Uitspraak
1.[geïntimeerde1] en
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
BEPALINGEN KOOP-AANNEMINGSOVEREENKOMST”en luidt als volgt:
“na de voltooiing van de thans bestaande bouwplannen”.De erfdienstbaarheid staat immers vermeld onder het kopje
“Bepalingen koop-aannemingsovereenkomst”en het aannemingsgedeelte is uitgewerkt als de woning, plus de eventuele uitbouw, is gerealiseerd. Indien nadien nog opdracht zou worden gegeven om een uitbouw te realiseren, kan dat niet meer als meerwerk ten opzichte van de oorspronkelijke (koop-)aannemingsovereenkomst worden beschouwd; dan zou sprake zijn van een nieuwe overeenkomst van aanneming van werk. Uit de tekst van de erfdienstbaarheid is dus ook niet af te leiden dat de mogelijkheid van 24 cm overbouw voor onbepaalde tijd blijft gelden. Die uitleg is ook niet aannemelijk nu het een nieuwbouwproject betreft (rijtjeshuizen) waarin na voltooiing gewoond gaat worden en mensen dus hun percelen voorzien van bijvoorbeeld schuttingen, schuren en tuininrichting zodat een latere aanbouw door de buren ertoe zou kunnen leiden dat een en ander moet worden verplaatst of verwijderd en tuinen anders moeten worden ingericht. Dat alles dan zonder dat is voorzien in enige financiële vergoeding voor de buurman die moet inschikken. Anders dan [appellante] stelt is het niet zo dat, nu er geen vervaltermijn is opgenomen, dit uitsluit dat de werking van de erfdienstbaarheid eindig is. Er moet immers een onderscheid worden gemaakt tussen de formele gelding (er is hier sprake van een rechtsgeldig gevestigde erfdienstbaarheid) en de inhoud van een erfdienstbaarheid. En wat betreft de inhoud oordeelt het hof dus dat de erfdienstbaarheid inmiddels is uitgewerkt.
“Tot slot hebben [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] voldaan punt 6.3 van het dictum en hebben zij binnen vier maanden na betekening van het vonnis de onrechtmatige verankering hersteld.”
bovengrondseinbreuk waarvan [appellante] de meeste hinder zal hebben ervaren, terwijl het ongedaan maken daarvan voor [geïntimeerden] ook het meest ingrijpend en kostbaar was. Om die reden zal het hof, daarbij gebruik makend van de vrijheid die het toekomt, onderscheid maken tussen de veroordeling tot verwijdering van de overbouw en de veroordeling tot verwijdering van de onderbouw (de poer). Daarbij zal het hof de dwangsom voor het verwijderen van de onderbouw (de poer) stellen op € 50,00 per dag, met een maximum van € 2.500. Het hof zal geen dwangsom verbinden aan de veroordeling tot verwijdering van de overbouw (de tuinkamer), omdat vast staat dat aan dat deel van de veroordeling tijdig is voldaan.