Label Plus heeft weliswaar verklaringen van vijf van haar medewerkers overgelegd, waarin deze verklaren dat zij in 2022 en 2023 etiketten bij Swartberg hebben aangeleverd, maar uit geen enkele verklaring blijkt specifiek dat het om etiketten voor Vita D’or producten ging, terwijl vaststaat dat in die jaren Label Plus ook etiketten en labels voor niet Vita D’or producten aan Swartberg leverde. Van één van die vijf medewerkers ( [naam 4] ) heeft Label Plus dan wel een aanvullende verklaring overgelegd, waarin deze verklaart pindakaas etiketten van Vita D’or aan Swartberg te hebben geleverd, maar daarin staat niet wanneer dat precies is geweest. Volgens zijn verklaring is dat “in het verleden” geweest. Dat is te vaag. Want dat kan ook in 2020 of in 2021 zijn geweest, althans in de periode dat Swartberg naar zij heeft gesteld nog etiketten en labels voor Vita D’or producten van Label Plus betrok en nog niet van [bedrijf] . Bovendien heeft Swartberg onbetwist gesteld dat [naam 4] degene was die op 19 maart 2024 de etiketten en labels voor Vita D’or producten kwam afleveren bij Swartberg, waarvan Swartberg toen de ontvangst geweigerd heeft, omdat die etiketten en labels niet besteld waren. Wat [naam 4] aanvullend heeft verklaard zou dus kunnen kloppen volgens Swartberg. Maar, zo begrijpt de voorzieningenrechter het standpunt van Swartberg, dat levert nog betalingsverplichting voor Swartberg op.
Naast de voormelde verklaringen van vijf medewerkers heeft Label Plus verklaringen van een drietal medewerkers overgelegd, waarin deze verklaren drukwerk voor Vita D’or producten te hebben gedrukt, maar daarin staat niet wanneer dat drukken heeft plaatsgevonden. Dat kan dus ook in de jaren zijn geweest dat Swartberg, zoals zij heeft gesteld, de etiketten en labels voor de Vita D’or producten nog van Label Plus betrok en nog niet van [bedrijf] . In twee van die drie verklaringen staat ook niet voor wie de drukwerkzaamheden verricht zijn.
De door Label Plus overgelegde verklaringen van haar acht medewerkers zijn naar voorshands wordt geoordeeld dan ook niet voldoende concreet en zijn onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat Swartberg in 2022 en 2023 labels voor Vita D’or producten bij Label Plus heeft besteld en ook onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat Label Plus in 2022 en 2023 etiketten en labels voor Vita D’or producten aan Swartberg geleverd heeft. Voor dit oordeel is ook redengevend dat Label Plus heeft betwist dat Swartberg heeft gehandeld conform het door Swartberg gestelde bestelproces (van eerst een bestelopdracht van Swartberg, gevolgd door een opdrachtbevestiging van Label Pluis) doordat Swartberg telkens telefonische spoedbestellingen plaatste en dat Label Plus pas eind 2023 voor het eerst incidenteel opdrachtbonnen van Swartberg ontving. Geen enkele van de acht medewerkers van Label Plus heeft echter verklaard bestellingen te hebben ontvangen van Swartberg, laat staan voor de etiketten en labels waar de Vita D’or facturen op zien.
Label Plus heeft naast de verklaringen van de voormelde acht werknemers slechts interne documenten overgelegd, waaruit volgens haar zou moeten blijken dat de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien, daadwerkelijk zijn besteld en geleverd. De betrouwbaarheid van die documenten is echter gemotiveerd betwist door Swartberg. Zo heeft Swartberg onder meer onweersproken gesteld, gelijk ook blijkt uit de betreffende stukken, dat op de overgelegde kwaliteitscontrolekaarten, die behoren bij de facturen [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] en [factuur 6] , data worden vermeld die niet te rijmen zijn met de data van de betreffende facturen. Volgens Swartberg duidt dit erop, kort gezegd, dat die kwaliteitscontrolekaarten zijn gefabriceerd (voorzieningenrechter: aangenomen wordt dat Swartberg hiermee heeft bedoeld te stellen dat de kwaliteitscontrolekaarten vals zijn, althans slechts pour besoin de la cause zijn opgemaakt). Ook heeft Swartberg er in dit verband naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter terecht op gewezen dat de kwaliteitscontrolekaarten zeer gebrekkig zijn ingevuld, dat niet steeds te zien is door wie deze zijn ingevuld, en dat er geen verklaring is overgelegd van [naam 5] , één van de medewerkers van Label Plus, die enkele kwaliteitscontrolekaarten geparafeerd zou hebben. Volgens Label Plus is geen verklaring van [naam 5] overgelegd, omdat hij inmiddels uit dienst is, maar zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze omstandigheid er aan in de weg staat bij hem een verklaring op te vragen dat hij de betreffende kwaliteitscontrolekaarten daadwerkelijk heeft geparafeerd. Dit klemt te meer nu mr. Flameling op de mondelinge behandeling heeft verklaard enige dagen vóór de mondelinge behandeling telefonisch contact te hebben gehad met [naam 5] , waarin deze tegen mr. Flameling gezegd zou hebben, dat hij de betreffende kwaliteitscontrolekaarten niet heeft geparafeerd.
Heeft Swartberg de betrouwbaarheid van de overgelegde interne documenten dan ook voldoende gemotiveerd betwist, zodat daar voorshands nauwelijks gewicht aan kan worden toegekend, daarbij komt dat Label Plus ter ondersteuning van haar betoog dat de etiketten en labels van de Vita D’or facturen daadwerkelijk zijn besteld en geleverd geen enkel extern document heeft overgelegd. Label Plus heeft immers geen enkele bestelopdracht, opdrachtbevestiging, transportdocument, of ook meer enige emailcorrespondentie tussen partijen of van Label Plus met derden, zoals met externe transportbedrijven, uit 2022 tot en met 2024 overgelegd met betrekking tot de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien. Dat is moeilijk te verenigen met de door Swartberg toegelichte feitelijke gang van zaken wanneer er door Swartberg bij Label Plus etiketten en labels waren besteld. Uit die toelichting, en uit de door Label Plus ter onderbouwing daarvan overgelegde e-mailcorrespondentie en bijlagen over de jaren 2022 en 2023, is op te maken dat als Swartberg een bestelling deed bij Label Plus er een bestelopdracht was van Swartberg en dat daarop dan een opdrachtbevestiging van Label Plus volgde dan wel, in het geval van een telefonische bestelling door Swartberg, dat die bestelling dan door Label Plus per e-mail werd bevestigd. In elk geval kan uit die e-mailcorrespondentie en bijlagen gevoeglijk worden opgemaakt dat er altijd wel enige communicatie plaatsvond tussen partijen als Swartberg een bestelling deed bij Label Plus, hetgeen de voorzieningenrechter ook alleszins logisch voorkomt. Daarbij komt dat Label Plus heeft gesteld, zoals hiervoor al is overwogen, dat zij pas eind 2023 voor het eerst incidenteel opdrachtbonnen van Swartberg ontving, maar die stelling snijdt naar voorshands wordt geoordeeld geen hout. Die stelling is namelijk niet te verenigen met de bestelopdrachten van 3 mei 2023, 25 juli 2023, 29 juli 2023, 30 oktober 2023 (twee bestelopdrachten) en 10 november 2023, die als bijlagen zijn gevoegd bij de door Swartberg overgelegde, hiervoor genoemde e-mailcorrespondentie tussen partijen over 2022 en 2023. Het ontbreken van externe documenten van Label Plus met betrekking tot de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien, en de overlegging door Label Plus van enkel kwestieuze interne documenten, ondersteunt dan ook de stelling van Swartberg dat er geen opdracht is gegeven voor de levering van de etiketten en labels waarop de Vita D’or facturen zien en dat die labels en etiketten ook niet geleverd zijn. Tenslotte heeft Label Plus weliswaar nog drie getekende pakbonnen, een aantal ongetekende pakbonnen en een viertal transportdocumenten aan Swartberg doen toekomen, maar nog los van het feit dat de betrouwbaarheid daarvan eveneens gemotiveerd is betwist door Swartberg, zijn die stukken voor de beoordeling van de vordering van Swartberg van geen betekenis, nu die stukken geen betrekking hebben op de Vita D’or facturen.