Uitspraak
[appellante],
Van Buuren,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten
Ik vind dat er sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat. De werknemer heeft voor ongeveer 30 uur per week hervat in aangepast eigen werk als instructeur (20-24 uur per week) en deels in overige werkzaamheden als theoriedocent. In de praktijk is gebleken dat zij in het aangepast eigen werk niet verder komt dan 20-24 uur per week en in de overige werkzaamheden als theoriedocent kan alleen voor 6 uur per dag worden uitgevoerd (4 uur lessen bestaan niet en is tevens niet mogelijk). Dit betekent indien de werknemer bij een ieder afzonderlijke werkhervatting (bij de huidige combinatie als instructeur én theoriedocent of alleen als theoriedocent) zal er sprake zijn van een maximale hervattingsomvang van 30 uur per week (…). De werkgever heeft bevestigd dat de hervatte uren per einde wachttijd structureel wordt aangeboden. Hiermee zal de werknemer meer dan 65% van haar maatmanloon realiseren.”
Ik heb aangegeven dat werkgever haar passend werk moet bieden voor 40 uur per week. Wellicht kunnen haar uren uitgebreid worden met theorieles vrachtwagen. Haar contractomvang is 40 uur en er is passend werk bij werkgever aanwezig. Mocht werkgever geen passend werk aanbieden adviseer ik (…) de bond of juridische hulp in te schakelen.”
Zoals het eindrapport van het UWV ook aangeeft hebben wij voldoende gedaan aan onze re-integratie plicht. Het hoogst haalbare hebben wij mevr. [appellante] ook aangeboden, een contract van 28 uur.”
al naar gelang de beoordeling van de bedrijfsarts van de mogelijkheden op dit moment voor het verrichten van het eigen- dan wel passende werkzaamheden”. Ook heeft [appellante] aanspraak gemaakt op betaling van haar loon. Op 19 april 2023 heeft [appellante] verder aangedrongen op inschakeling van de bedrijfsarts en heeft [appellante] zich het recht voorbehouden om anders zelf een deskundigenoordeel aan te vragen.
Ik sprak werknemer op het fysieke spreekuur van 01-08-2023 voor een preventief consult. Ik adviseer een gesprek tussen werkgever en werknemer voor het vinden van een oplossing ten aanzien van de werkgerelateerde problemen. Ik adviseer om het mediation traject dat momenteel loopt voort te zetten.”
Deze medische informatie en mijn beoordeling geven aan dat er geen beperking is ten aanzien van het eigen werk (zoals opgesteld door de werkgever) van de werknemer.”
4.Het oordeel van het hof
grief 1) van [appellante] tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter verder onbesproken blijven. Het hof zal hierna eerst enkele procesrechtelijke kwesties behandelen en zal daarna op de andere bezwaren (grieven) ingaan. De bezwaren zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Grief 2van [appellante] slaagt. De
(incidentele) grief 1van Van Buuren dat [appellante] 70% loon toekomt omdat ze ziek was, slaagt dus niet.
Grief 3van [appellante] slaagt dus niet voor zover deze ziet op de periode van 2 december 2022 tot 1 april 2023.
Grief 3van [appellante] slaagt waar die ziet op deze periode.
Grief 4van [appellante] tegen matiging van de wettelijke verhoging slaagt niet. In de omstandigheden van dit geval zijn onvoldoende gronden aanwezig om de wettelijke verhoging over de loonaanspraak tot 2 december 2022 niet of minder te matigen. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat de verhouding tussen partijen verstoord is geraakt en dat beide partijen daar een rol in hadden. Het hof ziet wel reden voor matiging van de wettelijke verhoging over de loonperiode vanaf 1 april tot 1 december 2023 tot 10%, mede omdat [appellante] in die periode inkomsten via de WIA ontving, ook al moet die uitkering wellicht worden terugbetaald.
(incidentele) grief 2van Van Buuren bouwt voort op de betwisting van Van Buuren van de loonvordering van [appellante] en deelt daarom het lot van de verwerping van die betwisting.
Grief 5van [appellante] is een zogeheten ”veeggrief” die geen zelfstandige betekenis heeft en dus geen nadere beoordeling behoeft. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter vernietigen en de (op een werkweek van 40 uur gebaseerde) loonvordering van [appellante] in kort geding toewijzen, beperkt tot de perioden van 22 augustus 2022 tot 1 december 2022 en van 1 april 2023 tot 1 december 2023. [appellante] heeft haar loonvordering over de eerste periode berekend op € 4.358,93 bruto, welk bedrag als zodanig door Van Buuren niet is betwist. Dit kan dan ook worden toegewezen met 25% wettelijke verhoging over de eerste loonperiode en 10% over de tweede periode en wettelijke rente. De vordering tot afgifte van loonspecificaties wordt in die zin toegewezen dat Van Buuren die dient te verstrekken binnen een maand na dagtekening van dit arrest.