In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de aansprakelijkheid van WS Detachering B.V. en Hop Metaalconservering Veenendaal B.V. voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 14 november 2018. [geïntimeerde], die in dienst was bij WS Detachering, was uitgeleend aan Hop en raakte gewond toen hij op een opgestapelde stalen balk stapte in de bedrijfshal van Hop. Hij vorderde een verklaring voor recht dat beide werkgevers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor zijn schade, gebaseerd op artikel 7:658 BW.
De kantonrechter oordeelde dat zowel WS Detachering als Hop aansprakelijk waren, maar beide werkgevers gingen in hoger beroep. Het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter en oordeelde dat beide werkgevers hun zorgplicht niet hadden nageleefd. Het hof stelde vast dat er onvoldoende veiligheidsmaatregelen waren getroffen en dat de instructies die aan [geïntimeerde] waren gegeven niet adequaat waren. De Inspectie SZW had eerder vastgesteld dat er sprake was van overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwetgeving, wat de aansprakelijkheid van de werkgevers verder onderstreepte.
Het hof concludeerde dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [geïntimeerde], en dat de werkgevers niet hadden aangetoond dat zij aan hun zorgplicht hadden voldaan. De vorderingen van [geïntimeerde] werden dan ook toegewezen, en het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter, waarbij de werkgevers hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.