen op zien.
Label Plus heeft naast de verklaringen van de voormelde acht werknemers slechts interne documenten overgelegd, waaruit volgens haar zou moeten blijken dat de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien, daadwerkelijk zijn besteld en geleverd. De betrouwbaarheid van die documenten is echter gemotiveerd betwist door Swartberg. Zo heeft Swartberg onder meer onweersproken gesteld, gelijk ook blijkt uit de betreffende stukken, dat op de overgelegde kwaliteitscontrolekaarten, die behoren bij de facturen [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] en [factuur 6] , data worden vermeld die niet te rijmen zijn met de data van de betreffende facturen. Volgens Swartberg duidt dit erop, kort gezegd, dat die kwaliteitscontrolekaarten zijn gefabriceerd (voorzieningenrechter: aangenomen wordt dat Swartberg hiermee heeft bedoeld te stellen dat de kwaliteitscontrolekaarten vals zijn, althans slechts pour besoin de la cause zijn opgemaakt). Ook heeft Swartberg er in dit verband naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter terecht op gewezen dat de kwaliteitscontrolekaarten zeer gebrekkig zijn ingevuld, dat niet steeds te zien is door wie deze zijn ingevuld, en dat er geen verklaring is overgelegd van [naam 5] , één van de medewerkers van Label Plus, die enkele kwaliteitscontrolekaarten geparafeerd zou hebben. Volgens Label Plus is geen verklaring van [naam 5] overgelegd, omdat hij inmiddels uit dienst is, maar zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze omstandigheid er aan in de weg staat bij hem een verklaring op te vragen dat hij de betreffende kwaliteitscontrolekaarten daadwerkelijk heeft geparafeerd. Dit klemt te meer nu mr. Flameling op de mondelinge behandeling heeft verklaard enige dagen vóór de mondelinge behandeling telefonisch contact te hebben gehad met [naam 5] , waarin deze tegen mr. Flameling gezegd zou hebben, dat hij de betreffende kwaliteitscontrolekaarten niet heeft geparafeerd.
Heeft Swartberg de betrouwbaarheid van de overgelegde interne documenten dan ook voldoende gemotiveerd betwist, zodat daar voorshands nauwelijks gewicht aan kan worden toegekend, daarbij komt dat Label Plus ter ondersteuning van haar betoog dat de etiketten en labels van de Vita D’or facturen daadwerkelijk zijn besteld en geleverd geen enkel extern document heeft overgelegd. Label Plus heeft immers geen enkele bestelopdracht, opdrachtbevestiging, transportdocument, of ook meer enige emailcorrespondentie tussen partijen of van Label Plus met derden, zoals met externe transportbedrijven, uit 2022 tot en met 2024 overgelegd met betrekking tot de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien. Dat is moeilijk te verenigen met de door Swartberg toegelichte feitelijke gang van zaken wanneer er door Swartberg bij Label Plus etiketten en labels waren besteld. Uit die toelichting, en uit de door Label Plus ter onderbouwing daarvan overgelegde e-mailcorrespondentie en bijlagen over de jaren 2022 en 2023, is op te maken dat als Swartberg een bestelling deed bij Label Plus er een bestelopdracht was van Swartberg en dat daarop dan een opdrachtbevestiging van Label Plus volgde dan wel, in het geval van een telefonische bestelling door Swartberg, dat die bestelling dan door Label Plus per e-mail werd bevestigd. In elk geval kan uit die e-mailcorrespondentie en bijlagen gevoeglijk worden opgemaakt dat er altijd wel enige communicatie plaatsvond tussen partijen als Swartberg een bestelling deed bij Label Plus, hetgeen de voorzieningenrechter ook alleszins logisch voorkomt. Daarbij komt dat Label Plus heeft gesteld, zoals hiervoor al is overwogen, dat zij pas eind 2023 voor het eerst incidenteel opdrachtbonnen van Swartberg ontving, maar die stelling snijdt naar voorshands wordt geoordeeld geen hout. Die stelling is namelijk niet te verenigen met de bestelopdrachten van 3 mei 2023, 25 juli 2023, 29 juli 2023, 30 oktober 2023 (twee bestelopdrachten) en 10 november 2023, die als bijlagen zijn gevoegd bij de door Swartberg overgelegde, hiervoor genoemde e-mailcorrespondentie tussen partijen over 2022 en 2023. Het ontbreken van externe documenten van Label Plus met betrekking tot de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien, en de overlegging door Label Plus van enkel kwestieuze interne documenten, ondersteunt dan ook de stelling van Swartberg dat er geen opdracht is gegeven voor de levering van de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien en dat die labels en etiketten ook niet geleverd zijn. Tenslotte heeft Label Plus weliswaar nog drie getekende pakbonnen, een aantal ongetekende pakbonnen en een viertal transportdocumenten aan Swartberg doen toekomen, maar nog los van het feit dat de betrouwbaarheid daarvan eveneens gemotiveerd is betwist door Swartberg, zijn die stukken voor de beoordeling van de vordering van Swartberg van geen betekenis, nu die stukken geen betrekking hebben op de Vita D’or facturen.
5.6.
Gelet op het voorgaande bestaat er naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter een behoorlijke kans dat de rechter in de bodemprocedure zal oordelen dat aan de Vita D’or facturen geen bestellingen ten grondslag liggen en dat de betreffende etiketten en labels niet geleverd zijn. Daaraan kunnen niet afdoen de stellingen van Label Plus dat de accountant van Swartberg de onjuistheid van de Vita D’or facturen had moeten ontdekken en dat Swartberg stelt na 19 november 2021 enkel nog etiketten en labels voor Vita D’or producten van [bedrijf] te hebben betrokken, terwijl zij nadien wel de Vita D’or facturen is blijven betalen, niettegenstaande het kennelijk bij Swartberg bestaande meer schijven systeem voor goedkeuring van facturen. Dit, mede gelet op de plausibele stelling van Swartberg dat haar accountant niet alle facturen controleert en dat, gelet op de hoge werkdruk bij Swartberg het aan een deugdelijke controle bij Swartberg heeft ontbroken. Ook het feit dat de directeur/aandeelhouder van Swartberg, [naam 6] , op 16 november 2022 in een telefoongesprek met een rechercheur van de FIOD heeft gezegd dat hij al vermoedde dat Label Plus onderwerp was van het FIOD onderzoek en dat hij toen aan de rechercheur verteld heeft dat Swartberg een aantal keren een aanmaning van de factoringmaatschappij van ABN AMRO had ontvangen voor facturen die bij Swartberg onbekend waren, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding tot een ander voorlopig oordeel. [naam 6] heeft op de mondelinge behandeling daarover verklaard, kort gezegd, en zoals hij blijkens het overgelegde proces-verbaal van FIOD-rechercheur ook tegenover die rechercheur heeft verklaard, dat hij voor wat betreft die aanmaningen geen fraude van de kant van Label Plus vermoedde, dat hij vermoedde dat het bij de facturen waarop de aanmaningen zagen, ging om voorfinanciering van liquiditeit en dat hij daarover contact had gezocht met [gedaagde] , waarna het volgens [naam 6] was opgelost. Volgens [naam 6] was er geen enkele aanleiding om te vermoeden dat er valse facturen werden gestuurd door Label Plus. Dat heeft de FIOD-rechercheur ook niet gezegd volgens hem. Volgens [naam 6] bestond er voor Swartberg dan ook geen aanleiding om na het telefoongesprek met de FIOD-rechercheur extra zorgvuldig naar de facturen van Label Plus te kijken. Mede gelet op deze verklaring van [naam 6] , voor de juistheid waarvan aanknopingspunten te vinden zijn in het proces-verbaal van de FIOD-rechercheur, kan, anders dan Label Plus meent, uit de omstandigheid dat Swartberg na het voormelde telefoongesprek van 16 november 2022 nog 52 facturen van Label Plus heeft betaald, niet geconcludeerd worden dat Label Plus de etiketten en de labels van de Vita D’or facturen daadwerkelijk heeft geleverd.
5.7.
De voorzieningenrechter zal Label Plus dan ook veroordelen tot terugbetaling van de betaalde Vita D’or facturen, met uitzondering van de factuur met nummer [factuur 6] van € 26.771,25. Label Plus heeft namelijk terecht aangevoerd dat dit een factuur van 25 maart 2021 betreft, terwijl Swartberg stelt dat zij de etiketten en labels voor Vita D’or producten pas sinds 15 juli 2021 bij [bedrijf] bestelt. Ook de verklaringen van de medewerkers van Swartberg zien slechts op de jaren vanaf 2022. Voor wat betreft deze factuur is voorshands dan ook onvoldoende gebleken dat deze niet terecht is.
5.8.
Aan het verweer dat Swartberg niet tijdig over de facturen geklaagd heeft, wordt voorbijgegaan. Op het ontvangen van een (foutieve) factuur en het niet klagen daarover is artikel 6:89 BW niet van toepassing. Het aan het ontvangen voorafgaande opstellen en toesturen van een factuur is namelijk geen prestatie in de zin van artikel 6:89 BW (zie onder meer HR 11 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1565). De klachtplicht van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan bovendien niet afdoen aan een terugbetalingsplicht op grond van onverschuldigde betaling, omdat die terugbetalingsverplichting in wezen niet voortvloeit uit een gebrek in de prestatie waar artikel 6:89 betrekking op heeft (vgl. ECLI:NL:PHR:2024:185, onder 3.26.1).
5.9.
Het beroep van Label Plus op rechtsverwerking gaat ook niet op. In dit verband heeft Label Plus gesteld dat Swartberg de geleverde labels al lang en breed heeft doorverkocht. Punt is echter dat voorshands voldoende is komen vaststaan dat er geen etiketten en labels zijn geleverd. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat Swartberg zich niet gedragen heeft op een manier die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (ECLI:NL:HR:1991:ZC0271).
5.10.
De door Swartberg gevorderde betaling van de door Label Plus gestuurde creditfactuur van € 24.393,60 is eveneens toewijsbaar. Vaststaat dat die factuur is gestuurd, omdat door Swartberg teveel was betaald. Er was door Label Plus gefactureerd voor 400.000 etiketten en labels. Na betaling van die factuur is door Swartberg gebleken dat zij slechts 40.000 etiketten en labels had besteld. Daarom heeft Label Plus haar voor het voormelde bedrag gecrediteerd. Dat bedrag betreft dus een onverschuldigd betaald bedrag, zodat ook dit bedrag toewijsbaar is. In totaal zal dan ook een bedrag van (€ 414.008,76 + € 24.393,60 =) € 438.402,36 worden toegewezen.
5.11.
Label Plus heeft nog aangevoerd dat zij een vordering van € 237.703,60 op Swartberg heeft en heeft een beroep op verrekening gedaan. Dat Label Plus een vordering heeft, heeft Swartberg echter gemotiveerd betwist en heeft Label Plus niet nader onderbouwd. Aan dit beroep wordt dan ook op grond van artikel 6:136 BW voorbij gegaan, omdat niet op eenvoudige wijze is vast te stellen of Label Plus daadwerkelijk een vordering op Swartberg heeft.
Wettelijke rente
5.12.
De gevorderde rente is op de wet gegrond (artikel 6:119 BW) en zal dan ook worden toegewezen.
Vordering tegen [gedaagde]
5.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voorshands onvoldoende gebleken dat sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt van [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat hij stukken heeft vervalst. In het bijzonder heeft hij betwist dat hij de pakbonnen en transportdocumenten heeft vervalst. Die stukken hebben (voor zover overgelegd), naar hij terecht heeft gesteld, ook niets te maken met de vordering van Swartberg in dit kort geding. De vordering tegenover [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
Label Plus zal als de jegens Swartberg in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Swartberg worden veroordeeld. Daartoe behoren niet de kosten die Swartberg heeft gemaakt voor de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. Evenmin de kosten van het oproepingsexploot voor de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter bij de rechtbank Overijssel. Die kosten zijn namelijk onnodig gemaakt. Tot de proceskosten behoren wél het griffierecht van € 6.617,00, de kosten van de dagvaarding van € 112,37 en de kosten van de advocaten van Swartberg voor de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel. Dit betreft een bedrag van € 1.661,00. Ook vallen onder de proceskosten de nakosten van € 178,00, die onder de hieronder te bepalen voorwaarden hoger kunnen uitvallen. Tenslotte vallen onder de proceskosten de gemaakte beslagkosten (voor zover gelegd ten laste van Label Plus) van in totaal € 4.136,55. Die bestaan uit € 2.340,55 voor kosten deurwaardersexploten (3 × € 282,27 + 2 × € 180,75 + € 178,52 + 2 × € 286,94 + € 97,57) en € 554,00 voor salaris advocaat. De beslagkosten belopen derhalve een bedrag van € 2.894,55. In totaliteit komen de proceskosten dus neer op een bedrag van € 11.462,92. Ook de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
5.15.
Swartberg zal als de jegens [gedaagde] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. Die kosten betreffen de kosten van de advocaat van [gedaagde] en worden begroot op € 3.322,00 (2 x € 1661,00) en de helft van het door Label Plus en [gedaagde] tezamen betaalde griffierecht van € 6.617,00, oftewel € 3.308,50. Daarnaast is Swartberg nog nakosten van € 178,00 verschuldigd, die onder de hierna te bepalen voorwaarden verhoogd kunnen worden. In totaliteit komen de proceskosten dus neer op een bedrag van € 6.808,50.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt Label Plus om aan Swartberg te betalen een bedrag van € 438.402,36, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Label Plus in de proceskosten van Swartberg, tot op heden vastgesteld op € 11.462,92, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling, en te vermeerderen met een bedrag van € 92,00 en de explootkosten van betekening indien Label Plus niet binnen 14 dagen na heden aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden alsmede met de wettelijke rente over dit bedrag en de explootkosten vanaf de vijftiende dag na die betekening,
6.3.
veroordeelt Swartberg in de proceskosten van [gedaagde] , tot op heden vastgesteld op € 6.808,50, te vermeerderen met een bedrag van € 92,00 en de explootkosten van betekening, indien Swartberg niet binnen 14 dagen na heden aan deze veroordeling heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het door Swartberg meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op
5 juli 2024.